Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Voor zover met het collegebesluit via het aanbestedingstraject de locatie is aangewezen als daklozenopvang, overweegt de rechtbank dat deze aanwijzing, wat er zij van het standpunt van eisers dat de aanwijzing van verweerder rust op een publiekrechtelijke taak op grond van de Wet maatschappelijke opvang, op zichzelf geen rechtsgevolg heeft. Zo wordt door de aanwijzing niet de volgens het bestemmingsplan geldende bestemming van het pand gewijzigd. Deze aanwijzing heeft in de onderhavige situatie slechts rechtsgevolg in combinatie met het besluit om het Leger des Heils te gunnen de daklozenopvang op deze locatie te exploiteren en daartoe met het Leger des Heils een huurovereenkomst aan te gaan.

De bevoegdheid hiertoe ontleent verweerder aan artikel 160, eerste lid, onder e, van de Gemeentewet , waarin is bepaald dat het college bevoegd is tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten. Er is derhalve sprake van een publiekrechtelijke bevoegdheid met als rechtsgevolg het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst.

Ingevolge artikel 8:3 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling. Uit artikel 7:1, eerste lid van de Awb blijkt dat dan ook geen bezwaar open staat.

Uitspraak



RECHTBANK ASSEN

Sector Bestuursrecht

Kenmerk: 11/237 BESLU

Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken d.d. 13 september 2011

in het geding tussen

Allio Kinderopvang BV en Skon Kinderopvang BV, gevestigd te Assen, eisers,

en

het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Assen, verweerder.

I. Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2011 heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen het besluit van 16 september 2010 niet-ontvankelijk verklaard.

Namens eisers is bij brief van 12 april 2011 tegen dit besluit bij de rechtbank beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken alsmede een verweerschrift ingezonden. De gemachtigde van eisers heeft hiervan een afschrift ontvangen.

Tevens heeft Het Leger des Heils, belanghebbende, zich als partij gemeld.

Het aan het beroep connexe verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (zaaknummer AWB 11/373) is behandeld ter zitting van de rechtbank op 26 augustus 2011. Het verzoek is bij afzonderlijke uitspraak van 29 augustus 2011 afgewezen. Ter zitting van 26 augustus 2011 hebben partijen toestemming gegeven dat voor wat betreft de behandeling van het beroep een nader onderzoek ter zitting achterwege kan blijven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

II. Motivering

Feiten en omstandigheden

Op 6 juli 2010 heeft verweerder ingestemd met het voornemen van het Leger des Heils om de kortdurende opvang daklozen voor het verenigingsgebied van de centrumgemeente Assen te realiseren in de voormalige school aan [adres] in Assen, naast kinderopvang [kinderopvang].

Bij besluit van 16 september 2010 zijn eisers geïnformeerd over dit besluit.

Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt bij brief van 15 oktober 2010.

Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder eisers niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaren.

Beoordeling

In geschil tussen partijen is het rechtskarakter van de brief van 16 september 2010, waarmee (onder andere) aan eisers het besluit van verweerder van 6 juli 2010 om in te stemmen met het voornemen van het Leger des Heils om de kortdurende opvang daklozen voor het verenigingsgebied van de centrumgemeente Assen te realiseren in de voormalige school aan [adres] in Assen, bekend is gemaakt.

In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard omdat de brief van 16 september 2010 niet op rechtsgevolg is gericht. Hiermee wijkt verweerder af van het advies van de algemene commissie bezwaarschriften van 24 januari 2011. Blijkens het verweerschrift is verweerder hierop teruggekomen en wordt, met de bezwarencommissie, thans het standpunt ingenomen dat het besluit dient te worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb , dat is genomen op grond van artikel 160, eerste lid, onder e, van de Gemeentewet waartegen echter op grond van artikel 8:3 van de Awb geen beroep openstaat.

Nu verweerder de grondslag van het bestreden besluit niet langer handhaaft, is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking.

Vervolgens ligt ter beantwoording van de rechtbank de rechtsvraag voor of met betrekking tot voornoemd geschilpunt aanleiding bestaat om onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten.

De rechtbank zal daarom beoordelen of het bezwaar van eisers ontvankelijk is.

In het procesdossier bevindt zich het voorstel aan verweerder om in te stemmen met het voornemen van het Leger des Heils om de kortdurende opvang daklozen voor het verenigingsgebied van de centrumgemeente Assen te realiseren in de voormalige school aan [adres] in Assen. Hieruit blijkt dat verweerder op 6 januari 2009 heeft ingestemd met de aanbesteding voor een kortdurende opvang voor daklozen en dat op 23 juni 2009 hierover een besluit is genomen. Deze aanbesteding heeft erin geresulteerd dat het Leger des Heils de opvang gaat exploiteren op de genoemde locatie, dat de locatie verbouwd wordt en dat de kapitaallasten van de verbouwing uit de bij het Leger des Heils in rekening te brengen huur worden gedekt. Dit is door verweerder bij het primaire besluit van 6 juli 2010 beslist.

De rechtbank overweegt dat de brief van 16 september 2010 moet worden aangemerkt als bekendmaking van dit collegebesluit, zodat de vraag voorligt of dit een besluit is waartegen bezwaar open staat.

Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Voor zover met het collegebesluit via het aanbestedingstraject de locatie [adres] is aangewezen als daklozenopvang, overweegt de rechtbank dat deze aanwijzing, wat er zij van het standpunt van eisers dat de aanwijzing van verweerder rust op een publiekrechtelijke taak op grond van de Wet maatschappelijke opvang, op zichzelf geen rechtsgevolg heeft. Zo wordt door de aanwijzing niet de volgens het bestemmingsplan geldende bestemming van het pand gewijzigd. Deze aanwijzing heeft in de onderhavige situatie slechts rechtsgevolg in combinatie met het besluit om het Leger des Heils te gunnen de daklozenopvang op deze locatie te exploiteren en daartoe met het Leger des Heils een huurovereenkomst aan te gaan.

De bevoegdheid hiertoe ontleent verweerder aan artikel 160, eerste lid, onder e, van de Gemeentewet , waarin is bepaald dat het college bevoegd is tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten. Er is derhalve sprake van een publiekrechtelijke bevoegdheid met als rechtsgevolg het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst.

De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 8:3 van de Awb geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling. Uit artikel 7:1, eerste lid van de Awb blijkt dat dan ook geen bezwaar open staat.

De rechtbank komt tot het oordeel dat het primaire besluit van 6 juli 2010 moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb . Ingevolge artikel 8:3, gelezen in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb , kan geen bezwaar worden gemaakt tegen een besluit ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling, zodat de bezwaren van eisers niet ontvankelijk zijn.

Het hiervoor overwogene brengt mee dat de rechtbank ingevolge artikel 8:72, derde lid, van de Awb, de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zal laten.

De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze wordt gewaardeerd op € 874,- voor verleende rechtsbijstand. Van overige kosten is de rechtbank niet gebleken.

Verweerder moet tevens het griffierecht ter hoogte van € 302,- aan eisers voldoen.

Beslist wordt als volgt.

III. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;

- veroordeelt verweerder in de kosten van de procedure aan de zijde van eisers ten bedrage van € 874,-;

- bepaalt dat de gemeente Assen deze kosten, alsmede het door eisers betaalde griffierecht ter hoogte van € 302,- aan eisers dient te voldoen.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Wentholt, rechter, bijgestaan door mr. H.E. Melissen, griffier.

De griffier is buiten staat te ondertekenen mr. K. Wentholt

In het openbaar uitgesproken op 13 september 2011

Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage. Het hoger beroep dient ingesteld te worden door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019 te 2500 EA 's-Gravenhage binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.

Afschrift verzonden op:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature