U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Auteursrecht;

X stelt schade te hebben geleden door de auteursrechtinbreuken en het anderszins onrechtmatig handelen van de Universiteit, welke schade bestaat uit gemiste auteursrechtelijke vergoeding, gederfde inkomsten en reputatieschade.

Overwogen is dat gedaagden met de verveelvoudiging en openbaarmaking gehandeld hebben in strijd met de auteursrechten van X, hetgeen zal moeten leiden tot enige schadevergoeding aan X. Rechtbank gelast comparitie van partijen.

Uitspraak



Rechtbank Arnhem

Sector civiel recht

Zaak-/rolnummer: 91830 / HA ZA 02-1498

Datum vonnis: 23 juni 2004

Vonnis

in de zaak van

X,

wonende te A,

eiseres,

procureur mr. J.M. Bosnak,

advocaat mr. A.J. Verbeek te Amsterdam,

tegen

1. de stichting

STICHTING WAGENINGEN UNIVERSITEIT EN RESEARCHCENTRUM,

gevestigd te Wageningen,

2. de stichting

STICHTING DIENST LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK,

gevestigd te Wageningen,

gedaagden,

procureur mr. J.C.N.B. Kaal,

advocaat mr. P.G. Broekman te Veenendaal.

Partijen worden hierna ook X, Stichting Wageningen UR en Stichting DLO genoemd.

1. Het verloop van de procedure

Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 8 januari 2003 wordt naar dat tussenvonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis heeft eiseres op 19 februari 2003 een reactie gegeven op het in de conclusie van antwoord gestelde onder punt 2 en 3, waarbij zij nog producties in het geding heeft gebracht en is op 20 januari 2004 een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Na de comparitie hebben partijen getracht tot een minnelijke oplossing van hun geschil te komen. Bij brief van 13 april 2004 heeft mr. Verbeek meegedeeld dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen en heeft de procureur de rechtbank bij brief van 14 april 2004 verzocht de zaak weer op de rol te zetten voor voortprocederen.

Heden is vonnis bepaald.

2. De vaststaande feiten

2.1. Wageningen Universiteit is een rechtspersoon naar publiek recht als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) Zij wordt hierna de Universiteit genoemd. De Stichting Wageningen UR is een zelfstandige rechtspersoon, waarin vorm wordt gegeven aan de samenwerking tussen de Universiteit en de Stichting DLO.

Bij de Kamer van Koophandel is als verkorte naam voor de Stichting Wageningen UR de naam Stichting Wageningen Universiteit vermeld.

2.2. Wageningen Universiteit bedient zich voor haar correspondentie van briefpapier met in het briefhoofd vermelding van:

Wageningen Universiteit en Wageningen UR

De kantlijn van de brieven is standaard voorzien van de nodige naam- en adresgegevens. Zo is als naam en adres vermeld:

Wageningen Universiteit en Researchcentrum

Wageningen Universiteit

Postbus 9101

6700 HB Wageningen

Bezoekadres

Gebouwnummer 400

Etc.

Dan wel:

Wageningen Universiteit en Researchcentrum

Postbus 9101

Etc.

In laatstgenoemde brieven is tevens het inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel van de Stichting Wageningen UR.

Alle (overgelegde) brieven zijn ondertekend met:

Wageningen Universiteit

Namens het College van Bestuur

Etc.

2.3. Eén van de onderwijselementen die Wageningen Universiteit biedt betreft de biologie van de lagere planten. Ten behoeve van dit onderwijs is in 1995 een project tot stand gebracht ter realisering van een op het universitair onderwijs gerichte CD-rom “The Biology of Lower Plants”.

2.4. Ten behoeve van het project is een projectteam geformeerd onder leiding van professor B van de afdeling Plantencytologie en - Morfologie (hierna: PCM) van de Universiteit. Van het projectteam maakten ook deel uit:

- Dr. X, biologe en gespecialiseerd op het gebied van lagere plantsoorten en daarbinnen op mossen, als freelancer c.q. gastdocent verbonden aan de Universiteit,

- Drs. C, inhoudsdeskundige,

- Drs. D, onderwijsdeskundige,

- Ir. E, informatietechnoloog,

- Ir. F, multimedia adviseur,

De projectgroep, dan wel een deel van de projectgroep, is geregeld bij elkaar geweest om de procedure, werkwijze en de rode draad van het gehele project te bespreken.

2.5. De CD-rom is een omzetting van het door B in samenwerking met mevrouw G samengestelde en reeds vele jaren voor het onderwijs gebruikte collegedictaat. Het onderdeel Mossen is als eerste opgepakt om te worden omgezet naar een presentatie op de CD-rom. Dit onderdeel is in een periode van twee jaar uitgetest door en met studenten.

2.6. Eind 1997 was de CD-rom in zijn pilot vorm gereed en deze versie van de CD-rom is genoemd APW 1998. Na het totstandkomen van deze versie is de medewerking van X aan het project beëindigd.

2.7. In 1999 is een uitgever gevonden voor de uitgave van de CD-rom. Omdat X een vergoeding wilde voor de exploitatie van haar foto’s en tekeningen heeft de Universiteit een aangepaste CD-rom uitgegeven, de CD 2000, op welke CD-rom geen foto’s en tekeningen van X zijn geplaatst. Tevens is op de CD 2000 vermeld dat de Wageningen Universiteit de enig auteursrechthebbende op de CD 2000 is en is als functiebeschrijving van X de functie “assistant mosses” vermeld.

2.8. De verkoop van de CD 2000 vindt onder meer plaats via de website www.agralin.nl, welke site geregistreerd staat op naam van de Stichting DLO en door middel van verkoop in de bibliotheek van de Universiteit.

2.9. De Universiteit heeft voor het project enkele subsidies van het Rijk ontvangen. X heeft voor haar werkzaamheden ten behoeve van de CD-rom in de periode van 1995 tot 1997 een vergoeding ontvangen van fl. 13.000,00, die uit de subsidie werd betaald.

3. Het geschil

3.1. X vordert – kort weergegeven -

A. dat gedaagden, ieder afzonderlijk, zal worden verboden iedere

openbaarmaking, iedere verveelvoudiging, het ter verkoop aanbieden en / of het in voorraad hebben van de CD-rom Biology of Lower Plants of een bewerking daarvan waarin de Bijdragen als omschreven in de dagvaarding herkenbaar zijn overgenomen,

B. dat de Stichting Wageningen UR zal worden bevolen aan X of haar advocaat, een en ander voor zover mogelijk gestaafd door facturen of andere bescheiden, schriftelijk op te geven:

- het aantal vervaardigde exemplaren van de CD-rom,

- de kostprijs per vervaardigde CD-rom,

- de exacte namen en adressen van alle personen en/of ondernemingen anders dan consumenten, aan wie gedaagde sub 1. de CD-rom heeft geleverd of verkocht of van wie zij bestellingen heeft genoteerd, onder vermelding van het exacte aantal exemplaren van de CD-rom per afnemer en de bijbehorende verkoopprijzen per CD-rom,

C. dat gedaagden, ieder afzonderlijk aan X of haar advocaat, een en ander voor zoveel mogelijk gestaafd door facturen of andere bescheiden, wordt bevolen schriftelijk op te geven het totale aantal exemplaren dat zij tot het moment van betekening van onderhavig vonnis aan consumenten hebben verkocht met de bijbehorende verkoopprijs of indien sprake was van verschillende prijzen, verkoopprijzen per CD-rom,

D. dat gedaagden, ieder afzonderlijk, zal worden bevolen, alle onder B) tweede streepje bedoelde personen en / of ondernemingen schriftelijk mee te delen dat de onder hen berustende voorraad van de CD-roms door de betreffende gedaagde zal worden teruggenomen, onder aanbieding van terugbetaling c.q. creditering van koopprijzen, vergoeding van transportkosten voor retournering en eventuele andere kosten of schade van die personen en / of ondernemingen, alles met gelijktijdige verzending aan X of haar advocaat van kopieën van deze brieven,

E. dat gedaagden, ieder afzonderlijk, zal worden bevolen hun gehele voorraad van de CD-roms ter keuze van X hetzij op een door X te bepalen adres in Nederland aan X af te (doen) geven, hetzij deze op kosten van gedaagden in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van X te doen vernietigen, alles met gelijktijdige schriftelijke opgave aan de advocaat van X van het totale aantal van de desbetreffende producten,

F. dat de Stichting Wageningen UR wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag of per geval, zulks ter keuze van X, dat zij in gebreke blijft met de gehele of gedeeltelijke nakoming van enig hierboven onder A. tot en met E. genoemde verbod of bevel,

G. dat de Stichting DLO wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag of per geval, zulks ter keuze van X, dat zij in gebreke blijft met de gehele of gedeeltelijke nakoming van enig hierboven onder A. en C. tot en met E. genoemde verbod of bevel,

H. dat de Stichting Wageningen UR wordt veroordeeld aan X te betalen een vergoeding voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van de auteursrechtinbreuken (mede bevattende inbreuken op de persoonlijkheidsrechten)en het overigens onrechtmatig handelen als omschreven in de dagvaarding, welke schade nader zal worden opgemaakt bij staat,

I. dat de Stichting Wageningen UR vooruitlopend op de schadestaatprocedure en bij wijze van voorschot zal worden veroordeeld tot betaling aan X van een voorschot op de schadevergoeding van € 30.000,00 althans tot betaling van een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie rechtvaardig acht,

J. dat gedaagden, ieder afzonderlijk, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de kosten van dit geding.

3.2. X legt aan deze vorderingen ten grondslag dat zij auteursrechthebbende, althans mede-auteursrechthebbende is op de CD 2000 op de door haar genoemde Bijdragen, inhoudende:

- de inhoud en de tekst voor een groot deel van het onderdeel “Mosses”,

- de foto’s, film en tekeningen,

- de selectie van de relevante stof,

- de analyse en presentatie van de stof per scherm,

- het frame / de besturing van het hele programma en per scherm, en de structuur en vormgeving (lay-out) voor de schermen en het gehele programma.

3.3. X stelt dat gedaagden inbreuk maken op de artikelen 1, 12, 13 en 14 van de Auteurswet door zonder toestemming van X en zonder betaling van een redelijke vergoeding de Bijdragen (zie hiervoor punt 3.2.), al dan niet in gewijzigde vorm openbaar te maken, te verveelvoudigen en ter verkoop aan te bieden, tevens stelt zij dat inbreuk wordt gemaakt op haar persoonlijkheidsrechten in de zin van artikel 25 van de Auteurswet doordat zonder haar toestemming wijzigingen zijn doorgevoerd in de Bijdragen, haar functieomschrijving in de colofon op de CD 2000 fout is vermeld en Wageningen Universiteit op die CD doet voorkomen alsof deze de enige auteursrechthebbende op de CD is.

3.4. Ook indien zou worden geoordeeld dat de CD 2000 geen auteursrechtelijke relevante overeenstemming vertoont met de APW 1998 is er sprake van schending van het persoonlijkheidsrecht van X, aldus X, doordat de Bijdragen van haar in strijd met haar gerechtvaardigde verwachting niet voor exploitatie zijn gebruikt, dan wel is er sprake van het tekortschieten door de Universiteit in de nakoming van haar afspraken met X. Bij X was immers het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat haar bijdragen in die commerciële uitgave zouden worden opgenomen en dat zij daar inkomsten uit zou genereren. Mede om die reden heeft X genoegen genomen met de slechts geringe vergoeding voor haar werkzaamheden van fl. 13.000,00.

Tevens stelt X dat de Universiteit onrechtmatig jegens haar gehandeld heeft door haar in strijd met het gewekte vertrouwen na 1997 niet te betrekken bij de uitvoering van de zes andere groepen lagere planten.

3.5. X stelt schade te hebben geleden door de auteursrechtinbreuken en het anderszins onrechtmatig handelen van de Universiteit, welke schade bestaat uit gemiste auteursrechtelijke vergoeding, gederfde inkomsten en reputatieschade. De omvang van de schade is mede afhankelijk van het aantal verkochte c.q. ter koop aangeboden CD-roms, zodat de schade zal moeten worden opgemaakt bij staat.

De schade omvat volgens X in ieder geval de gederfde licentievergoeding van € 10.000,00 voor de exploitatie van de CD-rom waarop X mede auteursrechthebbende is, een bedrag aan gemist salaris van € 149.952,00 dan wel een vergoeding van € 17.697,00, gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 8.000,00 en reiskosten van € 470,00, de vermindering van de exploitatiewaarde van het auteursrecht van € 10.000,00, een bedrag voor opgewekte onlustgevoelens van € 1.500,00 en voor de aantasting van haar persoonlijkheidsrechten een bedrag van € 5.000,00.

3.6. Gedaagden hebben gemotiveerd verweer gevoerd.

4. De beoordeling van het geschil

Ten aanzien van de ontvankelijkheid

4.1. Gedaagden stellen dat zij ten onrechte zijn gedagvaard en dat X daarom niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen. X verrichtte werkzaamheden voor de Universiteit, welke instelling rechtspersoonlijkheid bezit in de zin van de WHW.

De Stichting Wageningen UR is een andere rechtspersoon dan de Universiteit en bezit geen rechtspersoonlijkheid in de zin van de WHW, terwijl de Stichting DLO voor het overige geheel buiten het geschil staat, behoudens dat zij slechts de domeinnaam www.agralin.nl heeft geregistreerd, aldus gedaagden.

4.2. De Universiteit en de Stichting Wageningen UR hebben verwarring geschept over hun identiteit door op van hen uitgaand briefpapier beide namen te gebruiken en soms het KvK-nummer van de Stichting Wageningen UR te vermelden. Hoewel de wederpartij de Universiteit is, kan X door de gewekte verwachtingen thans niet worden tegengeworpen dat zij de Stichting Wageningen UR heeft gedagvaard.

4.3. Tevens wordt geoordeeld dat, nu de verkoop van de CD 2000 tevens plaatsvindt via de website www.agralin.nl, welke op naam van de Stichting DLO is geregistreerd, de Stichting DLO mede verantwoordelijk kan worden gehouden voor de openbaarmaking en verveelvoudiging van de CD-rom. Geoordeeld wordt daarom dat X de Stichting DLO terecht mede in rechte heeft betrokken.

De beoordeling van het geschil inhoudelijk

Geniet de CD-rom APW 1998 auteursrechtelijke bescherming?

4.4. De Stichting Wageningen UR stelt zich op het standpunt dat de inhoud en tekst op de CD-rom, de selectie van de relevante stof en de analyse en presentatie van de stof per scherm, reeds zodanig vorm gegeven was in het eerder ten behoeve van het onderwijs gehanteerde en door B samengestelde collegedictaat, dat daarom de auteursrechtelijke bescherming aan de Stichting Wagening UR, dan wel de Universiteit toekomt.

4.5. Tussen partijen staat niet ter discussie dat de gedachte achter het tot stand brengen van een CD-rom was het verbeteren en vernieuwen van het onderwijs in de biologie van de lagere planten, zodanig dat dit onderwijselement door studenten als minder zwaar zou worden ervaren en de tentamenresultaten daardoor zouden verbeteren. Om dit te bewerkstelligen is de projectgroep (zie hiervoor punt 2.4.) in het leven geroepen.

Uit de overgelegde stukken, met name de verslagen van de bijeenkomsten van de projectgroep, blijkt dan ook dat de projectgroep tot taak had het onderwijs in de biologie der lagere planten geheel te vernieuwen, ten behoeve waarvan nieuwe gezamenlijke uitgangspunten zijn geformuleerd inzake bijvoorbeeld de te bereiken leerdoelen, de uitwerking daarvan, de leerstofopbouw en de presentatie. Aan de hand hiervan heeft de projectgroep keuzes gemaakt betreffende de inhoud, werkwijze en presentatie op de CD-rom. Daarbij is tevens bepaald van welke informatie uit het collegedictaat gebruik zou worden gemaakt en op welke wijze deze zou worden bewerkt voor de CD-rom. De projectgroep heeft zich vervolgens inhoudelijk eerst beziggehouden met het onderdeel mossen.

4.6. Hoewel gedaagden het collegedictaat niet als bewijs van hun stellingen hebben overgelegd, blijkt uit Xs stellingen en de overgelegde verslagen van de bijeenkomsten van de projectgroep naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat het collegedictaat slechts als uitgangspunt heeft gediend voor de CD-rom, maar de CD-rom zodanig anders van opzet, inhoud en presentatie is dan het collegedictaat, dat daarmee voldoende vaststaat dat de CD-rom een eigen auteursrechtelijk relevant karakter heeft.

Nu de CD-rom het uiteindelijke resultaat is van de samenwerking tussen verschillende specialisaties binnen een projectgroep, waarbij in samenspraak op eigen wijze vorm is gegeven aan een nieuw hedendaags onderwijsprogramma op het gebied van mossen, waaraan de door de projectgroep nieuw geformuleerde leerdoelen ten grondslag lagen, wordt tevens geoordeeld dat de CD-rom het persoonlijk stempel van de makers draagt.

Gelet op het bovenstaande wordt geoordeeld dat de APW 1998 auteursrechtelijke bescherming geniet.

Wie is de auteursrechthebbende op de CD-rom APW 1998 ?

4.7. Zoals hiervoor reeds is overwogen is de CD-rom een co-productie, tot stand gekomen in een projectgroep. Hoewel het collegedictaat van B als uitgangspunt diende voor de totstandkoming van de CD-rom en B ook de projectleider was, wordt met een verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen en met verwijzing naar onder meer het door X overgelegde overzicht van de schermen van het te gebruiken programma (productie 7), geoordeeld dat de CD-rom niet zodanig naar het ontwerp van B en onder diens leiding en toezicht tot stand is gekomen dat B daarvan als de maker zou moeten worden aangemerkt. Ook overigens komt de rechtbank tot het oordeel dat niet blijkt dat één van de overige leden wegens zijn speciale inbreng in het geheel als maker van dat geheel zou moeten worden aangemerkt. De rechtbank is daarom van oordeel dat als maker van de CD-rom de projectgroep moet worden aangemerkt. Dit leidt tot het oordeel dat er sprake is van co-auteurschap van een gemeenschappelijk werk en dat X één van de co-auteurs is. Omdat geen inzicht bestaat in de rechtspositie van de projectgroepleden, wordt niet ingegaan op de beoordeling van de vraag of als co-auteurs dienen te worden aangemerkt X en de Universiteit, dan wel X en elk projectgroeplid afzonderlijk. Voor de beoordeling van onderhavig geschil is zulks ook niet relevant.

4.8. Ten aanzien van het co-auteurschap geldt een uitzondering voor foto’s en tekeningen, waarvan het auteursrecht is toe te rekenen aan de individuele maker van de betreffende foto c.q. tekening. Niet in geschil is dat de APW 1998 foto’s en tekeningen bevatte waarop X haar auteursrecht kon doen gelden.

Is de CD 2000 een reproductie, bewerking of nabootsing van de APW 1998?

4.9. De Stichting Wageningen UR heeft niet betwist dat de CD 2000 voor zover betrekking hebbend op het onderdeel mossen, op het vervangen van de foto’s en tekeningen waarop X haar auteursrecht kon doen gelden na, slechts ondergeschikte wijzigingen bevat ten opzichte van de APW 1998, zodat daarvan wordt uitgegaan. Daarmee staat voldoende vast dat de CD 2000 een nabootsing en/of zodanige bewerking van de APW 1998 is dat er sprake is van verveelvoudiging en openbaarmaking in auteursrechtelijke zin. Ieder van de co-auteurs is in principe gerechtigd tot het exploiteren van het auteursrecht, ook zonder medewerking van de ander (artikel 26 Aw), echter wel met eerbiediging van de rechten van die ander (zie arrest Rooyakkers/Wouters, gerechtshof ’s Hertogenbosch 27 december 1994; IER 1995/4, nr. 27, p. 146).

Nu voorafgaande aan de verveelvoudiging en openbaarmaking van de APW 1998 geen overleg daarover met X is gevoerd, behoudens over de foto’s en tekeningen van de hand van X, terwijl niet is gebleken dat X, hoewel zij geen werkzaamheden meer voor de Universiteit verrichtte, hiertoe niet bereid zou zijn geweest, zijn met de verveelvoudiging en openbaarmaking van de CD 2000 de auteursrechten van X op grond van de artikelen 12, 13 en 14 Aw door de Universiteit aangetast.

De Stichting DLO

4.10. De Stichting DLO exploiteert de website waarop de CD 2000 voor het publiek te koop wordt aangeboden. Nu geoordeeld wordt dat de CD 2000 in strijd met de auteursrechten van X is verveelvoudigd en openbaar gemaakt, wordt deze CD 2000 ook in strijd met de auteursrechten van X en daarmee onrechtmatig via de site van de Stichting DLO te koop aangeboden.

Strijd met persoonlijkheidsrechten

4.11. Uit de in geding gebrachte stukken blijkt dat X als gastmedewerkster bij de Universiteit werkzaam was. Uit de verslagen van de bijeenkomsten van de projectgroep, noch anderszins blijkt dat X ten aanzien van haar werkzaamheden voor de CD-rom een andere functie vervulde dan bijvoorbeeld de heren B en E, die als redacteur op de CD-rom staan vermeld, zoals X ook op de APW 1998 nog stond vermeld.

4.12. Nu hiervoor reeds is overwogen dat X als co-auteur van de

CD-rom moet worden aangemerkt en tevens voldoende vast staat dat X geen andere rol heeft vervuld ten aanzien van de totstandkoming van de CD-rom dan de andere auteurs en met name van de redacteuren daarvan, staat voldoende vast dat X door de vermeldingen op de CD-rom, dat de Wageningen Universiteit enig auteursrechthebbende is en dat X slechts als assistant Mosses is opgetreden, in haar morele c.q. persoonlijkheidsrechten is aangetast.

4.13. Gelet hierop en hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het co-auteurschap van X, zal worden overwogen dat met het niet expliciet vermelden van X als medeauteur op de CD-rom en het vermelden van een verkeerde functie van X op die CD-rom tekort is gedaan aan de morele rechten van X en hiermee het oordeel gerechtvaardigd dat artikel 25 van de auteurswet door de Universiteit is overtreden.

Wanprestatie

4.14. Geoordeeld wordt dat de gehele inhoud van de CD-rom moet

worden aangemerkt als één werk, waarbij de tekst en de bijbehorende illustraties onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden: het één kan niet zonder het ander zonder aan de met de CD-rom beoogde doeleinden te beantwoorden, zodat op grond daarvan wordt geoordeeld dat de Stichting Wageningen UR, door het aanbrengen van wijzigingen in de gebruikte foto’s en tekeningen, zonder toestemming van X, éénzijdig wijzigingen heeft aangebracht in dat geheel. Echter, nu uit de stukken en de stellingen van partijen onvoldoende is gebleken dat hiermee inhoudelijk afbreuk is gedaan aan het geheel, - de vervangende illustraties lijken zodanig veel op de illustraties van X dat in ieder geval aannemelijk is dat ook met die illustraties de CD-rom beantwoord aan zijn doelstellingen - staat daarmee onvoldoende vast dat er ten aanzien van die foto’s en tekeningen sprake is van aantasting van de persoonlijkheidsrechten van X als bedoeld in artikel 25, lid 1 sub c en d van de Auteurswet .

Wel wordt geoordeeld dat de Stichting Wageningen UR heeft gehandeld in strijd met de bij X opgewekte verwachtingen dat, bij verveelvoudiging en openbaarmaking van de APW 1998 de door haar ingebrachte foto’s en tekeningen zouden worden gehandhaafd. Dat dit oorspronkelijk ook in de bedoeling lag blijkt voldoende uit de brieven van de Universiteit aan X van 24 augustus 1999 en 27 oktober 1999 en wordt op zich ook niet ontkend. Dat X daarbij vanaf het begin zou zijn gezegd dat zij geen aanspraak zou kunnen maken op enige auteursrechtelijke vergoeding, zoals gedaagden in hun pleitnota stellen, blijkt niet uit de stukken en komt op voorhand ook niet redelijk voor. Immers, door de uitgave van de CD-rom genereren gedaagden inkomsten, waarvan een redelijk deel aan de auteursrechthebbenden zou kunnen worden toegedeeld. Over de precieze invulling hiervan hadden partijen in onderhandeling kunnen treden. Door zulks niet te doen en zonder meer de foto’s en tekeningen van X te wissen, is de Universiteit tekort geschoten in haar verplichtingen jegens X.

4.15. X heeft voorts gesteld dat de Stichting Wageningen UR onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door in strijd met de tegenover haar gewekte verwachtingen haar niet te betrekken bij de vervaardiging van de andere onderdelen van de CD-rom. De Stichting Wageningen UR heeft daartegen ingebracht dat X haar werkzaamheden heeft gestaakt om haar ernstig zieke man te verzorgen. De rechtbank wenst hierover nadere inlichtingen en zal daarom een comparitie van partijen gelasten.

Schadevergoeding

4.16. Zoals hiervoor onder de punten 4.9. en 4.10. is overwogen hebben gedaagden met de verveelvoudiging en openbaarmaking gehandeld in strijd met de auteursrechten van X, hetgeen zal moeten leiden tot enige schadevergoeding aan X.

Hoe hoog deze schadevergoeding moet zijn is mede afhankelijk van de opbrengst van de verkochte CD-roms, maar eveneens van de daadwerkelijke aantallen verkochte CD-roms.

In deze gegevens bestaat geen enkel inzicht, maar op voorhand heeft de rechtbank geen aanleiding te veronderstellen dat het om aanzienlijke aantallen c.q. bedragen gaat.

4.17. Het hiervoor onder 4.13, 4.15. en 4.16. overwogene leidt ertoe dat de rechtbank aanleiding ziet een comparitie van partijen te gelasten. Deze comparitie acht de rechtbank wenselijk, niet alleen om inlichtingen te verkrijgen maar tevens om te beproeven of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.

4.18. Voor de comparitie is twee uur uitgetrokken. De zaak wordt om deze comparitie te kunnen bepalen verwezen naar de tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken opdat de partijen hun verhinderdagen en die van hun advocaten kunnen opgeven.

4.19. De partijen wordt verzocht uiterlijk twee weken tevoren stukken waarop zij tijdens de comparitie een beroep willen doen in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe te zenden. Gedaagden worden beide verzocht in ieder geval die stukken aan de andere partij en aan de rechtbank toe te zenden die inzage geven in het aantal vervaardigde c.q. verkochte CD-roms, de verkoopprijzen van de CD-roms alsmede de netto opbrengst van de verkochte CD-roms.

4.20. Ter bevordering van een voortvarende afwikkeling van de procedure moeten de partijen er op voorbereid zijn dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis, bijvoorbeeld tot een bewijsopdracht of deskundigenonderzoek, kan wijzen overeenkomstig artikel 232, tweede lid, aanhef en onder a Rv.

De beslissing

De rechtbank

bepaalt dat de partijen, vergezeld van hun advocaten, voor de rechtbank ( mr. F.J. de Vries) zullen verschijnen in het Paleis van Justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 204 om inlichtingen over de zaak te geven en te laten onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden, op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd (op een dinsdag)

verwijst de zaak naar de tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, voor het opgeven van verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met oktober 2004, waarna dag en uur van de comparitie zal worden bepaald,

bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelf zal bepalen,

bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,

bepaalt dat gedaagden een vertegenwoordigd zullen zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere volmacht bevoegd is hen te vertegenwoordigen,

verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries en uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2004.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature