Belanghebbende bewoont in België een kasteel. Hij werkt in Nederland. Hij kiest voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige en brengt de onderhoudskosten van het kasteel in aftrek als uitgaven voor monumentenpanden (art. 6.31 Wet IB). De inspecteur weigert de aftrek, omdat het kasteel niet is ingeschreven in de registers van de Monumentenwet 1988.
De rechtbank acht deze beperking, onder verwijzing naar de arresten Jäger en Persche van het HvJ EG, een verboden belemmering van het vrije kapitaalverkeer (art. 56 EG-Verdrag). Er wordt een fiscaal voordeel toegekend aan de bezitters van een monument onder de voorwaarde dat het monument in de Nederlandse registers is ingeschreven. Voor deze belemmering bestaat geen objectieve rechtvaardiging. Het kasteel is in België bij koninklijk besluit aangewezen als beschermd monument. De rechtbank acht, gelet op de bepalingen van de Belgische regeling voor beschermde monumenten, aannemelijk dat het kasteel, indien dit in Nederland zou zijn gelegen, in een Nederlands register zou kunnen worden ingeschreven.