Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

vergoeding wegens onregelmatige opzegging arbeidsovereenkomst; art. 7: 672 lid 10 BW

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

Clusternummer: 105061

zaaknummer: 5761083 EA VERZ 17-171

beschikking van: 24 april 2017

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

gevestigd te 's-Gravenhage

verzoekster

nader te noemen: de Stichting

gemachtigde: mr. U. Karatas

t e g e n

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder,

nader te noemen: [verweerder] ,

gemachtigde: mr. W. van der Meer de Walcheren.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De Stichting heeft op 23 februari 2017 een verzoek gedaan om voor recht te verklaren dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst in strijd met de geldende opzegtermijn heeft opgezegd.Daarnaast heeft de Stichting een verzoek gedaan om [verweerder] te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen.

[verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.

Op 27 maart 2017 is de zaak mondeling behandeld. De Stichting is verschenen bij [naam] , bijgestaan door haar gemachtigde. [verweerder] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van overgelegde (pleit) aantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben de Stichting en [verweerder] nog stukken ingediend.

Beschikking is bepaald op heden.

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de stukken, staat in dit geding het volgende vast:

1.1.

De Stichting is op 25 november 2014 opgericht en is een stichting die personeelsleden in dienst neemt ter ondersteuning van de Tweede Kamerfractie van “ [naam fractie] ”, welke fractie bestond uit [naam voorzitter] (voorzitter van de Stichting) en [naam secretaris-penningmeester] (secretaris-penningmeester van de Stichting).

1.2.

De vereniging Politieke Beweging DENK (hierna: vereniging DENK) is op 13 mei 2015 opgericht. Voornoemde [naam secretaris-penningmeester] is haar voorzitter en [naam] is haar secretaris.

1.3.

Vereniging DENK heeft op 15 maart 2017 meegedaan aan de Tweede Kamerverkiezingen en is thans met drie zetels in de Tweede Kamer vertegenwoordigd.

1.4.

[verweerder] , geboren 9 januari 1972, is op 1 april 2016 in dienst getreden bij de Stichting. Op 1 juli 2016 is die arbeidsovereenkomst voor de duur van 8,5 maanden, tot aan de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017, verlengd. De laatste functie die [verweerder] vervulde is die van communicatieadviseur, met een salaris van € 1.466,65 bruto bij een werkweek van 16 uur.

1.5.

Naast voornoemde arbeidsovereenkomst is [verweerder] op basis van een vergelijkbare arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij de politieke beweging Denk, hierna Denk, als campagneleider.

1.6.

In artikel 4.4 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat opzeggingen schriftelijk en tegen het einde van de maand dienen te geschieden.

1.7.

In artikel 4.6 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat partijen het recht hebben de overeenkomst schriftelijk op te zeggen indien de partij ernstig toerekenbaar tekortschiet in haar verplichtingen uit deze overeenkomst, na tot nakoming van deze verplichtingen schriftelijk te zijn aangemaand.

1.8.

Op 14 december 2016 is de Vereniging Artikel 1 opgericht met als bestuurders [naam bestuurder 1] en [naam bestuurder 2] . Sluitingsdatum voor het registreren van nieuwe partijen voor de verkiezingen bij de Kiesraad was 19 december 2016. De domeinnaam van Artikel 1 is door [verweerder] geregistreerd op 6 december 2016.

1.9.

Op 24 december 2016 om 1:04:54 uur heeft [verweerder] een e-mail gezonden aan [naam secretaris-penningmeester] met de volgende inhoud:

“Zoals eerder afgesproken beëindig ik bij deze mijn dienstverband bij DENK en [naam fractie]”.

1.10.

Op 24 december 2016 wordt in de Volkskrant melding gemaakt van het vertrek van [verweerder] en van [naam 1] bij Denk.

1.11.

[naam 1] heeft zich verkiesbaar gesteld voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer voor Artikel 1 en was lijsttrekker voor die partij voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017. [verweerder] stond op nummer zes van de kandidatenlijst. Artikel 1 heeft bij de verkiezingen geen zetel gehaald.

Verzoek

2. De Stichting verzoekt voor recht te verklaren dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst met de Stichting in strijd met de geldende opzegtermijn heeft opgezegd. Verder verzoekt de Stichting om [verweerder] te veroordelen aan de Stichting wegens de onregelmatige opzegging een vergoeding te betalen van € 1.942,65, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2016 tot aan de voldoening, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van dit geding. Bij vermeerdering van eis heeft de Stichting nog terugbetaling van € 357,67 aan teveel betaald loon over december 2016 verzocht. De Stichting stelt daartoe dat [verweerder] op 24 december 2016 via de e-mail zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd zonder daarbij een opzegtermijn in acht te nemen, hetgeen hem schadeplichtig maakt. Nu [verweerder] de volledige maand december 2016 betaald heeft gekregen, is de periode vanaf 24 december 2016 onverschuldigd voldaan, aldus de Stichting.

Verweer

3. [verweerder] verweert zich tegen het verzoek. Hij heeft allereerst een beroep gedaan op de onbevoegdheid van de kantonrechter te Amsterdam en daartoe aangevoerd dat in de arbeidsovereenkomst een rechtskeuze is gemaakt voor de rechtbank Den Haag. Verder voert hij aan – samengevat – dat tussen partijen overeenstemming was bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zodat er geen sprake is van een niet rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Ten slotte heeft hij bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis.

Beoordeling

4. Het verweer van [verweerder] dat de kantonrechter onbevoegd is om van de onderhavige verzoeken van de Stichting kennis te nemen, nu in de arbeidsovereenkomst een forumkeuze is opgenomen, wordt gepasseerd. Met de Stichting wordt geconstateerd dat partijen na het ontstaan van het geschil geen forumkeuze zijn overeengekomen, terwijl het in de arbeidsovereenkomst opgenomen beding, gelet op het bepaalde in artikel 108 lid 2 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toepassing mist. Nu [verweerder] in [woonplaats] woont, is de kantonrechter te Amsterdam bevoegd.

5. Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of aan [verweerder] moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Daarbij moet met name worden beoordeeld of [verweerder] gerechtigd was om op 24 december 2016 de arbeidsovereenkomst per die datum te beëindigen.

6. Naar het oordeel van de kantonrechter is de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig. Daarvoor geldt allereerst dat van overeenstemming tussen partijen over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zoals door [verweerder] is aangevoerd, niet is gebleken. De Stichting betwist dat een dergelijke overeenstemming voorafgaand aan de e-mail van 24 december 2016 is bereikt. Uit de in het geding gebrachte stukken valt een dergelijke overeenstemming niet af te leiden en [verweerder] heeft nagelaten een voldoende concreet bewijsaanbod op dit punt te doen. Het enkele aanbod namens [verweerder] om te bewijzen dat hij heeft gezegd dat hij ermee op zou houden als hij zijn functie niet kon uitoefenen, is onvoldoende daartoe. Verder heeft [verweerder] bij zijn opzegging van de arbeidsovereenkomst geen termijn in acht genomen overeenkomstig artikel 4.4 van de arbeidsovereenkomst in combinatie met artikel 7:672 lid 4 BW .

7. Voor zover door [verweerder] als verweer is aangevoerd dat hij niet schadeplichtig is jegens de Stichting omdat hij de facto sedert 28 november 2016 al op non-actief was gesteld en hij in december 2016 geen werkzaamheden meer heeft verricht voor de Stichting, wordt dit verweer niet gevolgd. De Stichting heeft bestreden dat van een dergelijke op non-actief stelling sprake is geweest en [verweerder] heeft zijn verweer op dit punt onvoldoende onderbouwd en heeft nagelaten concreet bewijs aan te bieden. Daarbij geldt overigens ook nog dat zelf indien de op non-actief stelling komt vast te staan, deze de opzegging in de e-mail van 24 december 2016 nog niet rechtsgeldig maakt.

8. De verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen. Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW is [verweerder] die vergoeding verschuldigd aan de Stichting, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn en is door [verweerder] niet bestreden. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 24 december 2016.

9. Tegen het vermeerderde verzoek van de Stichting tot terugbetaling van het teveel betaalde salaris over december 2016 heeft [verweerder] geen inhoudelijk verweer gevoerd, zodat dit deel van de vordering toewijsbaar is. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is [verweerder] nadrukkelijk in de gelegenheid gesteld om, indien gewenst, nog te overleggen met zijn gemachtigde, dan wel op dit punt nog een schriftelijke reactie te geven, maar van beide gelegenheden is geen gebruik gemaakt.

10. De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] nu hij in het ongelijk is gesteld. De kosten worden gematigd gelet op de samenhang tussen de beide gelijktijdig ingediende en behandelende verzoeken tegen [verweerder] . Er is geen aanleiding voor toewijzing van de wettelijke rente over de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:

verklaart voor recht dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst met de Stichting in strijd met de geldende opzegtermijn heeft opgezegd;

veroordeelt [verweerder] om aan de Stichting de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 1.941,65 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 24 december 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;

veroordeelt [verweerder] tot betaling aan de Stichting van € 357,67 bruto in verband met teveel betaald salaris over de maand december 2016;

veroordeelt [verweerder] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de Stichting tot op heden begroot op € 277,50 aan salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd inclusief btw;

veroordeelt [verweerder] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en [verweerder] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;

verklaart de betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het anders of meer verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. E. Pennink, kantonrechter en op 24 april 2017 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature