E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBAMS:2015:9543
Rechtbank Amsterdam, 13.751.200-15

Inhoudsindicatie:

Overlevering aan het Verenigd Koninkrijk. De garantie als bedoeld in artikel 6, vijfde lid OLW .

Onder het regime van de WETS mag de rechtbank niet langer verlangen dat uitvaardigende lidstaat instemt met omzetting van de buitenlandse straf naar Nederlandse maatstaven (zie bijv. Rb. Amsterdam 9 november 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BY2931).

De brief van het Home Office van 16 april 2015 houdt onder meer de volgende passage in:

We do not consider that a transfer under the Framework Decision on the European arrest warrant of 13 June 2002 allows you to alter the duration of any sentence imposed by a UK court under the Netherlands’ national law.

Zoals de rechtbank al eerder heeft geoordeeld (Rb. Amsterdam 27 mei 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:5190)

- levert een dergelijke passage niet een aan de garantie tot teruglevering verbonden voorwaarde op, zodat de in de brief van 8 april 2015 gegeven garantie genoegzaam is,

- brengt het vertrouwensbeginsel mee dat de rechtbank aanneemt dat de Britse autoriteiten de Unierechtelijke verplichting tot effectuering van de gegeven garantie zullen naleven en

- leidt de opvatting van de Britse autoriteiten dat een – eventuele – aanpassing van de – eventueel – in Groot-Brittannië opgelegde vrijheidsstraf in strijd is met het Unierecht niet tot een ander oordeel, omdat een lidstaat van de Europese Unie niet een schending van Unierecht door een andere lidstaat kan aanvoeren ter rechtvaardiging van het feit dat hij zelf zijn Unierechtelijke verplichtingen niet nakomt (zie bijvoorbeeld HvJ EG 2 juni 2005, zaak C-266/03, (Commissie/Luxemburg), punt 35).

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie