Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Wrakingsverzoek afgewezen. De door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden vormen zowel afzonderlijk bezien als in hun onderlinge samenhang beschouwd geen grond voor toewijzing van het verzoek. Voor dat oordeel is van belang op te merken dat rechterlijke procesbeslissingen – behoudens uitzonderlijke omstandigheden – in zijn algemeenheid geen grond opleveren voor het oordeel dat een rechter vooringenomen is jegens een procespartij. De rechtbank heeft in het onderhavige geval geen aanknopingspunten gevonden dergelijke uitzonderlijke omstandigheden aan te nemen. Voorts zijn de verbanden die verzoeker legt tussen de rechter en diverse aan de eisende partij gelieerde juristen, bijvoorbeeld omtrent het meeschrijven aan een arbeidsrechtelijke bundel en het deelnemen in een werkgroep van de Vereniging voor Arbeidsrecht, te ver verwijderd zijn van de procedure waarin verzoeker partij is, om tot een objectieve rechtvaardiging van verzoekers vrees voor vooringenomenheid van de rechter te komen.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht

wrakingskamer

Beschikking op het op 12 mei 2015 gedane en onder rekestnummer HA RK 144.2015 ingeschreven verzoek van:

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker,

welk verzoek strekt tot wraking van mr. E.F.A. van Buitenen, kantonrechter te Amsterdam (hierna: de rechter).

Verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van 12 mei 2015 en de schriftelijke reactie van de rechter van 7 juni 2015.

De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 juni 2015. Verzoeker en de rechter zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

De rechtbank heeft het verzoek van 10 juni 2015 van verzoeker om uitstel van de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Niet gebleken is dat verzoeker in het geheel niet in staat zou zijn te verschijnen.

Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling beslist op het verzoek. Deze beschikking vormt de schriftelijke weerslag daarvan.

Gronden van de beslissing

1. Van de volgende feiten wordt uitgegaan:

- Verzoeker is de gedaagde partij in een kantonzaak geregistreerd onder zaaknummer [ ]. De eisende partij is de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO). Deze zaak wordt behandeld door de rechter.

- Op 28 april 2015 heeft een mondelinge behandeling van de zaak door de rechter plaatsgevonden. Verzoeker is toen niet verschenen.

- Bij brief van 28 april 2015 heeft [ ](hierna: [ ]), stafjurist, verzoeker op verzoek van de rechter informatie verschaft aangaande de verdere procedure. Een nieuwe zittingsdatum is daarbij bepaald op 19 mei 2015, 11.00 uur.

- Bij brief van 12 mei 2015 heeft verzoeker onderhavig verzoek om wraking ingediend.

- Bij brief van 10 juni 2015 heeft verzoeker verzocht om uitstel van de onderhavige procedure, nu hij door conservatoire beslaglegging niet in staat is vervoer naar de rechtbank te bekostigen.

Het verzoek en de gronden daarvan

2.1.

Aan het wrakingsverzoek wordt ten grondslag gelegd hetgeen in de aan deze beschikking gehechte brief van 12 mei 2015 (zonder bijlagen) is vervat. In het kort komen de gronden van het verzoek erop neer dat de rechter vooringenomen is, omdat de rechter de ontvangst van verzoekers brief van 7 april 2015 niet tijdig heeft bevestigd, de oproeping voor de rechtszitting op zijn minst de tijd en locatie van de behandeling en de behandelend rechter moet vermelden, [ ] namens de rechter de ontvangst van de ingebrekestelling en het verweerschrift van 22 april 2015 heeft geweigerd en de rechter schijnbaar ter zitting van 28 april 2015 gewoon verder is gegaan met de wederpartij over de verdere behandeling van het verzoek. Daarnaast is – kort gezegd – de rechter volgens verzoeker niet onafhankelijk van ABN AMRO, omdat zij als redactielid werkt bij de Werkgroep Ontslagrecht van de Vereniging voor Arbeidsrecht en als auteur betrokken is bij het boek ‘WWZ in praktijk’, waaraan ook aan ABN AMRO gelieerde juristen hebben meegeschreven.

2.2.

Verzoeker concludeert op basis van het voorgaande dat de rechter vooringenomen is jegens hem, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

De reactie van de rechter

3.1.

De rechter heeft als reactie op het wrakingsverzoek het volgende standpunt ingenomen. Voor zover het wrakingsverzoek berust op door verzoeker gestelde administratieve en andere procedurefouten, verwijst de rechter naar de brief van [ ] van 28 april 2015, waarin is uitgelegd hoe de procedure tot dan toe is verlopen. In die brief is eveneens geprobeerd kort antwoorden te geven op verzoekers vragen. Het is niet gebruikelijk dat in ontbindingsprocedures proces-verbaal opgemaakt wordt, tenzij daar uitdrukkelijk om wordt verzocht. Als verzoeker ter zitting van 28 april 2015 was verschenen, had de rechter hem dat kunnen uitleggen. Gezien de inhoud van verzoekers brief van 22 april 2015 heeft de rechter het aangewezen geacht met verzoeker in gesprek te komen door hem uitleg te geven over een en ander en hem uit te nodigen voor een nieuwe zitting. Jammer genoeg heeft de brief van 28 april 2015 niet het door de rechter gewenste effect gehad, aldus de rechter. Zij vindt het spijtig dat de procedure bij verzoeker zodanige gevoelens heeft opgeroepen dat hij het indienen van een wrakingsverzoek nodig heeft geoordeeld. Niettemin is de rechter van mening dat voor zover er al sprake is geweest van processuele fouten, daaruit niet blijkt van enige objectieve vooringenomenheid van de kant van de rechter. Wat betreft de klacht van verzoeker dat de rechter niet onafhankelijk zou zijn van ABN AMRO, merkt de rechter op dat daaraan geen feitelijke gegevens ten grondslag worden gelegd waaruit van enige betrokkenheid blijkt. De verbinding die verzoeker legt tussen de rechter en het advocatenkantoor dat ABN AMRO bijstaat, is naar de mening van de rechter geen reden om vooringenomenheid op objectieve gronden aanwezig te achten. Dat de rechter door een specialisatie in het arbeidsrecht bekend is en bij gelegenheid ook samenwerkt met advocaten, betekent niet dat in individuele zaken waarin die advocaten optreden getwijfeld kan worden aan haar onpartijdigheid.

3.2.

Volgens de rechter is er geen sprake van (schijn van) vooringenomenheid en dient het door verzoeker ingediende wrakingsverzoek te worden afgewezen.

De beoordeling van het verzoek

4.1.

In een wrakingsprocedure dient de rechtbank te onderzoeken of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Daarbij staat voorop dat een rechter op grond van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend. De rechtbank zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.

4.2.

De door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden vormen zowel afzonderlijk bezien als in hun onderlinge samenhang beschouwd geen grond voor toewijzing van het verzoek. Voor dat oordeel is van belang op te merken dat rechterlijke procesbeslissingen – behoudens uitzonderlijke omstandigheden – in zijn algemeenheid geen grond opleveren voor het oordeel dat een rechter vooringenomen is jegens een procespartij. De rechtbank heeft in het onderhavige geval geen aanknopingspunten gevonden dergelijke uitzonderlijke omstandigheden aan te nemen. Voorts overweegt de rechtbank dat de verbanden die verzoeker legt tussen de rechter en diverse aan ABN AMRO gelieerde juristen, bijvoorbeeld omtrent het meeschrijven aan een arbeidsrechtelijke bundel en het deelnemen in een werkgroep van de Vereniging voor Arbeidsrecht, te ver verwijderd zijn van de procedure waarin verzoeker partij is, om tot een objectieve rechtvaardiging van verzoekers vrees voor vooringenomenheid van de rechter te komen.

4.3.

Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat voor het oordeel dat de rechter vooringenomen is, dan wel dat de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is, geen grond is.

4.4.

De rechtbank is ten slotte van oordeel dat verzoeker lichtvaardig gebruik maakt van het wrakingsinstrument en zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter die de zaak met nummer [ ] in behandeling heeft niet in behandeling wordt genomen.

4.5.

Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:

 wijst het verzoek tot wraking af;

 bepaalt dat de procedure geregistreerd onder nummer [ ] wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingverzoek werd ingediend;

 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de rechter die de zaak met nummer [ ] in behandeling heeft niet in behandeling wordt genomen.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.G. Tarlavski-Reurslag, voorzitter, mr. A.W.C.M. van Emmerik en mr. P.B. Martens, leden, in aanwezigheid van mr. M. van Looij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2015.

de griffier de voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing staat geen voorziening open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature