U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Eiser vordert gedaagde sub 1 te veroordelen tot afgifte van de in de dagvaarding vermelde paarden en voor recht te verklaren dat gedaagde sub 1 jegens eiser toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door de afgifte te weigeren.

Eiser vordert jegens de curator voor recht te verklaren dat de paarden in eigendom toebehoren aan eiser en dat door de afgifte te weigeren de curator jegens eiser onrechtmatig heeft gehandeld.

Uitspraak



Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 215958 / HA ZA 11-775

Vonnis van 1 februari 2012

in de zaak van

[eiser],

verblijvende te [woonplaats],

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. J.S. Staijen te Deventer,

tegen

1. [gedaagde],

wonende te [woonplaats],

gedaagde in conventie,

niet verschenen,

2. [gedaagde]

in hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene]

wonende te [woonplaats],

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. [curator II] te Wierden,

3. de coöperatie

COÖPERATIEVE RABOBANK ENSCHEDE-HAAKSBERGEN U.A.,

gevestigd te Enschede,

gedaagde in conventie,

advocaat mr. D.J. Kramer te Doetinchem.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde sub 1], de curator en Rabobank genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 24 augustus 2011

- het proces-verbaal van comparitie van 13 december 2011.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [eiseres] is bij vonnis van de rechtbank Almelo van 18 mei 2000 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. [curator] tot curator. Dit faillissement is op 30 januari 2002 opgeheven bij gebrek aan baten.

2.2. Mevrouw [betrokkene] (hierna te noemen [betrokkene]) is de dochter van [eiseres].

2.3. Rabobank heeft in 2008 verschillende geldleningovereenkomsten en rekening-courantovereenkomsten gesloten met [betrokkene]. Rabobank verkreeg ter meerdere zekerheid voor hetgeen zij van [betrokkene] tegoed had of mocht krijgen hypotheekrechten op verschillende onroerende zaken alsmede verschillende pandrechten. Onder andere heeft Rabobank van [betrokkene] een pandrecht verkregen op alle rechten en vorderingen die voortvloeien uit een tussen haar en Hippo Zorg B.V. gesloten paardenverzekering. De daartoe bestemde akte van 16 mei 2008 is op 23 juli 2009 geregistreerd.

2.4. Voorts heeft [betrokkene] ter meerdere zekerheid voor hetgeen Rabobank van haar tegoed had of mocht krijgen een pandrecht verstrekt op elf paarden als genoemd in een taxatierapport van 7 mei 2008, opgesteld door Jonkers & Collombon Consultants B.V. (hierna te noemen Jonkers) en aangehecht aan de pandakte. Deze onderhandse akte van 16 mei 2008 is op 3 juni 2008 geregistreerd. In deze pandakte verklaart [betrokkene] onder meer:

bevoegd te zijn tot verpanding van het in deze akte omschreven onderpand; (…)

2.5. In de bij de hiervoor genoemde pandakte behorende opdracht tot taxatie aan Jonkers bevestigt de taxateur opdracht te hebben gekregen van [betrokkene] tot het taxeren van haar paardenbestand van elf paarden. Dit totale bestand is door hem op 7 mei 2008 getaxeerd op een gezamenlijke waarde van € 422.500,00.

2.6. Het taxatierapport van 7 mei 2008 heeft betrekking op de volgende paarden:

- [A], [ ];

- [B], [ ];

- [C], [ ];

- [D], l[ ];

- [E], [ ];

- [F], l[ ]

- [G], l[ ];

- [H], [ ];

- [I], [ ];

- [J], [ ];

- [K], l[ ]

2.7. In een brief van 5 december 2008 heeft [betrokkene] aan Rabobank geschreven over voornemens tot verkoop van ‘mijn paarden’.

2.8. Bij brief van 13 mei 2009 heeft [betrokkene] de Belastingdienst aansprakelijk gesteld voor schade wegens in beslagname van sportpaarden. Meer in het bijzonder heeft zij geschreven:

Het sportpaard met stamboeknaam [D] (…) is mijn eigendom.

2.9. Op dezelfde dag, 13 mei 2009, heeft [betrokkene] een e-mail verzonden aan Rabobank met onder meer de volgende tekst:

Gisteravond ben ik in een fuik terecht gekomen van de Belastingdienst met de veewagen met paarden. Ik had de amazone met de paarden opgehaald van een concours. De paarden, waarvan 1 niet mijn eigendom is en de veewagen zijn in beslag genomen, vanwege mijn openstaande belastingschuld.

2.10. Bij brief van 14 september 2010 heeft mevrouw [betrokkene 2], echtgenote van [eiseres] en moeder van [betrokkene] (hierna te noemen [betrokkene 2]), onder meer het volgende bericht aan de raadsman van de financieel adviseur van haar dochter:

U heeft namens Kosterink Zweerink Accountants & Adviseurs, beslag laten leggen op die paarden, die geen eigendom zijn van, [betrokkene] (mijn dochter), tot meerdere zekerheid om uw, door haar betwiste declaraties betaald te krijgen. Mijn dochter heeft geen paarden.

Ook de medevennoot van heer Kosterink, heer Zweerink, kan onmogelijk over balansstukken beschikken waaruit blijkt dat de paarden, waarop u beslag heeft laten leggen, eigendom zijn van mijn dochter.

Dat heer Kosterink geadviseerd heeft om de naam van de opdrachtgever [eiser] bij de taxateur van de paarden te veranderen in de naam van mijn dochter betekent nog niet dat de paarden welke getaxeerd waren in eigendom over gingen naar mijn dochter.

Het was alleen maar de bedoeling van heer Kosterink, om de bank te bewegen de financiering rond te maken met als extra zekerheid/verpanding van een paar paarden, die haar niet toebehoorde. (…)

Nu u beslag heeft laten leggen op paarden, welke eigendom zijn van mijn Hertz Twente B.V. (…), sommeer ik u om deze beslagen onmiddellijk op te heffen (…)

2.11. Uit het paardenstamboek van de Koninklijke Nederlandse Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland volgt dat de paarden [A], [B], [D] (hierna te noemen [D]) en [G] op naam van [betrokkene] geregistreerd stonden.

2.12. [betrokkene] is bij vonnis van de rechtbank Almelo van 5 januari 2011 in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. [curator II] tot curator.

2.13. Op 15 februari 2011 is op verzoek van [eiseres], na daartoe op 14 februari 2011 verleend verlof door de voorzieningenrechter van deze rechtbank, ten laste van de curator beslag tot afgifte gelegd onder [gedaagde sub 1] met betrekking tot een drietal paarden: [A], [K] en [D]. Daarbij is [gedaagde sub 1] als gerechtelijk bewaarder aangesteld.

2.14. Bij verzoekschrift van 18 april 2011 heeft [eiseres] de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht om de bewaarder van de in beslag genomen paarden te wijzigen in die zin dat mevrouw [betrokkene 4] (hierna te noemen [betrokkene 4]) als gerechtelijk bewaarder wordt benoemd. Het verlof daartoe is verleend op 19 april 2011.

2.15. De paarden [D] en [A] zijn op 11 mei 2011 door de curator aangetroffen bij [betrokkene 4]. Het paard [K] was aldaar niet aanwezig.

2.16. Op verzoek van de curator heeft op 12 mei 2011 identificatie en taxatie plaatsgevonden van een viertal paarden dat zich bevond bij de heer [betrokkene 3], te weten [H], [G], [G] en een 2 jarige bruine merrie (naam onbekend).

2.17. De voormalig curator in het faillissement van [eiseres], mr. [curator], heeft de curator bij brief van 30 juni 2011 nog het volgende bericht over het actief in dat faillissement:

Tijdens het faillissement heeft de curator geconstateerd dat er niet of nauwelijks actief aanwezig was bij de heer [eiseres] volgens zijn verklaringen. (…)

Van de eigendom van enige paarden is de curator niet gebleken.

2.18. De restvordering van Rabobank op [betrokkene] bedroeg ten tijde van het uitbrengen van de conclusie van antwoord € 84.306,00 exclusief verdere rente en kosten. De curator heeft met de Rabobank afgesproken dat de curator de met het pandrecht bezwaarde paarden conform het bepaalde in artikel 58 lid 2 Faillissementswet zal lossen.

3. Het geschil

in conventie

3.1. [eiseres] vordert primair [gedaagde sub 1] te veroordelen tot afgifte van de in de dagvaarding vermelde paarden en voor recht te verklaren dat [gedaagde sub 1] jegens [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door de afgifte te weigeren en zodoende [gedaagde sub 1] hoofdelijk te veroordelen, des de een betalend de ander zal zijn geweten, tot betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de interesten vanaf 12 april 2011 tot aan de dag van algehele voldoening.

[eiseres] vordert primair jegens de curator voor recht te verklaren dat de paarden in eigendom toebehoren aan [eiseres] en dat door de afgifte te weigeren de curator jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld en zodoende de curator hoofdelijk te veroordelen, des de een betalend de ander zal zijn gekweten, tot betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet te vermeerderen met de interesten vanaf 12 april 2011 tot aan de dag van algehele voldoening.

[eiseres] vordert primair jegens Rabobank voor recht te verklaren dat Rabobank jegens [eiseres] ten onrechte een beroep doet op een pandrecht door [betrokkene] gegeven en voor recht te verklaren dat de paarden niet aan Rabobank zijn verpand waardoor Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld en Rabobank hoofdelijk te veroordelen, des de een betalend de ander zal zijn gekweten, tot betaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de interesten vanaf 12 april 2011 tot aan de dag van algehele voldoening.

[eiseres] vordert subsidiair op voornoemde gronden [gedaagde sub 1], de curator en Rabobank hoofdelijk te veroordelen tot betaling, des de een betalend de ander zal zijn gekweten tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [eiseres] een bedrag zoals de rechtbank in goede justitie meent te behoren.

3.2. Tenslotte vordert [eiseres] [gedaagde sub 1], de curator en de Rabobank -samengevat- te veroordelen in de kosten.

3.3. [eiseres] legt aan zijn vorderingen ten grondslag de stelling dat hij eigenaar is van de paarden [A], [F], [K], [D], [B], [C], [H], [I], [J], [L] (tweejarige merrie, bruin, afstammeling [K] x [M] x [N]), [G] en [O] (jaarling, hengst, bruin, afstammingeling [K] x [Q] x [R]). De curator en de Rabobank handelen volgens hem onrechtmatig omdat de curator voornemens is deze paarden te verkopen en hij daarover een lossingsafspraak heeft gemaakt met de Rabobank. [eiseres] stelt aldus te worden belemmerd in de uitoefening van zijn eigendomsrechten. [gedaagde sub 1] houdt de paarden ten onrechte onder zich en weigert ze af te geven aan [eiseres]. Daardoor schiet hij volgens [eiseres] toerekenbaar tekort ex artikel 6:74 dan wel handelt hij onrechtmatig ex artikel 6:162 BW .

3.4. [gedaagde sub 1], de curator en de Rabobank voeren verweer.

3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie

3.6. De curator vordert

I. een verklaring voor recht dat de in geschil zijnde paarden als omschreven onder punt 42 van de conclusie van eis in reconventie [betrokkene] in eigendom toebehoren en daarmee in de faillissementboedel vallen;

II. de op 17 februari 2011 gelegde conservatoire beslagen tot afgifte met gerechtelijke bewaring, die door [eiseres] zijn gelegd op de onder punt 42 van de conclusie van eis in reconventie omschreven paarden, op te heffen;

III. [eiseres] te veroordelen de onder punt 42 van de conclusie van eis in reconventie genoemde paarden binnen 48 uur na betekening van het vonnis af te geven aan de curator zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [eiseres] in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten.

3.7. De curator legt aan zijn vorderingen ten grondslag de stelling dat [betrokkene] eigenaar is van de in het geschil zijnde paarden. [eiseres] doet volgens de curator ten onrechte een beroep op afgifte c.q. revindicatie. Omdat het recht waarop [eiseres] de beslagen heeft gebaseerd ondeugdelijk is, dienen die beslagen, aldus de curator, onmiddellijk te worden opgeheven.

3.8. [eiseres] voert verweer.

3.9. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1. Kern van het geschil betreft de vraag of de paarden [A], [F], [K], [D], [B], [C], [H], [I], [J], [L], [G] en [O] aan [eiseres] in eigendom toebehoren dan wel eigendom zijn van [e[betrokkene].

4.2. [eiseres] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij eigenaar is van de hiervoor genoemde twaalf paarden het volgende naar voren gebracht.

De paarden [G], [F], [C] en [K] zijn door [eiseres] gekocht. [G] (ook wel genoemd [G]) is de stammoeder. Zij is omstreeks 1996 gekocht van [betrokkene 2] nadat zij deze op haar beurt had gekocht van de heer [Z]. [eiseres] heeft [F] gekocht omstreeks augustus 2006 van de heer J. [betrokkene a] (hierna te noemen [betrokkene a]). [eiseres] heeft [C] gekocht omstreeks juli 2009 van de heer H. [betrokkene b] (hierna te noemen [betrokkene b]) en [K] heeft hij gekocht van de heer [betrokkene c] (hierna te noemen [betrokkene c]). Ter onderbouwing hiervan heeft [eiseres] verklaringen overgelegd van [betrokkene a], [betrokkene b] en [betrokkene c].

[eiseres] heeft hier aan toegevoegd dat [L] een afstammeling is van [F] en [K] en dat [O] een afstammeling is van [G] en [K]. [I] is een dochter van [H] en [J] de dochter van [D]. Al deze moedermerries zijn volgens [eiseres] zijn eigendom.

Ter comparitie heeft [eiseres] hier nog aan toegevoegd dat [D] de dochter is van [G]. [A] is volgens hem ook een dochter van [G] en [B] is haar zoon. [H] is eveneens een dochter van [G], aldus [eiseres].

[eiseres] heeft verder nog naar voren gebracht dat hij sinds de aanschaf voor deze paarden heeft gezorgd. Ter onderbouwing daarvan heeft hij verschillende facturen van dierenartskosten, stallingskosten en stamboeken overgelegd. Hij stelt dat die allen op zijn naam zijn gesteld en dat alle rekeningen ook door hem zijn voldaan.

4.3. De curator heeft betwist dat [eiseres] eigenaar is van de genoemde paarden en heeft gesteld dat de eigendom van [A], [F], [K], [D], [B], [E], [C], [G], [H], [I] en [J] op de datum van het faillissement van [betrokkene] toebehoorde aan [betrokkene]. Ter onderbouwing daarvan heeft hij gewezen op het feit dat [betrokkene] op 16 mei 2008 deze paarden en alle rechten en vorderingen die voortvloeien uit de paardenverzekeringen op naam van [betrokkene] rechtsgeldig heeft verpand aan de Rabobank. De in deze pandaktes neergelegde bevoegdheidsverklaringen zijn niet voor tweeërlei uitleg vatbaar, aldus de curator. Ook in het aan de pandakte gehechte taxatierapport wordt [betrokkene] expliciet als eigenaar van de paarden vermeld. Verder wijst de curator op een brief van [betrokkene] aan de Rabobank van 5 december 2008 waarin zij zich presenteert als eigenaar van de paarden en op een brief van haar aan de Belastingdienst van 13 mei 2009 waarin zij er op wijst dat zij eigenaar is van [D]. Voorts zijn er nog een e-mailbericht van [betrokkene] aan de pandhouder en haar financieel adviseur van 13 mei 2009 over hetzelfde onderwerp en een stalovereenkomst met [Stal] waarin [betrokkene] als klant worden genoemd. De curator heeft ten slotte ook nog stukken uit verschillende gerechtelijke procedures overgelegd tussen andere partijen dan in het onderhavige geval en een zogenaamd ‘overzicht stortingen en onttrekkingen’, gebaseerd op de administratie van [betrokkene], waaruit blijkt dat in 2007 door [betrokkene] een bedrag van € 86.753,00 is onttrokken voor kosten te behoeve van de paarden.

4.4. Rabobank betwist eveneens dat [eiseres] de eigenaar is van de genoemde paarden en gaat er, net als de curator, vanuit dat de eigendom toebehoort aan [betrokkene] en dat zij dan een rechtsgeldig pandrecht ten gunste van Rabobank op de paarden als genoemd in het taxatierapport van Jonkers heeft gevestigd. Rabobank wijst in dit verband op de pandakte, op de opdracht aan Jonkers tot taxatie en het paardenstamboek van [A], [B], [D] en [G]. Verder onderbouwt Rabobank haar stelling met de brief van [betrokkene] van 5 december 2008 en het mailbericht dat Rabobank ontving van [betrokkene] op 13 mei 2009. Verder is volgens Rabobank nog van belang een brief van [e[betrokkene 2] van 29 oktober 2010, mede ondertekend door [eiseres], waarin staat vermeld dat Hertz Twente B.V. waar [betrokkene 2] aan het roer staat, eigenaresse van de litigieuze paarden zou zijn. Ook Rabobank wijst ten slotte nog op de jaarrekening van [e[betrokkene] over 2007 waaruit blijkt dat ter zake de kosten verband houdende met de genoemde paarden € 86.753,00 aan onttrekkingen heeft opgevoerd.

4.5. In het geschil in conventie is het aan [eiseres] om, gelet op het bepaalde in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), zijn stelling dat hij eigenaar is van de genoemde twaalf paarden te onderbouwen en, bij een voldoende gemotiveerde betwisting, te bewijzen. Dat bewijs is thans nog niet geleverd. De door [eiseres] overgelegde verklaringen zeggen namelijk niets over de eigendom van de paarden op datum faillissement. Daarnaast maakt het betaald hebben van de koopsom iemand nog niet automatisch eigenaar en sluit dit zeker niet uit dat een ander persoon eigenaar is of wegens overdracht is geworden. Evenmin kan uit de betaling van kosten die de paarden met zich brengen de eigendom worden afgeleid nu het evenzeer mogelijk is dat die kosten voor een ander zijn voldaan. Daar komt bij dat de facturen slechts betrekking hebben op een aantal van de genoemde paarden.

Het is daarom aan [eiseres] om verder bewijs te leveren van zijn stelling dat hij eigenaar is van de door hem genoemde twaalf paarden. Opgemerkt wordt dat van een vermoeden van eigendom in de zin van artikel 3:109 BW geen sprake kan zijn nu in het onderhavige geval niet is gesteld waar de genoemde paarden op dit moment precies zijn en door wie en voor wie ze worden gehouden.

4.6. In het geschil in reconventie is het aan de curator om, gelet op het bepaalde in artikel 150 Rv , zijn stelling dat [betrokkene] eigenaar is van de door de curator genoemde elf paarden te onderbouwen en, bij een voldoende gemotiveerde betwisting, te bewijzen. Dat bewijs is thans nog niet geleverd. In dat verband is van belang dat er op voorhand geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door [eiseres] overgelegde verklaringen omtrent de eigendomsverkrijging. Ter comparitie is door [eiseres] in dat verband nog naar voren gebracht dat hij niet meer zeker is van alle data. Het kan zijn dat hij de paarden al eerder heeft gekocht dan bij dagvaarding is aangegeven. Van belang is verder dat een vermelding in een stamboek of in een paardenpaspoort nog niet zonder meer betekent dat iemand eigenaar is. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat het niet ongebruikelijk is dat fokkers hun kinderen als fokker in een paspoort laten vermelden. Met betrekking tot het taxatierapport dat op naam staat van zijn dochter heeft [eiseres] verder verklaard dat hij dat taxatierapport heeft betaald en dat het in eerste instantie ook op zijn naam stond. Zo nodig kan hij het oorspronkelijke taxatierapport nog in het geding brengen. Volgens [eiseres] hebben zijn dochter en haar accountant zelf het taxatierapport veranderd en hebben zij hem daar buiten gehouden. [eiseres] heeft het taxatierapport laten maken, stelt hij, omdat hij dacht dat zijn dochter een borgstelling wilde. Pas achteraf heeft hij vernomen dat het rapport is veranderd en dat zijn dochter een pandrecht heeft gevestigd.

Met betrekking tot de mededeling van zijn echtgenote in haar brief van 14 september 2010 heeft [eiseres] verder nog opgemerkt dat zij samen hebben overwogen om de paarden aan Hertz Twente B.V. over te dragen (van welke vennootschap [betrokkene 2] aandeelhoudster was) in verband met sponsoring op evenementen. Dit is echter fiscaal niet mogelijk gebleken waardoor het van een daadwerkelijke verkoop en overdracht niet is gekomen, zoals blijkt uit een door [eiseres] overgelegde e-mail van 14 februari 2011 van een financieel adviseur. De paarden behoren nog steeds aan hem in eigendom toe, aldus de conclusie van [eiseres].

Het is daarom nu aan de curator om verder bewijs te leveren van zijn stelling dat de dochter van [eiseres], [betrokkene], eigenaar was van de genoemde paarden op datum faillissement.

4.7. Daarbij wordt opgemerkt dat de door de curator (onder verwijzing naar hetgeen is opgenomen onder 42 van de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie) gestelde eigendom niet op alle paarden ziet waarvan [eiseres] eigenaar stelt te zijn (namelijk niet van [L] en [O]), terwijl –omgekeerd- de curator stelt dat [betrokkene] eigenaar is van een paard waarvan [eiseres] niet heeft gesteld eigenaar te zijn ([E]). De aan de curator te verstrekken bewijsopdracht zal daarom ook betrekking hebben op [E] terwijl [eiseres] (mede) zal moeten bewijzen eigenaar te zijn van [L] en [O]. Gelet evenwel op het grote aantal paarden waarvan zowel [eiseres] als [betrokkene] eigenaar zou zijn, bestaat er aanleiding om beide bewijsopdrachten tegelijk te verstrekken.

4.8. Indien [eiseres] er in slaagt het hem opgedragen bewijs te leveren, ligt de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de eigendom van de paarden jegens de curator in beginsel voor toewijzing gereed.

4.9. Dat geldt ook voor de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot het pandrecht op de paarden jegens Rabobank, zij het dat Rabobank subsidiair nog naar voren heeft gebracht dat [eiseres] tijdens een gesprek met de bank op 14 oktober 2010 uitdrukkelijk heeft aangegeven niet te zullen ‘struikelen’ over de vermeende onbevoegdheid van [betrokkene] om te verpanden. Rabobank heeft gesteld dat zij dit aanbod, voor zover nodig, heeft aanvaard en dat zij dan ook wordt beschermd tegen de vermeende onbevoegdheid van [betrokkene]. [eiseres] heeft hier nog niet op kunnen reageren en het ligt voor de hand dat hij dat in de na enquête te nemen conclusie alsnog zal doen, zodat daar in een later vonnis op kan worden beslist.

Ter comparitie heeft Rabobank in dit verband ook nog naar voren gebracht dat zij, voor zover nodig, nog een beroep doet op derdenbescherming waarmee zij klaarblijkelijk doelt op het bepaalde in artikel 3:238 BW maar daaromtrent kan reeds nu al worden geconcludeerd dat dit beroep niet opgaat omdat artikel 3:238 BW alleen bescherming biedt in geval van vuistpand terwijl in het onderhavige geval sprake was van een stil pandrecht.

4.10. [eiseres] heeft ook nog verklaringen voor recht gevorderd jegens de curator en jegens Rabobank met betrekking tot onrechtmatig handelen en verwijzing gevorderd naar de schadestaatprocedure. [eiseres] heeft evenwel zijn daaraan ten grondslag liggende stellingen met betrekking tot het niet meewerken tot afgifte en de schade nog niet onderbouwd. Daar is bij conclusies wel verweer tegen gevoerd. Het ligt voor de hand dat [eiseres] daar bij een later te nemen conclusie na enquête alsnog op ingaat.

4.11. Reeds nu kan worden vastgesteld dat, zelfs al wordt het bewijs met betrekking tot de eigendom van de paarden door [eiseres] geleverd, de vorderingen jegens [gedaagde sub 1] niet voor toewijzing gereed liggen. Voor een veroordeling tot afgifte van de paarden is geen plaats nu, zoals door [eiseres] ter comparitie is erkend, de paarden niet meer bij [gedaagde sub 1] zijn. Omdat [eiseres] verder niet heeft gesteld dat en wanneer [gedaagde sub 1] dan zou hebben geweigerd om tot afgifte over te gaan -nog daargelaten de vraag of hij daartoe gehouden was nu de eigendom van [eiseres] nog niet vaststaat- en daar overigens ook niet van is gebleken, is er voor toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht ook geen grond.

4.12. Indien [eiseres] er niet in slaagt het hem op te dragen bewijs te leveren, zullen in elk geval alle vorderingen jegens alle gedaagden worden afgewezen.

4.13. Indien de curator slaagt in het hem opgedragen bewijs, zijn zijn vorderingen in beginsel toewijsbaar aangezien daartegen verder ook geen verweer is gevoerd.

Indien de curator er niet in slaagt het hem op te dragen bewijs te leveren, zullen zijn vorderingen worden afgewezen.

4.14. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.

4.15. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.

5. De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1. draagt [eiseres] op te bewijzen dat hij eigenaar is van de paarden [A], [F], [K], [D], [B], [C], [H], [I], [J], [L] (tweejarige merrie bruin afstammeling [K] x [M] x [N]), [G], [O] (jaarling, hengst, bruin, afstammeling [K] x [Q] x [R]),

5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 15 februari 2012 voor uitlating door [eiseres] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,

5.3. bepaalt dat [eiseres], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,

5.4. bepaalt dat [eiseres], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen in de maanden maart tot en met juni 2012 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,

5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. D.T. Boks in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,

5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

5.7. houdt iedere verdere beslissing aan,

in reconventie

5.8. draagt de curator op te bewijzen dat de paarden [A], [F], [K], [D], [B], [E], [C], [G], [H], [I] en [J] aan [betrokkene] in eigendom toebehoorden per datum faillissement d.d. 5 januari 2011,

5.9. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 15 februari 2012 voor uitlating door de curator of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,

5.10. bepaalt dat de curator, indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,

5.11. bepaalt dat de curator, indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen in de maanden maart tot en met juni 2012 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,

5.12. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. D.T. Boks in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,

5.13. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

5.14. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature