U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verzoekster komt op tegen een reguliere bouwvergunning voor kamphuizen. De bouwvergunning is echter in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan. De aangevoerde gronden met betrekking tot de habitatrichtlijn, de EHS en een integraal plan behoren niet tot de weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet . Verweerder moest derhalve bouwvergunning verlenen. Volgt afwijzing van het cerzoek.

Uitspraak



RECHTBANK ASSEN

Sector Bestuursrecht

Kenmerk: 08/844 BOUWB

Uitspraak van de voorzieningenrechter op de voet van het bepaalde in titel 3 van hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) d.d. 7 november 2008

in het geding tussen:

[appellant] verzoekster,

en

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westerveld, verweerder.

I. Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2008 heeft verweerder een reguliere bouwvergunning verleend ten behoeve van het oprichten van zeven eenheden op het kamphuisterrein aan de Schipslootweg 4 te Wapserveen aan [belanghebbende]

Namens verzoekster is bij brief van 14 oktober 2008 tegen dit besluit bij verweerder bezwaar gemaakt.

Bij brief van 14 oktober 2008 is tevens namens verzoekster aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Verweerder heeft bij brief van 31 oktober 2008 de op de zaak betrekking hebbende stukken alsmede een verweerschrift ingezonden. De gemachtigde van verzoekster heeft hiervan een afschrift ontvangen.

Het verzoek is behandeld ter zitting van de rechtbank op 7 november 2008, alwaar verzoekster werd vertegenwoordigd door H.R. Kreetz.

Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de gemachtigde M. Groen.

Als vergunninghouders zijn [belanghebbende] verschenen.

II. Motivering

Algemeen

Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de recht ¬bank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.

Aangezien tijdig bezwaar is gemaakt tegen het besluit waarop het verzoek betrekking heeft en deze rechtbank in de hoofdzaak bevoegd zal zijn, is voldaan aan het connexiteitsvereiste. Ook overigens is er geen beletsel het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk te achten.

Feiten en omstandigheden

Bij zijn oordeelsvorming betrekt de voorzieningenrechter de navolgende feiten en omstandigheden.

Met het daartoe bestemde formulier is namens vergunninghouder op 23 maart 2007 een aanvraag om reguliere bouwvergunning ten behoeve van het oprichten van zeven eenheden op het kamphuisterrein op het voornoemde perceel in Wapserveen bij verweerder ingediend.

Bij brief van 5 april 2007 heeft verweerder aan vergunninghouder aangegeven dat het bouwplan, gelet op de aan te brengen voorzieningen in de eenheden, niet voldoet aan het vigerende bestemmingsplan.

Vervolgens heeft vergunninghouder de bij de bouwaanvraag behorende tekeningen aangepast.

Het gewijzigde bouwplan is ter advisering voorgelegd aan de welstandscommissie ‘het Drents Plateau’ (hierna: de welstandscommissie). In een advies van 17 juni 2008 heeft de welstandscommissie aangegeven dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder een reguliere bouwvergunning ten behoeve van het oprichten van zeven eenheden op het kamphuisterrein op het voornoemde perceel in Wapserveen verleend aan vergunninghouder.

Verweerder heeft het verlenen van de voornoemde reguliere bouwvergunning gepubliceerd in de inforubriek van het huis-aan-huisblad van 16 september 2008.

Standpunten partijen

Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de locatie, waarop het plan gerealiseerd moet worden, op een voor de natuur en het landschap uiterst kwetsbare plek ligt, op de overgang van het natuurgebied Havelte-Oost en het aangrenzende weidegebied. De realisatie van dit plan betekent een verdere verstening van het landelijke gebied.

Voorts merkt verzoekster op dat de locatie aan de rand van de huidige begrenzing van het Natura 2000-gebied Havelte-Oost ligt. Hoewel het betreffende perceel geen deel uitmaakt van het voornoemde Natura 2000-gebied, dienen ontwikkelingen in de directe omgeving ervan met grote zorgvuldigheid getoetst te worden.

Verzoekster geeft aan dat de huidige planlocatie ver buiten het zoekgebied voor de uitbreiding van verblijfsrecreatie in het Integraal Plan Havelte-Oost ligt. In de visie van verzoekster brengt toestemming voor de bouw van negen vakantiewoningen de geloofwaardigheid van het voornoemde plan in gevaar.

Verzoekster geeft voorts aan dat de locatie aan drie zijden omsloten is door de, door de provincie Drenthe begrensde, Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Realisatie van dit plan en de uitstraling van het gebruik op het omringende natuurgebied gaat ten koste van de natuurkwaliteit van de EHS.

Verweerder merkt op dat het onderhavige gebied van oudsher bestemd en in gebruik is (met uitzondering van de laatste zeven jaar) als kampeerterrein met een recreatie- en sanitairgebouw. Naar de mening van verweerder voldoet het bouwplan aan de voorschriften van het bestemmingsplan en doet zich evenmin een andere weigeringsgrond, als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet , voor. In dit verband wijst verweerder er op dat de door verzoekster naar voren gebrachte strijd met de habitatrichtlijn, de EHS en het Integraal Plan Havelte-Oost niet als weigeringsgronden als zodanig kunnen worden beschouwd.

Toepasselijke regelgeving

Op grond van artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders.

Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet mag en moet een reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien:

a. het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2 en 120 (Bouwbesluit);

b. het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening, of zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, aan de voorschriften die zijn gegeven bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 12 0;

c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld;

d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend; of,

e. voor het bouwen een vergunning als gevolg van de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend.

Het perceel, waarop het bouwplan betrekking heeft, is gelegen in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Havelte’ en heeft de bestemming ‘kamphuis’.

Onder kamphuis wordt verstaan: een gebouw, dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf in groepsverband.

Ingevolge artikel 21 van de planvoorschriften zijn de gronden aangewezen voor kamphuis bestemd voor verblijfsrecreatie in kamphuizen met dien verstande, dat binnen de op de kaart met ‘verblijfsrecreatie voor gehandicapten’ aangeduide gronden de voorzieningen uitsluitend ten dienste van gehandicapten mogen staan, met daarbij behorende bebouwing en erven.

Beoordeling

Gesteld voor de vraag of er aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

Aangezien vergunninghouder gebruik kan maken van de verleende bouwvergunning acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang gegeven.

In formeel opzicht overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

Artikel 1:2, derde lid, van de Awb luidt als volgt:

“Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.”

De voorzieningenrechter stelt voorop dat in het licht van de rechtsbeschermingsgedachte de in beginsel aan iedere belanghebbende toekomende toegang tot een onafhankelijke rechter ter verkrijging van een inhoudelijk rechtsoordeel over een besluit, niet te lichtvaardig mag worden beperkt door niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar- en of beroepschrift. Dit uitgangspunt brengt met zich dat niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaarschrift slechts dan dient te worden uitgesproken indien het buiten twijfel is dat niet is voldaan aan de vereisten voor ontvankelijkheid als neergelegd in het formele bestuursprocesrecht, dan wel indien anderszins het recht of rechtsbewustzijn zich verzet tegen het ontvankelijk achten van een ingediend bezwaar.

Gelet op het bepaalde in artikel 1:2, derde lid, van de Awb, is voor de ontvan kelijkheid van verzoekster in het onderhavige geval bepalend welke algemene en collectieve belangen verzoekster krachtens haar doelstellingen behartigt.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de doelstelling van verzoekster onder meer betrekking heeft op het beheer en de instandhouding van natuurgebieden. Voorts dient te worden vastgesteld dat verzoekster eigenaar en beheerder is van de aangrenzende natuurgebieden van het perceel, waarop het onderhavige bouwplan betrekking heeft. Gelet op voornoemde doelomschrijving is de voorzieningenrechter van oordeel dat het voornoemde besluit de door verzoekster te behartigen belangen rechtstreeks raakt. Voorts kan in dit verband niet voorbij worden gegaan aan het feit dat de te realiseren eenheden (kamphuizen) ruimtelijke effecten hebben op de natuurgebieden van verzoekster. Hieruit volgt dat verzoekster een rechtstreeks belang heeft bij het voornoemde besluit tot het verlenen van bouwvergunning. Om die reden kan verzoekster dan ook als belanghebbende, als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden aangemerkt.

Inhoudelijk wordt als volgt overwogen

Ter beoordeling van de voorzieningenrechter ligt voor een door verweerder genomen primair besluit tot het verlenen van een reguliere bouwvergunning ten behoeve van het oprichten van zeven eenheden op het kamphuisterrein op het voornoemde perceel te Wapserveen.

Eerst ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster aangegeven dat het onderhavige bouwplan in strijd moet worden geacht met de planvoorschriften van het vigerende bestemmingsplan, aangezien het niet de bedoeling van de planwetgever kan zijn geweest om de bouw van negen eenheden op het terrein toe te staan in verband met de verstening van het landschap. Voorts wijst de gemachtigde van verzoekster erop dat door deze ontwikkeling de recreatieve druk op de omliggende natuurgebieden zal worden vergroot en dat dit niet past in de uitgangspunten van het voornoemde plan.

Ingevolge artikel 21 van de planvoorschriften zijn de gronden aangewezen voor kamphuis bestemd voor verblijfsrecreatie in kamphuizen met dien verstande, dat binnen de op de kaart met ‘verblijfsrecreatie voor gehandicapten’ aangeduide gronden de voorzieningen uitsluitend ten dienste van gehandicapten mogen staan, met daarbij behorende bebouwing en erven.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het te bebouwen terrein expliciet en uitsluitend bestemd is voor kamphuizen voor invaliden. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat het onderhavige bouwplan voldoet aan het op grond van de planvoorschriften voorgeschreven bebouwingspercentage binnen het aangegeven bouwvlak en de voorgeschreven maten. De stelling van verzoekster dat het bouwen van de negen eenheden de recreatieve druk op de omliggende natuurgebieden vergroot is niet aannemelijk gemaakt, gelet op de (bouw)mogelijkheden op grond van de huidige bestemming. In dit verband kan voorts niet voorbij worden gegaan aan het feit dat de natuurgebieden ook thans vrij toegankelijk zijn voor recreanten.

Gelet op de voorgaande overwegingen is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat het onderhavige bouwplan niet in strijd komt met het vigerende bestemmingsplan. Ook overigens is gesteld noch gebleken dat een weigeringsgrond, als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet , zich voordoet in het onderhavige geval. Hieruit volgt dat verweerder, gelet op het imperatieve karakter van de voornoemde bepaling, niet anders kon besluiten dan tot bouwvergunningverlening. Voor een nadere belangenafweging is, gelet op het wettelijke systeem, naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen plaats.

Met betrekking tot de door verzoekster aangevoerde grieven inzake de habitat-richtlijn, de ESH en het Integraal Plan Havelte-Oost merkt de voorzieningenrechter volledigheidshalve op dat deze aspecten buiten de omvang van het onderhavige geding vallen. Steun voor zijn oordeel vindt de voorzieningenrechter in jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (vgl. LJN AZ3260).

Gelet op de voorgaande overwegingen moet de houdbaarheid in bezwaar van het bestreden besluit overwegend positief worden ingeschat. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen. Onder deze omstandigheden bestaat er evenmin aanleiding om een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb , uit te spreken.

Beslist wordt als volgt.

III. Beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

Aldus gegeven door mr. W.P. Claus, voorzieningenrechter en uitgesproken in het

openbaar op 7 november 2008

door mr. W.P. Claus, in tegenwoordigheid van mr. H.L.A. van Kats, griffier.

mr. H.L.A. van Kats mr. W.P. Claus

Afschrift verzonden op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature