U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Staking. Overgang van bedrijfsgebouwen/ondergrond van ondernemingsvermogen naar privé-vermogen. Geen waardedruk wegens zelfbewoning van toepassing omdat bedrijfsgebouwen/ondergrond in bouwkundig opzicht geen eenheid vormen met de woning (splitsingscriterium).

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/339

Uitspraakdatum: 13 april 2007

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen met nummer [H.26] overeenkomstig de aangifte opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 223.174.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 november 2005 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij faxbericht van 29 december 2005 beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2006 te Arnhem.

Namens eiser zijn daar verschenen [gemachtigden]. Namens verweerder zijn aldaar verschenen [gemachtigden].

Eiser heeft een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan overgelegd aan de rechtbank en verweerder.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiser dreef voorheen in de vorm van een eenmanszaak een agrarische onderneming. Eiser heeft deze onderneming per 31 maart 2002 gestaakt.

Tot de onderneming behoorden onder meer een woning met bedrijfsgebouwen op ondergrond en erf met het adres [a-straat 1] te [Z].

De onroerende zaken zijn in verband met de staking op 12 maart 2003 getaxeerd door [A], makelaar & taxateur o.g., namens [B] Makelaardij, gevestigd te [Q].

In het rapport dat hiervan is opgemaakt staat onder meer het volgende vermeld:

“4.1. KADASTRALE GEGEVENS:

Volgens het uittreksel van de dienst voor het Kadaster en de openbare registers te Arnhem is het object (...) groot 5.58.46 ha (...)

4.2. BESTEMMINGSPLAN:

Het getaxeerde object is gelegen in het bestemmingsplan “Agrarisch Gebied” van de gemeente [Z]. Het perceel is bestemd voor agrarische doeleinden, Klasse A, met een agrarisch bouwperceel.(...)

6.1 VERGUNNINGEN:

Er is een milieuvergunning krachtens AMvB melkrundveehouderijen. (...)

7.1 DOEL (...) Deze taxatie-opdracht is verleend om de waarde van de onroerende zaak vast te stellen in verband met beëindiging van de bedrijfsvoering en afrekening met de belasting.”.

De waarde in het economische verkeer van de onroerende zaken per 1 januari 2003 is hierin bepaald op € 364.000 en als volgt gespecificeerd:

“Boerderij/woning € 90.000,=

Bedrijfsopstallen - 4.000,=

Totaal € 94.000,=

Ondergrond:

Boerderij/woning 1.000 m2 €180.000,=

Bedrijfsopstallen 2.000 m2 € 90.000,=

Totaal - 270.000,=

Onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik € 364.000,=”.

De waarde in het economische verkeer bij agrarisch gebruik (WEVAB-waarde) is hierin als volgt gespecificeerd:

“Ondergrond boerderij/woning 1.000 m² € 56.000,=

Ondergrond bedrijfsopstallen 2.000 m² € 32.000,=”.

De bedrijfsopstallen betreffen een koeienstal en een houten schuur. De stal is 27 x 8 meter groot. De woning en de stal zijn niet fysiek verbonden. De houten schuur is 10 x 15 meter groot en staat ook los van de woning. De woning en de stal zijn van elkaar gescheiden door een oprit. De westzijde van de koeienstal is sinds 1992 in gebruik voor privé-opslag. Tot de staking diende de stal voor het overige voor huisvesting van vee. Sinds de staking van de onderneming zijn daarin acht schapen gehuisvest en is daarin een tractor gestald. Het perceel van 2.000 m2 bestaat naast de ondergrond voor de bedrijfsopstallen uit een schapenweide en een groentetuin. Dit perceel is sinds de staking als zodanig in gebruik. Het perceel van 1.000 m2 bestaat behalve uit de ondergrond van het woonhuis, uit een voortuin en een, achter het woonhuis gelegen, schapenweide.

Met betrekking tot het woonhuis heeft verweerder een waardedruk wegens zelfbewoning aanvaard van 33% van de waarde in het economische verkeer in vrije staat.

Door eiser is ter zitting een brief overgelegd met dagtekening 4 juli 2006, afkomstig van taxateur [A] als voornoemd en gericht aan [C] van [C] Administraties & Belastingen te [R]. Hierin staat over het object [a-straat 1] te [Z] onder meer het volgende vermeld:

“ Zoals beschreven in het taxatie rapport d.d. 17 maart 2003 is de schuur ingericht als koeienstal met grupstand en drijfmestroostervloer. Conform het bepaalde in het bestemmingsplan is enkel het gebruik voor Agrarische Doeleinden toegestaan. Het gebruik van de schuur door derden is niet aannemelijk, mede gezien het gebruik wat is toegestaan. Ook de aard en inrichting voldoet niet meer aan de eisen die gesteld worden aan een goede landbouwpraktijk.”.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of de waardedrukkende factor voor duurzame zelfbewoning van de woning ook van toepassing is op de bedrijfsopstallen en het perceel van 2.000 m² (hierna: de ondergrond).

De waarde in het economische verkeer en de waarde in het economische verkeer bij agrarisch gebruik van de onroerende zaken zijn niet in geschil. Evenmin is in geschil dat voor de waardedruk van de woning moet worden uitgegaan van een percentage van 33.

Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 202.714 (€ 223.174 -/- € 20.460).

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Ter zitting is hieraan het volgende toegevoegd:

Namens eiser:

“De stal is 4 á 5 meter hoog. De groenten worden gekweekt voor eigen gebruik. De stal is te klein voor moderne machinerie. Er kan geen heftruck in. De stal werd gebruikt voor koeien. Er is geen ruimte meer voor mestopslag. Toen eiser nog koeien had, golden er andere regels. Tot begin van de jaren ’90-’92 kon hij hiermee uit de voeten. Daarna heeft hij daar pinken gehouden. Tot het moment van staking was een deel van de stal in gebruik voor de pinken, een deel voor schapen en een deel voor mestopslag. Aanvankelijk hield eiser twee schapen. Sinds een jaar of drie á vier voor de staking zijn het er acht. Eiser heeft de schapen altijd bij wijze van hobby gehouden. De indeling van de stal is niet gewijzigd. Uit het voorste deel van de stal zijn alleen de drinkbakken weggehaald. Het deel dat voor de pinken in gebruik was, besloeg ongeveer 25 percent van de ruimte. Het overige deel betrof privé-gebruik. In 1992 heeft eiser zijn melkquotum en de koeien verkocht. Er bleven toen 16 pinken over. Deze namen 16 meter in beslag. De stal is een dubbele stal. Met de pinken was derhalve een derde van de ruimte gemoeid. Het kleine schuurtje is een bouwval. Het wordt gebruikt voor de opslag van potgrond, aardappelen en verf. Er loopt een smal pad van de oprit naar de woning. Iedereen loopt altijd achterom. Ik twijfel eraan of dit wordt gebruikt. Voor het gearceerde deel van bijlage 3 bij het beroepschrift is door verweerder een waardedruk in acht genomen.”.

Namens verweerder:

“Ik weet niet of dat wat eiser over het feitelijke gebruik van de stal verklaart, klopt. De stal was verplicht bedrijfsvermogen en geen keuzevermogen. Eiser spreekt over een schuur. Dat is niet juist. Het is eigenlijk een stal.

Het bezwaarschrift is gedagtekend 9 augustus 2005, het is op 12 augustus 2005 ingediend. Het bezwaarschrift is per post bezorgd. Het poststempel vermeldt de datum 11 augustus 2005. De waardering is een waardering naar de complexwaarde. Er is dus bij de taxatie rekening gehouden met de waarde van de afzonderlijke objecten. Of de stal apart verhuurd kan worden, is van belang voor de waardering. Dit werkt door naar de waarde.”.

4. Beoordeling van het geschil

Indien bij staking van een onderneming onroerende zaken van het ondernemingsvermogen naar het privé-vermogen worden overgebracht, dient in beginsel het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de boekwaarde tot de stakingswinst in het betreffende jaar te worden gerekend.

Wanneer een door de ondernemer bewoonde woning door hem wordt overgebracht naar zijn privévermogen, mag de waarde bij overgang worden gesteld op de waarde in bewoonde staat mits sprake is van min of meer duurzame zelfbewoning (vgl. Hoge Raad, 18 november 1959, BNB 1960/4). Onder woning dient naar het oordeel van de rechtbank te worden verstaan de woning tezamen met de delen die met de woning in bouwkundig opzicht een eenheid vormen.

De vraag is of er een waardedruk voor zelfbewoning mag worden toegepast op de bedrijfsopstallen en de ondergrond. Eiser stelt dat de stal en deze grond aanhorigheden zijn. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst eiser naar de arresten van de Hoge Raad van 8 juli 1980, nr. 19 925, BNB 1980/239 en Hoge Raad 16 juli 1993, nr. 29 174, BNB 1993/281. Volgens eiser blijkt uit deze jurisprudentie dat alleen van belang is of de stal als aanhorigheid van de woning kan worden aangemerkt. Volgens eiser is dat het geval. Ter adstructie hiervan wijst eiser erop dat de stal en de woning alleen gescheiden zijn door een oprit en derhalve nauw met elkaar verbonden zijn, dat de stal sinds de staking bij eiser in gebruik is voor privé-opslag en dat de westzijde van de stal dat al sinds 1992 is. Eiser stelt voorts dat de stal niet rendabel is te maken. Eiser wijst in dit verband naar de uitspraak van Hof ’s-Hertogenbosch van 6 december 2005, nr. 04/01006, VN 2006/17.4.2. Dat de stal niet rendabel te maken is, blijkt volgens eiser uit de omstandigheid dat de stal alleen te bereiken is via de oprit die ook naar de woning leidt, de grote deuren van de stal alleen te bereiken zijn via de schapenweide, de stal niet geschikt is voor moderne caravans en tractoren en er ook geen heftruck in kan worden gereden. Eiser wijst er verder op dat de inrichting van de stal gedateerd is en dat de stal daarom ook nauwelijks dienst kan doen als stalling voor vee.

Om te bepalen of op de waarde van bedrijfsopstallen en de ondergrond bij gelegenheid van de overgang van het ondernemingsvermogen naar het privé-vermogen een waardedruk wegens zelfbewoning van toepassing is, gaat de rechtbank uit van het splitsingscriterium. Daarbij dient te worden beoordeeld of de bedrijfsopstal en de ondergrond in bouwkundig opzicht een eenheid vormen met de woning. Indien van een dergelijke eenheid sprake is, behoren de bedrijfsopstal en de ondergrond tot de woning en is een waardedruk wegens zelfbewoning van toepassing. Als die eenheid ontbreekt, is er geen reden om voor de bedrijfsopstal en de ondergrond een waardedruk wegens zelfbewoning in acht te nemen.

De stal en de woning worden van elkaar gescheiden door een oprit en vormen mitsdien geen bouwkundig geheel. De stal en de ondergrond waren ten tijde van de staking bij de onderneming van eiser in gebruik. Gezien de onder 2 vermelde feiten en omstandigheden en hetgeen eiser ter zitting heeft verklaard omtrent het gebruik van de stal, kan niet worden gezegd dat sprake was van zelfbewoning. Dat eiser ook na het staken van zijn onderneming schapen is blijven houden, maakt niet dat ten tijde van het drijven van de onderneming het houden daarvan moet worden geacht uit liefhebberij te zijn geschied. Eiser had een agrarisch bedrijf. Het houden van schapen maakte hiervan deel uit. Niet aannemelijk is geworden dat de stal en de ondergrond onmiddellijk voorafgaand aan de staking voor meer dan 10 procent werden gebruikt voor privé-doeleinden. Derhalve kan ook niet worden gezegd dat de stal en de omliggende grond onmiddellijk voorafgaand aan het moment van staking bij de woning in gebruik waren en daaraan dienstbaar waren.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 13 april 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E.C.G. Okhuizen, mr. M.M. Bijker-Veen en mr. J.H.M. Delnooz-Engels in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature