Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

"De Oosterhoutse Kaneelstok". Merkenrecht.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK BREDA

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 240234 / KG ZA 11-515

Vonnis in kort geding van 26 oktober 2011

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CINQUE TERRE BV, gevestigd te Oosterhout,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

OOSTERHOUTSE KANEELSTOK BV,

eiseressen,

advocaat mr. M.A. Mak,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CARMEL BV,

gevestigd te Oosterhout,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CARMEL CANDY BV,

gevestigd te Oosterhout,

gedaagden,

advocaat mr. T. van Riel.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- het herstelexploot

- de brief d.d. 7 oktober 2011 van de zijde van gedaagden met producties 1 t/m 12

- het faxbericht d.d. 10 oktober 2011 van de zijde van gedaagden met producties 13 t/m 16

- de brief d.d. 10 oktober 2011 van de zijde van eiseressen met producties 1 t/m 37

- het faxbericht d.d. 10 oktober 2011 met 1 productie

- de akte wijziging van eis

- de mondelinge behandeling d.d. 11 oktober 2011

- de pleitnota van de zijde van eiseressen

- de pleitnota van de zijde gedaagden.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. Het geschil

2.1. Eiseressen vorderen, na wijziging van eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

1. Gedaagden ieder afzonderlijk te gebieden met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op al de merken en andere onderscheidingsmiddelen van eiseres sub 1 en/of eiseres sub 2, waaronder het gebruik van het Stuvé merk voor nougat en het gebruik van aanduidingen als “(Tom Sweets) De Kaneelstok uit Oosterhout”, te staken en gestaakt te houden waarbij geldt dat dit verbod ten aanzien van niet ingeschreven merken ingaat veertien dagen na de schriftelijke sommatie van eiseres sub 1 en/of eiseres sub 2;

2. Gedaagden ieder afzonderlijk te gebieden binnen twee dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis de nog bij haar aanwezige voorraad van producten waarop het merk Stuvé ook maar op enige wijze is aangebracht om niet over te dragen aan eiseressen althans een door hen aan te wijzen derde in afwachting van het vonnis in de bodemprocedure;

3. Gedaagden ieder afzonderlijk te gebieden binnen vier weken na heden alle banners met daarop de tekst Tom Sweets, De Kaneelstok uit Oosterhout om niet aan eiseressen over te dragen althans een door hen te wijzen derde in afwachting van het vonnis in de bodemprocedure;

4. Gedaagden ieder afzonderlijk te gebieden binnen twee weken na het betekenen van het in deze te wijzen vonnis aan de raadsvrouwe van eiseressen een verklaring over te leggen van een registeraccountant waaruit het volgende blijkt:

a. aan wie gedaagden de Stuvé nougat, voorzover zij die niet meer in voorraad hebben, hebben afgeleverd op wat voor wijze dan ook;

b. aan wie gedaagden banners hebben uitgereikt met daarop “Tom Sweets De Kaneelstok uit Oosterhout” met vermelding van de datum van uitreiking en de naam en het adres van de betreffende afnemer.

5. Gedaagden te gebieden binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis aan de in punt 4. opgenomen afnemers van de banners de volgende brief te sturen met uitsluitend de navolgende inhoud:

Adres

Geachte afnemer,

Wij hebben u recentelijk een banner verstrekt van Tom Sweets De Kaneelstok uit Oosterhout. Bij vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda van […] 2011 is bepaald dat deze banner inbreuk maakt op de rechten van Cinque Terre B.V., de koper van de boedel van Rens Joosen Suikerwerken B.V., en de aan haar verbonden vennootschap De Oosterhoutse Kaneelstok B.V. Wij verzoeken u de banner onmiddellijk aan ons terug te sturen. Wij zullen de banners aan Cinque Terre ter bewaring overhandigen.

Hoogachtend,

[…]

onder gelijktijdige verzending van een copie van al die brieven aan de raadsvrouwe van eiseressen;

6. Gedaagden te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van EURO 50.000,00 per dag of gedeelte van de dag wanneer zij geheel of gedeeltelijk in strijd handelen met de hierboven aangegeven geboden/verboden of in strijd met de waarheid verklaren of EURO 500,00 per inbreukmakende handeling zulks ter uitsluitende keuze van eiseressen;

7. De termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv te bepalen op zes maanden na het in deze te wijzen vonnis;

8. Gedaagden op basis van artikel 1019h Rv te veroordelen in de werkelijk door eiseressen gemaakte kosten.

2.2. Gedaagden voeren verweer.

2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3. De beoordeling

3.1. Tussen partijen staat het volgende vast.

- De besloten vennootschap Rens Joosen Suikerwerken BV. (hierna: Rens Joosen) was rechthebbende op de volgende Benelux-merken:

? Stuvé, klasse 30 (Suikerbakkerswaren; nogaproducten) met inschrijvingsnummer 0680649

? Willem Stuvé Haarlem, klasse 30 (Noga) met inschrijvingsnummer 0004027

? Willem Stuvé’s Nougat, klasse 30 (Noga) met inschrijvingsnummer 0739760

? De Oosterhoutse Kaneelstok, klasse 30 (Suiker, banketbakkers- en suikerbakkerswaren, specerijen, snoepgoed) met inschrijvingsnummer 0847845

? De Oosterhoutse Kaneelstok, klasse 30 (Suikerbakkerswaren) met inschrijvingsnummer 0568272

- Rens Joosen bracht nougatproducten op de markt onder het merk Stuvé. Het Stuvé nougatmerk is een zeer bekend merk. Voorts bracht Rens Joosen kaneelstokken op de markt onder het merk De Oosterhoutse Kaneelstok.

- Rens Joosen liet de nougatproducten produceren door de Belgische fabrikant Carlier b.v.b.a.

- Rens Joosen is op 9 augustus 2011 failliet verklaard.

- Gedaagden zijn blijkens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel beide groothandels in snoepwaren. Gedaagden hebben uit het faillissement van de besloten vennootschap Tom Sweets, de andere onderneming in Oosterhout die kaneelstokken produceerde, onder andere het woordmerk T.O.M. Sweets en machines overgenomen.

Gedaagden produceren vanaf medio 2009 onder meer kaneelstokken en brengen deze onder het merk Tom Sweets op de markt.

- Op 12 augustus 2011 heeft de Belgische fabrikant Carlier een partij nog bij haar aanwezige nougatproducten voorzien van het merk Stuvé verkocht en geleverd gedaagden. Gedaagden hebben deze Stuvé nougatproducten aangeboden en verkocht aan afnemers (kermisexploitanten).

- Gedaagden hebben na het faillissement van Rens Joosen de banner met de tekst “Tom Sweets De Kaneelstok uit Oosterhout” op hun fabriekspand aangebracht en verspreid aan kermiskraamhouders die, ondermeer, Tom Sweets kaneelstokken verkopen. Hieronder worden de door eiseressen in de dagvaarding opgenomen foto’s van het gebruik van de banner weergegeven.

- Bij akte van 19 augustus 2011 zijn de materiële activa van Rens Joosen overgenomen door eiseres sub 2 en de immateriële activa -zoals de merken De Oosterhoutse Kaneelstok en Stuvé- verkocht en geleverd aan eiseres sub 1.

Bevoegdheid

3.2. De voorzieningenrechter is bevoegd kennis te nemen van onderhavige vorderingen op grond van het BVIE aangezien gedaagden beide in Oosterhout (Noord-Brabant) zijn gevestigd.

Spoedeisendheid

3.3. De spoedeisendheid van de gevorderde voorzieningen volgt uit de door eiseressen gestelde -vrees voor nieuwe- inbreuk op hun merkrechten.

Ontvankelijkheid

3.4. Gedaagden voeren aan dat eiseressen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen en zij stellen daartoe het volgende. Volgens art. 2.33 BVIE kan een overdracht niet aan derden worden tegenge¬worpen dan na inschrijving van het depot van een uittreksel van de akte waaruit de overgang blijkt. De overeenkomst van overdracht dateert van 19 augustus 2011 en uit de registers blijkt dat de inschrijvingen van de IE-rechten zijn aangetekend op 27 september 2011. De overdracht kan pas vanaf 27 september 2011 aan gedaagden worden tegengeworpen. Gedaagden stellen dat zij op of na 27 september 2011 geen nougat met het merk Stuvé hebben verkocht en dat sinds 27 september 2011 de banner niet meer op hun bedrijfspand aanwezig is en dat zij marktkraamhouders hebben geïnformeerd dat zij de banner niet meer dienen te gebruiken.

3.5. Het verweer wordt verworpen. De voorzieningenrechter is met eiseressen van oordeel dat een inbreukmaker zich niet op de niet inschrijving van het merk kan beroepen. Dit volgt uit de uitspraak van het Benelux Gerechtshof van 28 februari 2003, NJ 2003, 284 (Dreentegels). Het Gerechtshof heeft geoordeeld dat, mede gelet op de gekozen bewoordingen ‘kan niet aan derden worden tegengeworpen’, kan worden aangenomen dat de strekking van art. 11, onder C, (oud) BMW (voorzieningenrechter: thans art. 2.33 BVIE) is bescherming te bieden aan derden voor wier rechtspositie het van belang is te weten of en zo ja wanneer een merkrecht is overgedragen of een licentie is verleend. Die strekking brengt naar het oordeel van het Gerechtshof evenwel niet mee dat die bescherming zonder enige beperking ook dient te worden geboden aan degenen die volgens de stellingen van de merkhouder van het merk gebruik maken op een wijze waartegen de merkhouder zich op de voet van art. 13 BMW (voorzieningenrechter: thans art. 2.20 BVIE) kan verzetten.

3.6. Daarnaast geldt dat door gedaagden niet is betwist de stelling van eiseressen dat iedere vordering van Rens Joosen terzake een merk- of handelsnaaminbreuk jegens enige derde, en mitsdien ook jegens gedaagden, in de overdracht van activa als bedoeld in de overeenkomst van 19 augustus 2011 is inbegrepen.

De vorderingen

Vordering 1.

3.7. Vordering 1. bestaat uit vele deelvorderingen die hierna afzonderlijk beoordeeld worden.

3.8. Gedaagden hebben erkend dat zij een partij nougat, waarvan de verpakking voorzien was van het merk Stuvé, van de Belgische fabrikant hebben gekocht en hebben doorverkocht aan kermisexploitanten, zonder dat de merkgerechtigde toestemming had gegeven voor het in het economisch verkeer brengen van deze partij merkartikelen.

3.9. Dit vormde merkinbreuk onder art. 2.20 lid 1 jo lid 2 BVIE, in de meest elementaire vorm.

3.10. Gedaagden hebben aanvankelijk deze inbreuk feitelijk ontkend bij monde van hun advocaat. Later hebben zij toegegeven dat deze verkoop zonder toestemming van de merkgerechtigde plaatsvond.

3.11. Ter zitting hebben gedaagde juridisch betwist dat er sprake zou zijn van merkinbreuk met de redenering: de Belgische fabrikant was eigenaar van de partij, mocht en kon eigendom doorleveren, en hetzelfde gold voor gedaagden. Deze redenering miskent echter volledig het eigene van een merkrecht.

3.12. Zowel de feiten als de verdediging ervan scheppen gegronde vrees voor herhaalde merkinbreuk in de toekomst. Een verbod van merkinbreuk ten aanzien van de huidige merkrechten van eiseressen is daarom op zijn plaats. Een ruime formulering van dit verbod is gerechtvaardigd in deze omstandigheden. Er bestaat ook dreiging van inbreuk in andere vormen dan die waarin de merkinbreuk tot heden is gepleegd. Te ver gaat echter om nu reeds een verbod uit te spreken ten aanzien van merken die eiseressen nog niet hebben.

3.13. Het petitum behelst een verbod op het gebruik van andere onderscheidingsmiddelen van eiseressen. Dit is echter te vaag en te weinig concreet onderbouwd. Dit onderdeel zal worden afgewezen.

3.14. Het petitum behelst tenslotte een verbod om de aanduiding “(Tom Sweets) De Kaneelstok uit Oosterhout” te gebruiken.

3.15. Partijen zijn verdeeld over de vraag of gedaagden merkinbreuk plegen door gebruik van deze aanduiding. En concreet: of gedaagden inbreuk hebben gepleegd door a) de banner, eigendom van gedaagden, (in de feiten visueel aangegeven) te laten gebruiken, in huur, door de kermisexploitanten op hun kraam en door b) dit zichtbaar vanaf de straat aan te brengen op hun pand in Oosterhout.

3.16. Eiseressen hebben gesteld dat dit inbreuk oplevert op het zeer bekende merk “De Oosterhoutse Kaneelstok”. Gedaagden hebben aangevoerd dat dit merk slechts een geringe beschermingsomvang heeft omdat het onderdeel “kaneelstok” puur de aard van de waar beschrijft en het haar vrij staat om aan het publiek te communiceren dat háár kaneelstokken uit Oosterhout afkomstig zijn. Bovendien stond haar eigen beeldmerk, waarin de woorden Tom Sweets zijn verwerkt, groot en zichtbaar zowel voor als achter de tekst “De Kaneelstok uit Oosterhout”, zodat het publiek wist dat de tekst sloeg op de kaneelstok van gedaagden en niet op die van eiseressen.

3.17. Het aangevallen teken is niet gelijk aan het merk. Er is wel sprake van een overeenstemmend teken, gebruikt in het economisch verkeer om in de situatie a) de aandacht te trekken van het kermispubliek. Inbreuk op het merk is er wanneer sprake is van gebruik in het economisch verkeer voor waren van gedaagden en als bij het in aanmerking te nemen publiek verwarring kan ontstaan (art. 2.20 lid aanhef en sub b BVIE), of als gedaagden zonder geldige reden enig ongerechtvaardigd voordeel trekken uit of afbreuk doen aan het onderscheidend vermogen van het merk (art. 2.20 lid 1 aanhef en sub d BVIE).

3.18. Ten aanzien van situatie a): Eiseressen voeren zelf aan dat het merk van gedaagden op de banner op de kraam voor het kermispubliek niet opvalt, niet wordt waargenomen als merk maar slechts als kleurige bloemfiguur. Daarvan uitgaande valt niet in te zien dat de banner gebruik zou opleveren voor de waren, kaneelstokken, van gedaagden. De tekst kan slaan op alle kaneelstokken uit Oosterhout, inclusief die van eiseressen. Dan valt bij deze benadering van eiseressen niet in te zien dat zij benadeeld zouden kunnen zijn door de banner op de kermis. Aan het publiek zou dan immers slechts de tekst opvallen en het zou menen dat dit reclame is van de merkhouder zelf, eiseres sub 1. Dit temeer nu aan te nemen is dat de kraam gevuld is met waren van allerhande aard en herkomst, waaronder de kaneelstok van eiseressen. Gesteld noch gebleken is dat het feitelijk anders lag in deze zaak.

3.19. Gelet op de inhoud van de pleitnota wensen eiseressen óók beoordeling op basis van de aanname dat het kermispubliek wél ziet dat het merk Tom Sweets vóór en achter de tekst staat. Gelet op de foto die eiseressen zelf hebben opgenomen in de dagvaarding oordeelt de voorzieningenrechter het merk “Tom Sweets” voor oppervlakkig waarnemend kermispubliek goed herkenbaar als zodanig. Dan is er sprake van een tekst op het spandoek die overeenstemming vertoont met het merk “De Oosterhoutse Kaneelstok”. Voldoende aannemelijk is dat dit een bekend merk is. De tekst vertoont auditieve, visuele en begripsmatige gelijkenis met het merk van eiseres, welke gelijkenis bij het in aanmerking te nemen publiek, het normale kermispubliek, de indruk kan wekken dat er verband bestaat tussen de producent van de Tom Sweets kaneelstok en die van “De Oosterhoutse Kaneelstok”. Vermelding van de aard van de waar (kaneelstok) en herkomst (uit Oosterhout) is volgens art. 2.23 BVIE vrij voor zover er sprake is van eerlijk gebruik in de nijverheid of handel. Gelet op de bekendheid van het merk oordeelt de voorzieningenrechter het tekstonderdeel “uit Oosterhout” in dit geval in strijd met eerlijk gebruik. Onweersproken staat vast dat gedaagden vóór het faillissement van de merkhouder van “De Oosterhoutse Kaneelstok” nimmer gebruik hebben gemaakt van deze banner of van soortgelijke uitingen. Ook onweersproken staat vast dat gedaagden zelf met de curator in het faillissement contact hebben gehad over de mogelijke overname van het bewuste merk, en dat dit overleg niets opleverde omdat de curator alle materiële en immateriële activa in één koop wenste te verkopen, en dat gedaagden dit niet wilden. Waarom er plotseling, tijdens die faillissements¬situatie en de beoogde overdracht van het alle materiële en immateriële activa van de failliet een nieuw en te respecteren belang zou bestaan bij mededeling aan de consument dat gedaagden kaneelstokken in Oosterhout produceren valt niet in te zien. Gedaagden hebben gesteld dat zij werden opgebeld door huilende kermisexploitanten die wanhopig waren omdat zij geen kaneelstokken uit Oosterhout konden inkopen en verkopen en dat zij de banner uitreikten om deze mensen te helpen en gerust te stellen. Dit overtuigt niet. Gedaagden wisten uit het contact met de curator dat “De Oosterhoutse Kaneelstok” zou doorstarten. De enkele mededeling hiervan zou al voldoende geruststelling zijn geweest. Het dominant te onderkennen belang van gedaagden bij de banner, op dat moment en in die situatie, was het aanhaken bij en afbreuk doen aan de naamsbekendheid van het merk dat door het faillissement wat kwetsbaarder was. Dat is geen eerlijk gebruik van herkomst¬vermelding. De banner vormde daardoor merkinbreuk.

3.20. Ten aanzien van situatie b) geldt hetzelfde.

3.21. De banner leverde dus merkinbreuk op en geeft aanleiding om te vrezen voor nieuwe inbreuk door gedaagden op het merk “De Oosterhoutse Kaneelstok”.

3.22. Andere grondslagen voor de vorderingen betreffende de banner behoeven hierdoor geen bespreking meer.

3.23. Ter vermijding van executiegeschillen wordt op wens van eiseres het navolgende overwogen. Partijen hebben ter zitting besproken of het in voorraad hebben van nougat, voorzien van de verpakking met het merk van eiseressen, merkinbreuk oplevert. Gedaagden hebben gesteld dat zij deze voorraad niet houden om deze, met de merkverpakking, in de handel te brengen. Zij willen deze verpakking geheel verwijderen, een andere verpakking er om doen en dan verkopen. Eiseressen hebben, terecht, onderschreven dat dit toelaatbaar is en dat het in voorraad houden dan geen merkinbreuk oplevert. Zij handhaven, evenzeer terecht, dat het overstickeren van de verpakking, zodat het oorspronkelijke merk er wel op blijft, wél merkinbreuk oplevert.

3.24. In het vorenstaande is gemakshalve gesproken over “eiseressen” en “gedaagden”. Beide eiseressen hebben de vorderingen tegen beide gedaagden geformuleerd. Onderzocht moet worden of daartoe grond bestaat ten aanzien van de toewijsbare delen van de vordering.

3.25. In de dagvaarding worden beide gedaagden zonder onderscheid verantwoordelijk gesteld voor de vastgestelde merkinbreuken. Gedaagden voeren terzake deze onverdeelde verantwoordelijkheid geen verweer. Dit maakt de veroordeling toewijsbaar tegen beide gedaagden.

3.26. Toewijsbaar is het verbod op merkinbreuk op alle merken van eiseres sub 1 die genoemd zijn in de dagvaarding. Aan de vordering van eiseres sub 2 is geen onderbouwing gegeven in de dagvaarding. Ter zitting is gesteld dat eiseres sub 2 een licentie krijgt. Dit is op dit moment onvoldoende onderbouwing. De vordering van eiseres sub 2 behoort daarom te worden afgewezen.

Gelet op de merkrechtelijke vorderingen van eiseres sub 1 die worden toegewezen en de onderlinge verbondenheid tussen eiseressen, heeft eiseres sub 2 geen afzonderlijk belang bij haar vorderingen gebaseerd op onrechtmatige inbreuk op haar handelsnaam.

Vordering 2.

3.27. De overwegingen hiervoor ten aanzien van de voorraad en het voornemen tot ompakken geven aanleiding deze vordering af te wijzen.

Vordering 3.

3.28. Deze vordering tot afgifte is toewijsbaar op grond van art. 2.21 lid 3 BVIE.

Vorderingen 4. en 5.

3.29. Vorderingen 4. en 5. zijn gebruikelijk en toewijsbaar. De verklaring van een AA- accountant biedt voldoende waarborg.

Vordering 6.

3.30. Een dwangsom van EURP 5.000,00 per overtreding komt als voldoende prikkel tot nakoming voor, met een maximum van EURO 50.000,00.

Vordering 7.

3.31. Nu sprake is van een voorlopige maatregel als bedoeld in artikel 50 lid 1 TRIPs Verdrag, moet ingevolge art. 1019i Rv een termijn worden bepaald voor het instellen van de eis in de hoofdzaak. Een termijn van zes maanden wordt daartoe redelijk geacht.

Vordering 8.

3.32. Gedaagden worden als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Eiseres sub 1 vordert op grond van artikel 1019h Rv een volledige vergoeding van de proceskosten en stelt dat ten behoeve van dit kort geding voor een bedrag van EURO 18.328,66 aan kosten zijn gemaakt.

Anders dan eiseres sub 1 stelt is de zaak voor een merkenzaak niet gecompliceerd te oordelen en is het maximale tarief voor een eenvoudig kort geding ad EURO 6.000,00, vermeerderd met de dagvaardingskosten ad EURO 76,31 en het griffierecht ad EURO 560,00, passend.

De kosten van het herstelexploot dienen voor rekening van eiseres sub 1 te blijven.

4. De beslissing

De voorzieningenrechter

4.1. gebiedt gedaagden ieder afzonderlijk met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op al de huidige merken van eiseres sub 1 zoals genoemd in punt 2. van de dagvaarding, waaronder het gebruik van het Stuvé merk voor nougat en het gebruik van aanduidingen als “(Tom Sweets) De Kaneelstok uit Oosterhout” te staken en gestaakt te houden,

4.2. gebiedt gedaagden ieder afzonderlijk binnen vier weken na betekening van dit vonnis alle banners met daarop de tekst Tom Sweets, De Kaneelstok uit Oosterhout om niet aan eiseres sub 1 over te dragen althans aan een door eiseres sub 1 te wijzen derde in afwachting van het vonnis in de bodemprocedure,

4.3. gebiedt gedaagden ieder afzonderlijk binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan de raadsvrouwe van eiseres sub 1 een verklaring over te leggen van een

AA-accountant waaruit het volgende blijkt:

a. aan wie gedaagden de Stuvé nougat, voor zover zij die niet meer in voorraad hebben, hebben afgeleverd op wat voor wijze dan ook;

b. aan wie gedaagden banners hebben uitgereikt met daarop “Tom Sweets De Kaneelstok uit Oosterhout” met vermelding van de datum van uitreiking en de naam en het adres van de betreffende afnemer,

4.4. gebiedt gedaagden binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan de in punt 4.3. opgenomen afnemers van de banners de volgende brief te sturen met uitsluitend de navolgende inhoud:

Adres

Geachte afnemer,

Wij hebben u recentelijk een banner verstrekt van Tom Sweets De Kaneelstok uit Oosterhout. Bij vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Breda van 26 oktober 2011 is bepaald dat deze banner inbreuk maakt op de rechten van Cinque Terre B.V., de koper van de boedel van Rens Joosen Suikerwerken B.V. Wij verzoeken u de banner onmiddellijk aan ons terug te sturen. Wij zullen de banners aan Cinque Terre ter bewaring overhandigen.

Hoogachtend,

[…]

onder gelijktijdige verzending van een copie van al die brieven aan de raadsvrouwe van eiseres sub 1,

4.5. veroordeelt gedaagden tot betaling van een dwangsom aan eiseres sub 1 van EURO 5.000,00 per dag of gedeelte van de dag wanneer zij geheel of gedeeltelijk in strijd handelen met de hierboven aangegeven geboden of EURO 500,00 per inbreukmakende handeling zulks ter uitsluitende keuze van eiseres sub 1, tot een maximum van in totaal EURO 50.000,00 is bereikt,

4.6. veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van eiseres sub 1 tot op heden begroot op EURO 6.636,31,

4.7. bepaalt dat de eis in de hoofdzaak op de voet van art. 1019i Rv binnen 6 (zes) maanden na betekening van dit vonnis moet worden ingesteld,

4.8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

4.9. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. Leijten en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature