Schenkingsrecht
Belanghebbende heeft samengewoond met een inmiddels geliquideerde drugscrimineel (Y). Y had een vordering op een geliquideerde vastgoedhandelaar. Na het overlijden van Y is belanghebbende op de hoogte gekomen van het bestaan van deze vordering en heeft zij contact opgenomen met de erven van de vastgoedhandelaar. De inspecteur heeft aan belanghebbende in 2008 een navorderingsaanslag schenkingsrecht opgelegd over een totale verkrijging van € 2.475.508, bestaande uit de hoofdsom van de vordering en bijgeschreven rente.
Rechtbank: de aanslagtermijn voor de primitieve aanslag eindigde in 2007. Niet aannemelijk is dat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag beschikte over meer of andere gegevens over de vordering op de vastgoedhandelaar dan de gegevens die hij al in april 2006 aan belanghebbende heeft toegezonden. De inspecteur had binnen de gewone aanslagtermijn een aanslag schenkingsrecht op kunnen leggen. Een nieuw feit dat navordering zou rechtvaardigen, ontbreekt. Ten overvloede is de rechtbank vervolgens van oordeel dat, gelet op de onweersproken verklaring van belanghebbende dat zij pas na het overlijden van Y op de hoogte is gesteld van het bestaan van de vordering, de inspecteur deze navorderingsaanslag in redelijkheid niet had mogen opleggen. De navorderingsaanslag wordt vernietigd.