Nederlands echtpaar verzoekt primair om erkenning van een in Pennsylvania (Verenigde Staten van Amerika) ten behoeve van het echtpaar uitgesproken adoptie en subsidiair om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken. Nu de beginseltoestemming alleen aan de vrouw is verleend, is de rechtbank van oordeel dat de erkenning van de buitenlandse adoptie alleen betrekking heeft op de vrouw gelet op de bepalingen van de Wobka en de WCA.
Ten aanzien van de man geldt dat bij strikte toepassing van art. 1:228 lid 1 sub f BW de familierechtelijke betrekking tussen verzoeker en de minderjarige thans niet tot stand kan komen. De rechtbank is van oordeel dat het belang van het kind vergt dat het met beide opvoeders en verzorgers gelijktijdig in een gelijke familierechtelijke relatie komt te staan en wijst het subsidiaire verzoek van de man toe, mede gelet op de strekking van het bij de Eerste Kamer aanhangige voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het BW in verband met verkorting van de adoptieprocedure en wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met adoptie door echtgenoten van gelijk geslacht tezamen (nr. 30551).