U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

oplegging ISD maatregel winkeldiefstal met geweld

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS

Parketnummer: 13/684540-16 (Promis)

Datum uitspraak: 24 februari 2017

Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,

ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres

[woonadres] , [woonplaats] ,

gedetineerd in de PI [pi adres] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 februari 2017.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Looijestijn en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. T. Urbanus naar voren hebben gebracht.

2 Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 31 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen drie (voordeel)verpakkingen Red Bull, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn (vestiging [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte zich (met kracht) heeft losgerukt (tengevolge waarvan een nagel van voornoemde [slachtoffer] is afgescheurd) en/of (met zijn elleboog) op/tegen de lip, in elk geval in/op/tegen het gezicht, van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt;

(artikel 312 Wetboek van Strafrecht )

3 Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 Waardering van het bewijs

4.1

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Ter motivering van dat standpunt heeft hij – samengevat – het volgende aangevoerd. Verdachte heeft de diefstal bekend. De winkelmedewerkster heeft bij de staande houding door het handelen van verdachte pijn en letsel ondervonden zodat het ten laste gelegde geweld bewezen kan worden geacht. Zij stond in haar recht om verdachte staande te houden, gelet op de verdenking van diefstal en betrapping op heterdaad. Het was voor verdachte voldoende duidelijk dat het een winkelmedewerkster betrof.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar haar op schrift gestelde pleitnotitie, partieel vrijspraak bepleit voor zover het ten laste gelegde feit ziet op door verdachte gepleegd geweld. De raadsvrouw heeft daartoe, zakelijk weergegeven, betoogd dat de winkelmedewerkster de verdachte niet heeft aangehouden. De winkelmedewerkster heeft verdachte onbevoegd belemmerd de winkel uit te lopen. Er was dan ook sprake van een wederrechtelijke aanranding door de winkelmedewerkster. Niet kan worden bewezen dat verdachte het oogmerk had om bij betrapping zijn vlucht mogelijk te maken, nu het ten laste gelegde geweld was gericht tegen deze wederrechtelijke aanranding en hij het recht had daarop te reageren. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, nu hij het recht had te reageren op de wederrechtelijke aanranding.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat verdachte goederen heeft gestolen in de winkel en vervolgens die winkel uit wilde lopen. Daarbij werd hij achterna gelopen door aangeefster die verdachte kort tevoren met een grote zwarte rugtas de winkel had zien inlopen en hem zonder te betalen de kassa’s had zien passeren. Eenmaal bij hem gekomen, heeft aangeefster verdachte verzocht of zij in zijn tas mocht kijken, waarop verdachte boos reageerde en wegliep. Zij heeft hem toen bij zijn jas vastgepakt en hem terug de winkel in begeleid. Vervolgens heeft verdachte geprobeerd zich los te rukken, waarbij aangeefster een nagel heeft gescheurd en een elleboog van verdachte tegen haar lip heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden blijkt van een betrapping op heterdaad door de winkelmedewerkster, waarbij verdachte wilde loskomen uit de macht van de winkelmedewerkster teneinde zich de vlucht mogelijk te maken na de door hem gepleegde diefstal. Het is zo dat betrapping op heterdaad iedere burger bevoegd is een persoon aan te houden, waarbij ook mag worden overgegaan tot het vastpakken van een verdachte. De aangeefster had dus de bevoegdheid om verdachte aan te houden en verdachte heeft zich hiertegen verzet, met het letsel van aangeefster als gevolg.

5 Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte

op 31 oktober 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Red Bull, toebehorende aan Albert Heijn (vestiging [adres] ), welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte zich met kracht heeft losgerukt tengevolge waarvan een nagel van voornoemde [slachtoffer] is afgescheurd en hij met zijn elleboog tegen de lip, van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6 De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7 De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 Plaatsing in een inrichting voor stelmatige daders

8.1

De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest. Verdachte voldoet aan de harde en de zachte criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel. Uit de vele over verdachte opgemaakte rapportages blijkt dat voorgaande hulpverleningstrajecten niet hebben geleid tot gedragsverandering. Een ambulante behandeling is inmiddels een gepasseerd station. Verdachte heeft meer dwang nodig om de recidive in te perken. Binnen de ISD-maatregel zijn verschillende hulptrajecten mogelijk om de gewenste gedragsverandering te bevorderen.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering van de officier van justitie niet dient te worden gevolgd, nu de ISD-maatregel een ultimum remedium is en er voor verdachte nog mogelijkheden zijn van hulpverlening binnen een ambulant kader.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende laten meewegen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft bij een supermarkt diverse blikken Red Bull weggenomen. Bij betrapping op heterdaad heeft hij zich met geweld geprobeerd los te rukken om er vandoor te gaan. De winkelmedewerkster heeft daardoor een gescheurde nagel en een kapotte lip opgelopen. Winkeldiefstal is op zich al een vervelend feit, dat voor de gedupeerden, naast financiële schade, veel overlast en ergernis meebrengt. Wanneer winkeldiefstal echter gepaard gaat met geweld, in welke vorm dan ook, wordt nog eens een grens overschreden. Dergelijke feiten zijn voor het betrokken winkelpersoneel en het winkelend publiek, dat er getuige van is, verontrustend en beangstigend, zoals ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgehouden slachtofferverklaring.

Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 13 januari 2017 blijkt dat verdachte vele malen voor vermogensdelicten is veroordeeld. Verdachte liep ten tijde van het plegen van dit feit ook in een proeftijd voor een vermogensdelict (diefstal).

De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Inforsa van 28 december 2017 (de rechtbank begrijpt: 2016), opgemaakt door [persoon] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:

De onderhavige strafzaak maakt bij een bewezenverklaring onderdeel uit van een delictpatroon. Betrokkene voldoet aan de ISD-criteria. Betrokkene pleegt diefstallen om zich te voorzien van harddrugs. Betrokkene kampt met een langdurige harddrugsverslaving. Eerdere ambulante- en klinische verslavingsbehandelingen hebben niet geleid tot doorbreking van zijn harddrugsgebruik en het delictgedrag.

Evenmin hebben meerdere drangkaders daartoe geleid. De Reclassering Inforsa acht derhalve een hernieuwd drangkader niet geïndiceerd en acht het opleggen van de ISD maatregel gewenst.

Ter terechtzitting van 10 februari 2017 heeft [persoon] voornoemd als deskundige verklaard te blijven bij de conclusie en bij het advies dat oplegging van een ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is. Verdachte heeft meerdere verslavingsbehandelingen ondergaan; zo is hij tweemaal bij Castle Craig in Schotland en bij Jellinek geweest, maar geen enkele behandeling heeft tot blijvend resultaat geleid. De kans op recidive is bij verdachte heel groot.

De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 13 januari 2017 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de periode van 31 oktober 2016 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Daarbij betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat verdachte nog in een proeftijd liep ten tijde van het plegen van het onderhavige misdrijf.

De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte hulp behoeft bij zijn verslavingsproblematiek, maar dat eerdere interventies en/ of behandelingen niet tot gedragsverandering hebben geleid. Verdachte heeft ter terechtzitting onderkend hulp te behoeven en tevens te willen. Nu de reclassering heeft geconstateerd dat verdachte wel hulp wil en dit niet alleen voor elkaar krijgt, kan binnen de ISD-maatregel gewerkt worden aan zijn verslavingsproblematiek.

Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.

Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 415,20 aan materiële schadevergoeding en € 500,-- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Ten aanzien van de vordering is door de verdediging betwist dat de benadeelde partij ten gevolge van het feit onbetaald verlof heeft moeten opnemen en een röntgenfoto heeft moeten laten maken. Gelet op deze gemotiveerde betwisting kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt. De rechtbank zal de vordering tot materiële schadevergoeding tot het niet betwiste bedrag van € 15,08 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, zijnde 31 oktober 2016.

Niet betwist is dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Bij de begroting van de hoogte van de immateriële schadevergoeding houdt de rechtbank rekening met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De rechtbank begroot de vergoeding van de immateriële schade die rechtstreeks door verdachte is toegebracht aan de benadeelde partij als gevolg van het strafbaar feit naar billijkheid op € 250,- , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, zijnde 31 oktober 2016, tot aan de dag van de algehele voldoening.

De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 15,08 aan materiële schadevergoeding en € 250,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 oktober 2016.

De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering tegenover de betwisting daarvan onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde levert op:

Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.

Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van 2 (twee) jaar.

Wijst de vordering van [slachtoffer] , wonende te Amsterdam, toe tot € 265,08 (tweehonderdvijfenzestig euro en acht cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 oktober 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.

Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.

Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.

Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , aan de Staat € 265,08 (tweehonderdvijfenzestig euro en acht cent) te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 5 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.

Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.

Dit vonnis is gewezen door

mr. S.P. Pompe, voorzitter,

mrs. W.H. van Benthem en M. Vaandrager, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. L.M. Nieuwenhuijs, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature