Werkneemster had de aanzegging (artikel 7:668 BW) van de werkgever, die in de (onjuiste) veronderstelling verkeerde dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gold, moeten opvatten als een opzegging nu zij zelf uitging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en heeft laten blijken de aanzegging van de werkgever ook op te vatten als beƫindiging van de arbeidsovereenkomst. De (verval)termijn van 2 maanden (artikel 7:686a lid 4 sub a BW) om de nietigheid van de opzegging in te roepen is inmiddels verstreken.