Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Verweerders hebben vergunning verleend voor het plaatsen en in gebruik nemen van een ijsbaan op het Heereplein in Raamsdonksveer. De kern van de bezwaren van verzoekers is het feit dat er gedurende enkele weken 45 parkeerplaatsen niet beschikbaar zijn op het Heereplein en dat de bestaande parkeerdruk nog zal toenemen door de aanzuigende werking van de schaatsbaan. Gebleken is dat verweerders dit belang onder ogen hebben gezien. Met bewegwijzering zal het schaatspubliek naar vier grote parkeerterreinen worden geleid. Verder hebben verweerders gezorgd voor een gratis shuttle-verbinding tussen het Heereplein en deze vier parkeerterreinen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met deze maatregelen redelijkerwijs voldoende tegemoet is gekomen aan de gestelde belangen van verzoekers. Het houden van evenementen op deze locatie is in strijd met het bestemmingsplan. Deze strijdigheid is geen afwijzingsgrond als genoemd in artikel 1:8 van de APV. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan deze strijdigheid alleen meespelen in het kader van de belangenafweging bij het verlenen van medewerking aan het evenement.

Uitspraak



RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11 / 6288 VEROR VV en 11 / 6291 VEROR VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 december 2011 in de zaken tussen

1. [verzoekster sub 1.], gevestigd te Raamsdonksveer,

2. [verzoeksters sub 2.], wonende te Raamsdonksveer,

3. [verzoekster sub 3.], wonende te Raamsdonksveer,

4. [verzoekster sub 4.], wonende te Raamsdonksveer,

verzoekers,

gemachtigde: mr. G.J.A.W.E. van de Kreeke,

en

1. de burgemeester van de gemeente Geertruidenberg en

2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, verweerders.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Stichting [naam stichting], gevestigd te Raamsdonksveer.

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2011 (bestreden besluit) hebben verweerders op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening, de Zondagswet en de Wegenverkeerswet aan Stichting [naam stichting] (hierna: vergunninghouder) vergunning verleend voor het plaatsen en in gebruik nemen van een ijsbaan op het Heereplein in Raamsdonksveer, waarbij het gebruik van de ijsbaan is toegestaan vanaf zaterdag 24 december 2011 tot en met zondag 8 januari 2012, dagelijks van 9.00 tot 22.00 uur.

Verzoekers hebben op 12 december 2011 bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Op dezelfde datum hebben zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2011. Verzoekers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. G.J.A.W.E. van de Kreeke, die werd vergezeld door [naam bestuurder], bestuurder van verzoekster sub 1.

Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door [woordvoerder verweerder], [woordvoerder verweerder] en [woordvoerder verweerder].

Vergunninghouder werd vertegenwoordigd door bestuursvoorzitter [naam bestuursvoorzitter].

Overwegingen

1. Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Op 6 oktober 2011 heeft vergunninghouder op het gemeentehuis van Geertruidenberg een aanvraag ingediend voor een evenementenvergunning voor het plaatsen van een mobiele ijsbaan op het Heereplein in Raamsdonksveer en tenten voor de schaatsverhuur en horeca, één en ander voor de periode van 23 december 2011 tot en met 8 januari 2012. De aanvraag ziet mede op het afsluiten van een gedeelte van het Heereplein. De aanvraag is voor het publiek ter inzage gelegd tot 4 november 2011.

Op 3 november 2011 hebben verzoekers en vijf andere ondernemers zienswijzen ingediend. Daarin hebben zij aangevoerd dat het evenement voor de duur van vier weken op die locatie een desastreuze invloed op hun omzet zal hebben, met name omdat er 50 parkeerplaatsen op het Heereplein vervallen en er voor het winkelend publiek een tekort aan parkeerplaatsen zal ontstaan omdat er geen parkeerplaatsen komen voor het verwachte aantal bezoekers van de ijsbaan. Deze ondernemers hebben in hun zienswijzen zeven alternatieve locaties voor de ijsbaan voorgesteld.

Bij het bestreden besluit hebben verweerders, ieder op basis van zijn eigen bevoegdheid, op grond van artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening en de bepalingen van de Wegenverkeerswet en de Zondagswet, aan vergunninghouder vergunning verleend voor het plaatsen en in gebruik nemen van een ijsbaan op het Heereplein in Raamsdonksveer. Het gebruik is toegestaan vanaf zaterdag 24 december 2011 tot en met zondag 8 januari 2012, dagelijks van 9:00 uur tot 22:00 uur. De opbouw is toegestaan vanaf dinsdag 20 december 2011 na 17:00 uur.

Op 12 december 2011 hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning. In dat kader hebben zij allereerst aangevoerd dat de vergunning zodanig laat is aangevraagd dat verweerders niet mochten overgaan tot het verlenen van de vergunning. Verder maken verzoekers zich zorgen over de parkeercapaciteit omdat er parkeerplaatsen vervallen en de ijsbaan een bijkomende parkeervraag schept die niet met 28 extra parkeerplaatsen opgevangen kan worden, temeer omdat het huidige aantal parkeerplaatsen al ontoereikend is. Dit aspect hebben verweerders niet althans niet kenbaar meegenomen in hun beslissing. De afsluiting van het Heereplein betekent bovendien een slechtere doorstroom van het verkeer naar het centrum. Omdat er in 2010 geen ijsbaan was geplaatst zijn de negatieve gevolgen voor verzoekers met omzetcijfers aan te tonen. Verder hebben verzoekers zes alternatieve locaties voor de ijsbaan aangedragen, die niet zijn onderzocht. Volgens verzoekers hebben verweerders dan ook niet de vereiste zorgvuldigheid betracht bij de vergunningverlening en is het besluit niet deugdelijk gemotiveerd. Verder heeft geen deugdelijke belangenafweging plaatsgevonden. Tot slot hebben verzoekers aangevoerd dat de vergunning door verweerders willens en wetens is verleend in strijd met het bestemmingsplan.

2. In het verzoek om voorlopige voorziening hebben verzoekers aangevoerd dat de verleende vergunning betrekking heeft op de periode van 20 december 2011 tot en met 8 januari 2012, zodat zij de beslissing op hun bezwaar niet kunnen afwachten. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen voor onbepaalde tijd ofwel voor een periode van zes weken.

3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bevoegde voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de beslissing in de hoofdzaak.

4. Op grond van artikel 2:25, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Geertruidenberg 2010 (APV) is het verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

Volgens artikel 1:2 van de APV moet de burgemeester binnen acht weken na de datum van ontvangst van een vergunningaanvraag op die aanvraag beslissen. Aanvragen die minder dan drie weken voor aanvang van het evenement worden ingediend, hoeft de burgemeester niet te behandelen, staat in artikel 1:3, eerste lid, van de APV. Volgens het vierde lid van dat artikel moeten vergunningaanvragen voor een evenement met (boven)regionale betekenis tenminste 26 weken tevoren worden aangevraagd. Voor vergunningaanvragen voor overwegend lokale evenementen of evenementen waarvoor een verkeersbesluit nodig is, geldt een indieningstermijn van tenminste 12 weken.

Op grond van artikel 1:4 van de APV kunnen aan een vergunning voorschriften of beperkingen worden verbonden die strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

Volgens artikel 1:8 van de APV kan een vergunning worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu.

Artikel 4 van de Zondagswet luidt:

1. Het is verboden op Zondag voor 13 uur openbare vermakelijkheden te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen.

2. De gemeenteraad kan bij plaatselijke verordening voor de tijd na 13 uur voor door hem aan te wijzen openbare vermakelijkheden eenzelfde verbod vaststellen als in het eerste lid vervat.

3. De burgemeester is bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde bij het eerste en krachtens het tweede lid; de gemeenteraad kan terzake regels stellen.

4. Ten aanzien van openbare vermakelijkheden, waarvan redelijkerwijze geen beletselen voor de viering van de Zondag en geen verstoring van de openbare rust op de Zondag zijn te duchten, wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald, dat zij niet als openbare vermakelijkheden in de zin van deze wet zullen worden beschouwd.

Artikel 15 van de Wegenverkeerswet 1994 luidt:

1. De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.

2. Maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer geschieden krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan

maken.

5. De voorzieningenrechter dient ambtshalve te beoordelen of het ingediende verzoek om voorlopige voorziening ontvankelijk is en samenhangt met een ontvankelijk bezwaar. In dat verband is ter zitting gebleken dat verzoekers sub 2 niet optreden voor zichzelf maar ten behoeve van hun onderneming. De onderneming wordt geëxploiteerd door de vennootschap onder firma, die zelfstandig bevoegd is om als procespartij op te treden. Om die reden zal de voorzieningenrechter de vennootschap onder firma als materiële procespartij aanmerken.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat de verleende vergunning uit drie deelbesluiten, namelijk een evenementenvergunning van de burgemeester op grond van artikel 2:25 van de APV, een ontheffing van de burgemeester als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Zondagswet en een verkeersbesluit van burgemeester en wethouders op grond van de Wegenverkeerswet 1994 tot afsluiting van een deel van het Heereplein voor het verkeer. De deelbesluiten op grond van de Zondagswet en de Wegenverkeerswet 1994 kennen geen afgebakend toetsingskader: aan deze besluiten ligt enkel een afweging van betrokken belangen ten grondslag. Aan de verlening van de evenementenvergunning moet een toetsing aan de weigeringsgronden als genoemd in artikel 1:8 van de APV voorafgaan. Verder moet ook hier een afweging van de betrokken belangen plaatsvinden. De belangenafweging door verweerders mag de bestuursrechter slechts terughoudend toetsen. In dat kader is de toetsing van de voorzieningenrechter beperkt tot beantwoording van de vraag of het toestaan van de ijsbaan voor verzoekers leidt tot een onevenredig groot nadeel.

Het meest ver strekkende argument van verzoekers is de stelling dat de burgemeester niet bevoegd was de evenementenvergunning te verlenen omdat deze te laat is aangevraagd. De voorzieningenrechter volgt verzoekers in het standpunt dat [naam evenement] aangemerkt kan worden als een (boven)regionaal evenement. Omdat er ook een verkeersbesluit genomen moet worden, had de vergunning tenminste twaalf weken voor aanvang van het evenement aangevraagd moeten worden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is die termijn echter geen fatale termijn (die bedraagt volgens artikel 1:2 van de APV drie weken ) maar een termijn van orde. Met andere woorden: indiening op een te korte termijn hoeft op zichzelf niet bezwaarlijk te zijn zolang de burgemeester naar diens oordeel voldoende gelegenheid heeft om de aanvraag zorgvuldig te behandelen. Gebleken is dat er een informatieavond is gehouden over de voorgenomen komst van de schaatsbaan, dat de aanvraag ter inzage heeft gelegen voor het publiek en dat verzoekers van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt om zienswijzen in te dienen, die de burgemeester bij het nemen van zijn beslissing op de aanvraag heeft betrokken. Op verzoek van de burgemeester is de aanvraag aangevuld. In de tussentijd heeft vergunninghouder met een ondernemersorganisatie nog overleg gehad over alternatieve locaties voor de ijsbaan. Weliswaar staat op pagina 2 van deel B van de gemeentelijke Evenementennota dat te laat ingediende aanvragen niet in behandeling worden genomen, maar op grond van artikel 4:84 van de Awb mag de burgemeester van die gepubliceerde gedragslijn afwijken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aanvraag niet onzorgvuldig is behandeld en verzoekers hebben de gelegenheid gehad hun standpunt naar voren te brengen.

De ingediende aanvraag is voor verweerders leidend. Dat wil zeggen dat voor hen de keuze van de aanvrager voor het Heereplein een gegeven is. Overigens is het Heereplein in de Evenementennota aangewezen als locatie voor (boven)regionale evenementen en het overleg tussen vergunninghouder en een ondernemersorganisatie heeft niet geleid tot het vinden van een andere locatie die beter geschikt is. Het geschil spitst zich toe op de vraag hoe de aan de gekozen locatie verbonden nadelen door verweerders zijn ondervangen.

De kern van de bezwaren van verzoekers is het feit dat er gedurende enkele weken 45, naar hun mening belangrijke, parkeerplaatsen niet beschikbaar zijn op het Heereplein en dat de bestaande parkeerdruk nog zal toenemen door de aanzuigende werking van de schaatsbaan. Gebleken is dat verweerders dit belang onder ogen hebben gezien. De extra parkeervraag door de aantrekkingskracht van de ijsbaan voor publiek uit met name Oosterhout en Hank hebben verweerders aan de hand van de ASVV-normen berekend op 28 parkeerplaatsen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is die berekening niet onredelijk. De in totaal 73 benodigde parkeerplaatsen hoeven niet speciaal te worden aangelegd indien er in de openbare ruimte al voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Er heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de parkeermogelijkheden binnen een straal van 600 meter van de schaatsbaan. Verzoekers hebben niet betwist dat er binnen een straal van 200 meter drie grote parkeerterreinen met een lage bezettingsgraad zijn, te weten aan de Gangboord (75 parkeerplaatsen), aan de Kardeel (125 plaatsen) en aan het Rembrandtplein (75 plaatsen). Op iets grotere afstand ligt het parkeerterrein aan de Triangel (130 parkeerplaatsen) met een erg lage bezettingsgraad. Met bewegwijzering zal het schaatspubliek naar deze parkeerterreinen worden geleid. Verder hebben verweerders gezorgd voor een gratis shuttle-verbinding tussen het Heereplein en deze vier parkeerterreinen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat met deze maatregelen redelijkerwijs voldoende tegemoet is gekomen aan de gestelde belangen van verzoekers.

Tot slot hebben verzoekers aangevoerd dat het toestaan van een schaatsbaan op deze locatie in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Volgens dat plan geldt er op deze locatie de bestemming ‘verkeersdoeleinden’. Het houden van evenementen op gronden met deze bestemming is in strijd met artikel II.16 van de planvoorschriften. De strijdigheid met het bestemmingsplan is geen afwijzingsgrond als genoemd in artikel 1:8 van de APV. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan deze strijdigheid alleen een rol spelen in het kader van de belangenafweging bij het verlenen van medewerking aan het evenement. Uit de door verzoekers overgelegde beleidsnotitie van 21 september 2011 blijkt dat deze omstandigheid inderdaad is meegewogen. Aan deze omstandigheid komt echter geen zwaarwegend belang toe, nu de exploitatie van de ijsbaan een tijdelijk evenement betreft en het college van burgemeester en wethouders onder de huidige regelgeving in voorkomend geval een vrijstelling van het bestemmingsplan kan verlenen voor een afwijkend gebruik van althans 15 dagen.

Het ontbreken van de benodigde vrijstelling van het bestemmingsplan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter hierom in dit geval niet een zodanig zwaarwegend gebrek in de besluitvorming dat het belang van verzoekers bij schorsing van het bestreden besluit zwaarder moet wegen dan het belang van vergunninghouder en het algemeen belang bij het doorgaan van het evenement. Dat betekent dat de voorzieningenrechter, na afweging van de betrokken belangen, het verzoek om voorlopige voorziening afwijst.

6. Omdat het verzoek wordt afgewezen, is er geen aanleiding voor een veroordeling van verweerders in de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.W.M. Pulskens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. de Baar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2011.

mr. De Baar, griffier mr. Pulskens, voorzieningenrechter

Afschrift verzonden aan partijen op: 23 december 2011

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature