Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Wrakingsverzoek afgewezen. Heroverweging van argumenten voor aanhouding van de strafzaak is niet aan de wrakingskamer. Niet gebleken van schijn van partijdigheid. De rechtbank heeft zich niet uitgelaten over de deskundigheid van de deskundige en/of de inhoud van het deskundigenrapport. De mogelijkheid tot heropening van het onderzoek is nadrukkelijk open gehouden.

Ook de afwijzing van het verzoek de zaak aan te houden in verband met de gewijzigde tenlastelegging levert geen wrakingsgrond op.

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK ASSEN

zaaknummer / rekestnummer: 87196 / HA RK 11-115

Beschikking van de meervoudige kamer op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 512 e.v. van het Wetboek van Strafvordering van 19 juli 2011

in de zaak van

[VERZOEKER],

wonende te [woonplaats],

verzoeker,

advocaat mr. A.H.T. de Haas te Nijkerk,

1. De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de rechtbank Assen, sector strafrecht, d.d. 10 juni 2011;

- het proces-verbaal van wraking d.d. 10 juni 2011, waaruit blijkt dat verzoeker de meervoudige kamer die de strafzaak van verzoeker behandelt, wenst te wraken;

- de schriftelijke reactie van de voorzitter van de meervoudige strafkamer d.d. 21 juni 2011, waaruit blijkt dat de leden van de meervoudige kamer niet in de wraking berusten en er vanaf zien ter zitting gehoord te worden;

- de mondelinge behandeling van de wrakingskamer d.d. 5 juli 2011.

2. Het standpunt van verzoeker

2.1. Verzoeker heeft - blijkens het proces-verbaal van wraking d.d. 10 juni 2011 - de volgende wrakingsgronden aangevoerd:

1. Ook de verdediging wil de zaak zo spoedig mogelijk afdoen. Maar wel nadat volledig gelegenheid is gegeven een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ten aanzien van alle vragen van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering in te nemen.

2. De verdediging is alvorens inhoudelijke standpunten te bepalen, niet in de gelegenheid gesteld dr. Spendlove als getuige-deskundige ter terechtzitting te horen. Het is onbegrijpelijk dat dr. Spendlove zijn onderzoek niet volledig kan doen, onder meer omdat hij niet naar aanleiding van het tussenrapport ter terechtzitting eerst zal worden gehoord. Volledig betekent datgene wat dr. Spendlove zelf in zijn tussenrapport heeft aanbevolen als beantwoording van de hem gestelde vragen noodzakelijk te doen en waarop ook de verdediging onder meer de verzoeken die vandaag zijn herhaald heeft gebaseerd.

3. De motivering van de afwijzing van het verzoek om dr. Spendlove ter terechtzitting te horen is onbegrijpelijk. Onbegrijpelijk is dat onder kennelijke druk van een meest groot maatschappelijk gewenste voortvarendheid een inhoudelijke behandeling thans wel mogelijk geacht wordt, terwijl bij tussenbeslissing van de rechtbank van 18 mei 2010 de noodzaak is bepaald na het NFI traject de vragen uit de processen-verbaal van de zittingen van 9 en 12 februari 2010 eerst te beantwoorden voorafgaand aan een inhoudelijke behandeling. Te meer nu in het tussenrapport van dr. Spendlove inmiddels meer onderbouwing is gegeven, dat het alternatieve scenario van de heer [verzoeker] (het mesincident) aannemelijk is.

4. De verdediging heeft het standpunt, dat de rechtbank bij het nemen van beslissingen op verzoeken ter terechtzitting van heden gedaan, ten onrechte niet het verdedigingsbelang als maatstaf doen prevaleren.

5. De rechtbank heeft ondanks uitdrukkelijk verzoek om de zaak aan te houden wegens een daags voor de zaak aangekondigde wijziging van de tenlastelegging, toch beslist de zaak direct inhoudelijk te behandelen.

2.2. Verzoeker heeft deze gronden als volgt - samengevat - toegelicht.

Verzoeker heeft bij brief d.d. 18 mei 2011 aan de voorzitter van de strafkamer vier onderzoekswensen kenbaar gemaakt. Deze onderzoekswensen en de door de officier van justitie gedane vordering wijziging tenlastelegging zijn ter zitting besproken. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging alsmede het aanhoudingsverzoek in verband met de wijziging tenlastelegging afgewezen. De verzoeken dienden er toe de precieze oorzaak van de steekwond van het slachtoffer vast te stellen, met het oog op het als feit 2 tenlastegelegde (poging tot doodslag). Op basis van de voorhanden gegevens kan daarover tot op heden geen onderbouwd standpunt worden ingenomen. Daarom is dr. Spendlove als deskundige benoemd. Hij is gelet op de inhoud van zijn tussenrapport d.d. 7 maart 2011 in principe in staat met enig nader onderzoek op de hem expliciet gestelde vragen antwoord te geven. De rechtbank geeft bij de motivering tot afwijzing van de verzoeken geen blijk het verdedigingsbelang als maatstaf bij de beoordeling te hanteren. De rechtbank besteedt daarbij niet tot nauwelijks aandacht aan de drie door de verdediging aangevoerde redenen tot het horen van dr. Spendlove als getuige-deskundige. Evenmin geeft de rechtbank er blijk van de van belang zijnde rechtspraak (alternatief aannemelijk scenario, eerlijke procesvoering) in het kader van de verzoeken te hebben toegepast. De rechtbank heeft ook onvoldoende gemotiveerd waarom, ondanks het belang van waarheidsvinding en dus volledige beantwoording van de vragen uit het proces-verbaal terechtzitting d.d. 9 en 12 februari 2010, moest worden teruggekomen op de tussenbeslissing d.d. 18 mei 2010 om dr. Spendlove het wenselijke en noodzakelijke onderzoek te laten doen. De verwijzing naar het het belang van verzoeker bij een 'spoedige afdoening' van zijn strafzaak is in het licht van het bovenstaande niet terecht, nu hij zelf heeft verzocht om aanhouding.

2.3. Om de hierboven genoemde redenen stelt verzoeker zich op het standpunt dat de beslissing van de rechtbank bij hem de objectief gerechtvaardige vrees heeft kunnen wekken dat de beslissing is ingegeven door een zekere mate van vooringenomenheid jegens hem, bezien in het licht van het proces-verloop in de strafzaak tot heden, in het bijzonder de tussenbeslissing van de rechtbank d.d. 18 mei 2010.

2.4. Verzoeker stelt daarnaast dat de motivering van de rechtbank de zaak ter terechtzitting niet aan te houden naar aanleiding van het uitdrukkelijk gemotiveerd verzoek van de verdediging daartoe in verband met de vordering wijziging tenlastelegging in het licht van de wetgeving en rechtspraak onhoudbaar, althans onbegrijpelijk is, zeker met inachtneming van het verdedigingsbelang als maatstaf. Ook deze beslissing heeft bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees kunnen wekken dat de beslissing is ingegeven door een zekere mate van vooringenomenheid jegens hem.

3. Het standpunt van de strafkamer

De voorzitter van de strafkamer heeft namens de strafkamer het volgende - samengevat - aangevoerd. Er was bij de leden geen sprake van enige partijdigheid of vooringenomenheid. Meerdere keren is naar voren gebracht dat na een inhoudelijke behandeling de verzoeken in raadkamer opnieuw zullen worden meegewogen en dat het onderzoek zal worden heropend als nader gericht onderzoek, mede in het licht van het door het openbaar ministerie ingenomen standpunt, nodig wordt geacht. In de door de wrakende partij aangevoerde feiten en omstandigheden, die alle te maken hebben met het niet honoreren van gedane verzoeken, zitten naar het oordeel van de leden van de meervoudige kamer geen elementen die een wraking van de kamer zouden rechtvaardigen.

4. Het standpunt van de Officier van Justitie

De Officier van Justitie heeft aangevoerd dat de beslissing van de strafkamer om de zaak niet aan te houden voor het horen van de deskundige maar tot inhoudelijke behandeling over te gaan niet met zich meebrengt dat de strafkamer vooringenomen was. Het rapport voegt niets toe aan de rapporten van de GGD en NFI. Het is duidelijk en vrij algemeen. Er is geen noodzaak de deskundige nog te horen. Dat de strafkamer de zaak niet heeft aangehouden om de deskundige nog te horen, levert geen schijn van partijdigheid op. De wijziging van de tenlastelegging was van te voren aangekondigd en valt binnen hetzelfde feitencomplex als de oorspronkelijke tenlastelegging. Een dergelijke wijziging kan ter zitting worden besproken, eventueel kan geschorst worden om de raadsman de gelegenheid te geven de wijziging met zijn cliënt te bespreken.

5. De beoordeling

5.1. Ingevolge art. 512 van het Wetboek van Strafvordering dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

5.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.

5.3. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder r.o. 2 weergegeven leveren niet een uitzonderlijke omstandigheid op die zodanige vrees ten aanzien van deze rechter(s) kan rechtvaardigen. Evenmin geven zij grond te vrezen dat het de gewraakte rechter(s) aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van verzoekende partij de schijn van partijdigheid gewekt.

5.4. De wrakingskamer is van oordeel dat uit het proces-verbaal van zitting, het proces-verbaal van wraking en de mondelinge toelichting daarop blijkt dat de wrakingsgronden grotendeels inhoudelijk zijn, namelijk de aanhouding van de strafzaak betreffen. Een heroverweging van de argumenten van verzoeker voor aanhouding van de zaak is niet aan de wrakingskamer. Het betreft de regiefunctie van de strafkamer. Verzoeker voert aan dat de meervoudige kamer het verdedigingsbeginsel heeft geschonden en dat de waarheidsvinding in het gedrang komt. Naar het oordeel van de wrakingskamer betreft het hier appelgronden. Ook los daarvan is niet gebleken van schijn van partijdigheid van de strafkamer. Hiervan zou sprake kunnen zijn als de rechtbank zich had uitgelaten over de deskundigheid van dr. Spendlove en/of de inhoud van het deskundigenrapport. Uit het proces-verbaal van zitting blijkt echter dat de voorzitter slechts heeft meegedeeld dat de rechtbank op voorhand de deskundigheid van dr. Spendlove en zijn tussenrapportage niet terzijde zal stellen. De rechtbank heeft aangegeven de zaak eerst inhoudelijk te willen behandelen, maar heeft nader onderzoek niet uitgesloten. De voorzitter heeft immers gezegd dat wanneer in raadkamer blijkt dat nader onderzoek noodzakelijk is, de rechtbank niet zal schromen het onderzoek in deze zaak te heropenen. Het gaat dus vooral om een verschil van mening over het tijdstip van eventueel nader onderzoek. In de door verzoeker genoemde jurisprudentie is sprake van een definitieve afwijzing van verzoeken van verdachten, hetgeen in de onderhavige zaak anders ligt, nu de mogelijkheid tot het heropenen van het onderzoek nadrukkelijk open is gehouden. In die zin is het wrakingsverzoek prematuur. Dat verzoeker op basis van het vonnis van de tussenbeslissing d.d. 18 mei 2010 andere verwachtingen had is op zich begrijpelijk, maar dit kan niet tot wraking leiden. De wrakingskamer neemt voorts bij haar beoordeling in aanmerking dat de rechtsontwikkeling zodanig is dat getuigen steeds meer tijdens de behandeling van de zaak op zitting in plaats van in het vooronderzoek gehoord worden.

5.5. De afwijzing van het verzoek de zaak aan te houden in verband met de gewijzigde tenlastelegging levert evenmin een wrakingsgrond op. Op grond van art. 312 en 313 Wetboek van Strafvordering (Sv.) kan de Officier van Justitie de tenlastelegging aanvullen of wijzigen op de zitting. De rechtbank schorst het onderzoek zo nodig voor bepaalde tijd; met toestemming van de verdachte of diens raadsman kan het onderzoek aanstonds of na een korte onderbreking worden voortgezet. Blijkens het proces-verbaal van de zitting is die toestemming gegeven, zodat de wrakingskamer daarvan uit heeft te gaan, ondanks dat verzoeker die toestemming nu betwist. De raadsman van verzoeker heeft daarna nog verzocht de zaak aan te houden omdat hij de vordering wijziging tenlastelegging nog uitgebreider met verdachte (verzoeker) wil bespreken. Dat de rechtbank dit kennelijk niet nodig heeft geacht geeft nog geen blijk van vooringenomenheid of partijdigheid.

5.6. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het door verzoeker gestelde niet kan leiden tot de verzochte wraking. De wrakingskamer zal het verzoek afwijzen.

6. De beslissing

De rechtbank

1. Wijst het verzoek tot wraking af.

2. Bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

3. Beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoeker, de rechters mrs. [voorzitter], [rechter 1] en [rechter 2] en het Openbaar Ministerie.

Deze beschikking is gegeven door mr. A. van der Meer, mr. C.J.R. de Locht en mr. W.P. Claus, bijgestaan door mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2011 en door mr. A. van der Meer en de griffier ondertekend.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature