Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Kennelijk onredelijk ontslag, 7:681 BW. Werkgever verplaatst bedrijf in 2010 van Australië naar Nederland. Werknemer (IT-werkzaamheden) gaat op verzoek mee op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. Werkgever krijgt in 2013 een ontslagvergunning op bedrijfseconomische gronden, stellend dat de opstartfase voorbij is en de IT-werkzaamheden eenvoudiger zijn geworden. Het ontslag wordt kennelijk onredelijk bevonden op grond van het gevolgencriterium. Vergoeding wordt bepaald op (gematigde) repatriëringskosten en vijfmaal het maandsalaris. Het meerdere (waaronder onderwaarde van de koopwoning van werknemer) wordt afgewezen wegens ontoereikende onderbouwing en het voor rekening van werknemer komende risico.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht

zaaknummer: 2801804 CV EXPL 14-4910

vonnis van: 9 oktober 2014

fno.: 113

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [plaats]

eiser

nader te noemen: [eiser]

gemachtigde: mr. F. Panis

t e g e n

de besloten vennootschap [gedaagde]

gevestigd te [plaats]

gedaagde

nader te noemen: [gedaagde]

gemachtigde: mr. A.S. Boonstra

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 14 februari 2014 met producties;- antwoord met producties;- instructievonnis;- dagbepaling comparitie.

De comparitie heeft plaatsgevonden op 24 juni 2014. [eiser] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor [gedaagde] is haar gemachtigde verschenen. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Nadien is de behandeling aangehouden voor schikkingsoverleg. Vervolgens heeft [gedaagde] een akte genomen. [eiser] heeft op 11 augustus 2014 een brief met bijlagen toegezonden, waarna [gedaagde] nogmaals een akte heeft genomen. Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:

1.1.

[eiser], geboren op [datum] in [plaats], [land], is op 16 februari 2010 als IT-specialist in dienst van G Media Pty Ltd in Melbourne getreden. G Media exploiteerde erotische films en websites. Ook in 2010 zijn geschillen met de Australische autoriteiten over de inhoud van de films ontstaan.

1.2.

[gedaagde] is in juli 2010 opgericht. Zij exploiteert een erotische website. Zij heeft eveneens in juli 2010 de activa van G Media overgenomen. [naam 1] is eigenaar van beide bedrijven.

1.3.

[gedaagde] heeft zich in 2010 in Nederland gevestigd. [eiser] is bij haar op 2 augustus 2010 in dienst getreden. Volgens het op 23 juni 2010 gedateerde arbeidscontract betrof het een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. [eiser] kreeg de positie van IT Geek met een aanvangssalaris van € 68.000,00 bruto per jaar. Art. 12 van de overeenkomst bevat een non-concurrentiebeding.

1.4.

[gedaagde] heeft op 13 september 2013 aan het UWV om afgifte van een ontslagvergunning voor [eiser] verzocht op grond van een bedrijfseconomische reden.

1.5.

Na verweer van [eiser] heeft het UWV Werkbedrijf op 27 november 2013 [gedaagde] toestemming verleend om [eiser] te ontslaan wegens bedrijfseconomische redenen. [gedaagde] heeft bij brief van 29 november 2013 het dienstverband met ingang van 1 januari 2014 opgezegd.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert, zakelijk weergeven:I. een verklaring voor recht dat de opzegging door [gedaagde] van de arbeidsovereenkomst met hem kennelijk onredelijk is als bedoeld in artikel 7:691 BW ;II. dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:a. € 183.669,60 bruto ter zake van inkomensschade;b. € 95.490,00 netto ter zake van de verplichte verkoop van de woning van [eiser];c. € 6.965,00 netto ter zake van vliegticket en verhuiskosten van [eiser];d. € 7.221,60 netto ter zake van vliegticket en immigratiekosten van de partner van [eiser];e. € 3.702,45 netto ter zake van de kosten van de hond van [eiser];alles vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:120 BW vanaf 14 februari 2014;f. € 25.000,00 netto ter zake van immateriële schadevergoeding;g. € 11.231,00 exclusief BTW en kantoorkosten ter zake van buitengerechtelijke advocaatkosten.

3. [eiser] stelt ter onderbouwing van de vorderingen, kort samengevat, dat de opzegging door [gedaagde] kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7:681 BW . In de eerste plaats is er sprake van een door [gedaagde] voorgewende reden. In de tweede plaats zijn de gevolgen van opzegging voor hem te ernstig in vergelijking met het belang van [gedaagde] bij opzegging.

4. [eiser] stelt dat G Media na de justitiële problemen niet meer in Australië kon functioneren en daarom naar Nederland is verhuisd. [naam 1] verzocht zijn medewerkers om mee te gaan. Volgens [eiser] had hij twijfels om op het verzoek in te gaan. Hij zou zijn leven in Australië moeten opgeven. Zijn Maleisische vriendin werkte daar al geruime tijd. Zij zou er een onbeperkte verblijfs- en werkvergunning kunnen krijgen, anders dan in Nederland. [eiser] stelt uit loyaliteit met [naam 1] besloten te hebben naar Nederland te verhuizen, met zijn vriendin en samen met andere werknemers. Voorwaarde van [naam 1] was dat hij eerst de arbeidsovereenkomst met G Media zou opzeggen, teneinde aanspraken in Australië te voorkomen. Voorwaarde van [eiser] was dat hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in Nederland zou krijgen. Die voorwaarden zijn vervuld. Na een tijdelijk verblijf in een hotel en een appartement heeft [eiser] in juni 2011 een huis gekocht, ervan uitgaande met zijn vriendin in Nederland een nieuw bestaan te zullen opbouwen.

5. [eiser] stelt verder dat zijn werkzaamheden in Nederland en Australië vergelijkbaar waren, behalve de IT-set up in Nederland, die niet meer dan drie maanden in beslag nam. Al na een jaar ervoer hij dat de meeste “Australische” werknemers werden ontslagen, onder druk genoegen nemend met magere beëindigingsregelingen. Zijn ontslag bleef nog uit, omdat hij onmisbaar was. In de zomer van 2013 meldde [gedaagde] hem echter dat ook zijn ontslag in het verschiet lag in verband met het vervallen van zijn werkzaamheden. Volgens [eiser] hadden die aanzegging en de gevolgen daarvan een grote impact op hem, reden waarom hij zich in september 2013 ziek meldde. Ondanks het oordeel d.d. 2 oktober 2013 van de bedrijfsarts dat [eiser] voor tenminste 3 weken volledig arbeidsongeschikt was en ondanks zijn behoefte aan rust, nam [gedaagde] dagelijks meerdere malen contact met hem en zijn gemachtigde op om over de voortgang van zijn herstel en de re-integratie te spreken. [gedaagde] dreigde [eiser] ook met een loonsanctie als hij niet zou meewerken aan een gesprek ten kantore van [gedaagde]. [eiser] kenmerkt dat als stalken. Op initiatief van de bedrijfsarts heeft medio november 2013 een mediationbijeenkomst plaatsgehad. Na de toestemming van het UWV heeft [gedaagde] hem echter direct ontslagen.

6. Ter onderbouwing van zijn stelling dat [gedaagde] een voorgewende reden heeft gehanteerd stelt [eiser] dat [gedaagde] het UWV onjuist heeft geïnformeerd. [gedaagde] heeft gesteld dat de functie van [eiser] overbodig werd omdat de opbouw van het IT-systeem gereed was en alleen onderhoud nodig was, door een lager gekwalificeerde werknemer. [eiser] zou hebben geweten dat zijn positie tijdelijk was. UWV heeft deze redenering ten onrechte gevolgd. [eiser] stelt daar tegenover dat [gedaagde] in feite beoogt om hem te vervangen voor een goedkopere kracht, zoals bij andere Australiërs is gebeurd. Volgens [eiser] had [gedaagde] ten tijde van de ontslagprocedure bij het UWV een vacature voor een IT-Geek openstaan. Het profiel komt overeen met dat van [eiser]. Hij heeft zich altijd flexibel betoond. [gedaagde] wilde hem juist naar Nederland meenemen omdat hij overal inzetbaar was; van een tijdelijke functie was geen sprake.

7. [eiser] stelt ter onderbouwing van de stelling ten aanzien van het gevolgencriterium dat [gedaagde] hem de indruk heeft gegeven dat hij voor langere tijd in Nederland zou gaan werken, reden waarom hij huis en haard heeft opgegeven. In Nederland heeft hij een huis gekocht, dat nu voor 31 maart 2014 verkocht moet worden omdat zijn verblijfsvergunning afloopt. Financieel zit hij klem. Zijn vriendin heeft haar rechten op een Australische verblijfsvergunning verspeeld en moet nu aan zwaardere voorwaarden zien te voldoen. [gedaagde] heeft verscheidene collega’s op een vergelijkbare manier benadeeld. Rondom de ontslagaanzegging van [eiser] heeft [gedaagde] een andere IT-er aangenomen met 9 jaar werkervaring. Volgens [eiser] dient [gedaagde] bij het ontslag van een expat-werknemer als hij met extra zorgvuldigheid te werk te gaan.

8. [eiser] stelt ten gevolge van het ontslag schade te hebben geleden. In de eerste plaats zal het hem naar verwachting 36 maanden kosten om in Australië ander werk te vinden. De kosten van levensonderhoud zijn daar hoger dan in Nederland. Zijn huis heeft ten opzichte van de hypotheek een onderwaarde van € 90.000,00 en na zijn vertrek heeft hij nog doorlopende hypotheeklasten als de woning niet is verkocht. [eiser] claimt voorts de kosten van vliegtickets voor zichzelf, zijn vriendin en zijn hond, alsmede verhuiskosten. Zijn vriendin zal in Australië een nieuwe immigratieprocedure moet voeren. De vergoeding van immateriële schade vindt zijn grondslag in de verrassende aanzegging van het ontslag in september 2013 en in de dwang om terstond zijn spullen te pakken zonder afscheid van zijn collega’s te kunnen nemen. [gedaagde] vertoonde na zijn ziekmelding pestgedrag. Zijn vriendin zal twee jaar in Maleisië moeten verblijven en dan zal [eiser] haar niet kunnen zien. De kosten van rechtsbijstand waren mede noodzakelijk omdat [eiser] geen Nederlands spreekt. [gedaagde] heeft hem in het kader van onderhandelingen een vergoeding ter hoogte van slechts drie maanden salaris aangeboden en nadien van niet meer dan één maand.

4. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer tegen de vordering. Kort samengevat betwist zij de verwijten van [eiser] over de ethiek van haar werkwijze in Australië. Zij wijst erop dat [eiser] bij de start van het dienstverband weet had van haar activiteiten, dat hij met haar naar Nederland is verhuisd en dat hij hier drie jaar is blijven werken. [eiser] heeft haar aanbod om in Nederland te komen werken aanvaard nadat hij een zeer riant salaris en bijkomende arbeidsvoorwaarden had bedongen. Hij had er ook voor kunnen kiezen om in Australië te blijven onder acceptatie van het “redundancy package” van G Media. Niet alleen het salaris was bovengemiddeld, maar [gedaagde] heeft ook zijn vliegticket naar Amsterdam, hotelovernachtingen en zakgeld betaald. Verder heeft zij hem ATV-dagen toegekend en hem in verband met visumproblemen van zijn vriendin toegestaan om langere tijd vanuit Maleisië te werken.

5. [gedaagde] voert verder aan dat [eiser] als IT Geek functioneerde: een hoog gekwalificeerde IT-specialist met als taak het ontwerpen, kopen, installeren en onderhouden van IT-systemen. Na drie jaar was de opstartfase voorbij. In die periode was sprake van een normaal personeelsverloop. Er zijn slechts twee functies vervallen, waarbij een voor de werknemers gunstige beëindigingsregeling is getroffen. Ook liepen enkele tijdelijke contracten af. Na de opstartfase bestond geen behoefte meer aan een full-time IT-specialist: aankoop en installatie waren niet meer nodig en er resteerde alleen onderhoudswerk. De functie van [eiser] verviel daarom. Volgens [gedaagde] wilde zij met [eiser] over een passende beëindiging van het dienstverband overleggen en heeft zij hem een vergoeding van C = 1 aangeboden, naast het aanbod om hem drie maanden in dienst te houden. [eiser] stelde echter absurd hoge eisen, reden waarom [gedaagde] de weg via het UWV moest volgen. Na de afgifte van de ontslagvergunning wilde zij opnieuw met [eiser] overleggen, maar ook daarop is hij niet ingegaan, evenmin als op voorstellen voor gesprekken in het kader van zijn re-integratie. Wel zijn twee mediationgesprekken gevoerd. [gedaagde] wijst erop dat [eiser] zich direct na het einde van het dienstverband beter heeft gemeld. Volgens [gedaagde] zal zij haar transitievoorstellen in ieder geval nakomen.

6. [gedaagde] verwijt [eiser] op haar beurt zich als slecht werknemer te hebben opgesteld. Tijdens de UWV-procedure heeft hij diffamerende berichten op Facebook geplaatst, die hij na haar sommaties slechts ten dele heeft verwijderd. Ook heeft hij een journalist van het Algemeen Dagblad benaderd. Onjuist is dat hij Nederland al op 31 maart 2014 moet verlaten: als kennismigrant krijgt hij een zekere termijn en medio april 2014 was nog geen besluit tot intrekking van zijn verblijfsvergunning genomen.

7. [gedaagde] verwijst naar de overwegingen van het UWV, die zij juist acht. De IT-werkzaamheden zijn inmiddels eenvoudiger van aard, zoals [eiser] al langere tijd wist en in de “Employee development plans” is vastgelegd. De nieuwe functie van Helpdesk Officer is anders dan die van [eiser] en wordt ook veel lager beloond. De door [eiser] genoemde vacature is in overleg met hem bepaald, met name voor de periodes waarin hij afwezig was. Later is als oplossing gekozen om een consultant in te huren en om andere werknemers IT-taken aan te leren.

8. [gedaagde] betwist voorts de stellingen van [eiser] met betrekking tot het gevolgencriterium. Bij hem is niet de verwachting gewekt van een eeuwig dienstverband. Voor [gedaagde] was de nieuwe toekomst in Nederland onzeker. Zij heeft [eiser] een contract voor onbepaalde duur aangeboden omdat zij niet wist hoe lang de ontwikkeling van de IT-systemen zou duren. [eiser] heeft eigen “life-style”-keuzes gemaakt met een hoge hypotheek, waarin [gedaagde] geen rol had. Zijn huis staat nog niet te koop. [gedaagde] betwist dat zijn vriendin relevante rechten in Australië heeft opgegeven en dat zij lang moet wachten voordat zij nieuwe verblijfsrechten krijgt.

9. [gedaagde] betwist ook de hoogte van de gestelde schade, die zij exorbitant acht. Niet onderbouwd is dat [eiser] naar Australië terugkeert en dat zijn huis werkelijk wordt verkocht. In Nederland heeft hij recht op een WW-uitkering en ook in Australië bestaan faciliteiten. [eiser], die nooit eerder werkeloos is geweest, heeft uitstekende kansen om daar of in Nederland ander werk te vinden. [eiser] heeft niet aangetoond dat hij ter zake inspanningen heeft verricht. [gedaagde] is bereid een oplossing te zoeken voor het concurrentiebeding. De geclaimde prijs voor zijn vliegticket is veel te hoog. Het ticket en de immigratiekosten voor zijn vriendin kunnen niet ten laste van [gedaagde] komen, nu hun relatie en haar overkomst eigen keuzes van [eiser] betroffen. Ook de kosten ten aanzien van de hond van [eiser] komen voort uit zijn eigen keuze. Volgens [gedaagde] heeft zij [eiser] niet op non-actief gesteld, maar heeft hij zich ziek gemeld en wilde hij niet meer op zijn werk verschijnen. Van pestgedrag was geen sprake. Voor een volledige proceskostenvergoeding bestaat slechts grond bij misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen en dat doet zich niet voor.

Beoordeling

10. Ingevolge artikel 7:681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter indien een van de partijen een arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk opzegt, aan de wederpartij een schadevergoeding toekennen.

11. Opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan, aldus artikel 7:681 lid 2 BW , onder andere kennelijk onredelijk zijn wanneer deze geschiedt onder opgave van een voorgewende of valse reden of wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de opzegging.

12. Bij de beantwoording van de vraag of een ontslag kennelijk onredelijk is geldt als uitgangspunt dat eerst aan de hand van alle omstandigheden, tezamen en in onderling verband beschouwd, moet worden vastgesteld dát sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag voordat kan worden toegekomen aan de beantwoording van de vraag welke vergoeding eventueel aan de werknemer toegekend moet worden. Na de beëindiging ingetreden omstandigheden kunnen slechts in aanmerking worden genomen voor zover zij bevestigen hetgeen in redelijkheid met betrekking tot de inkomsten van [eiser] kon worden verwacht op het moment van ontslag. Voor het aannemen van een kennelijk onredelijk ontslag moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden, die in de kern inhouden dat het ontslag is gegeven in strijd met algemene normen van goed werkgeverschap.

13. De stelling van [eiser] dat hij is ontslagen met een valse of voorgewende reden, wordt niet gevolgd. [gedaagde] heeft gedetailleerd uiteengezet dat zij in Nederland een nieuwe start heeft gemaakt met nieuwe hard- en software, dat de duur van de implementatie gaandeweg bleek en dat het ontwikkelingswerk na verloop van tijd was afgerond. [eiser] heeft die gang van zaken onvoldoende weersproken. Erkend is verder dat [gedaagde] uiteindelijk een IT-medewerker op juniorniveau heeft aangetrokken met een aanzienlijk lager salaris dan dat van [eiser], hetgeen erop wijst dat de huidige IT-functie een lager gewicht heeft dan in de beginfase. Bovendien heeft [eiser] tijdens de comparitie zelf gesteld dat hij overgekwalificeerd was voor zijn werkzaamheden. Die overkwalificatie moet dan ook hebben gegolden voor de activiteiten na de opstartfase. Een en ander kon voor [gedaagde] reden geven om een andere invulling te geven aan de IT-werkzaamheden. Dat heeft zij in openheid gedaan, al was dat zonder instemming van [eiser].

13. Bij de beoordeling van het gevolgencriterium stelt de kantonrechter voorop dat [gedaagde] in deze procedure en in de procedure bij het UWV haar belangen om de IT-functie te herpositioneren voldoende heeft aangetoond. Terecht heeft het UWV daarbij opgemerkt dat de beslissing van de werkgever om de organisatie naar haar inzichten van rendement en bedrijfsvoering in te richten slechts marginaal getoetst kan worden.

13. [eiser] heeft terecht gesteld dat [gedaagde] extra zorgvuldigheid diende te betrachten bij de beslissing om hem te ontslaan en om de gevolgen van het ontslag voor hem te beperken. Zij had [eiser] immers gevraagd om mee te werken aan de start van het nieuwe bedrijf in Nederland, waarvoor zij hem kennelijk op grond van zijn ervaring geschikt achtte. Zij wist dat [eiser] zich daarvoor in een voor hem nieuw land moest vestigen, met de daaraan verbonden gevolgen voor zijn “family life”. Voor de hand ligt dat [eiser] daarom een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur verlangde, daargelaten mogelijke eigen belangen van [gedaagde] bij een dergelijke overeenkomst. Verder had [gedaagde] zich ook kunnen realiseren dat [eiser] in Nederland niet eenvoudig ander werk zou kunnen vinden, gelet op het geldende vergunningenstelsel. Met andere woorden: de afhankelijkheid van [eiser] van deze arbeidsovereenkomst was groter dan die van een reguliere werknemer. Van belang is ook dat [gedaagde] [eiser] aan een non-concurrentiebeding heeft gebonden, waaraan haar aanbod om daarover overleg te plegen niet afdoet.

16. [gedaagde] heeft [eiser] in essentie niet meer dan 3 maanden bruto salaris aangeboden. In het licht van de bovengenoemde omstandigheden had van [gedaagde] een betere financiële regeling verwacht mogen worden, mede omdat [eiser] in die periode arbeidsongeschikt was. De gevorderde verklaring voor recht is derhalve toewijsbaar.

16. Bij de bepaling van de hoogte van de uit hoofde van het kennelijk onredelijke ontslag aan [eiser] te betalen vergoeding geldt het volgende. [eiser] had zich bij zijn vertrek naar Nederland kunnen realiseren dat hij risico’s nam. Ook een overeenkomst voor onbepaalde duur biedt geen onbeperkte garanties en voldoende staat vast dat [eiser] wist dat [gedaagde] hem (vooral) had aangenomen op grond van zijn expertise bij de opstart van IT-systemen. Dat de inhoud van zijn werkzaamheden in de loop der tijd van inhoud zouden veranderen had [eiser] kunnen voorzien. Een en ander vindt bevestiging in het Employee Development Plan van eind 2011, waarin de mogelijke herplaatsing van [eiser] binnen [gedaagde] en een eventuele exit werden beschreven.

18. [eiser] heeft bij de koop van zijn woning het risico op waardeverlies genomen. In het licht van r.o. 17 kan dat risico niet voor rekening van [gedaagde] komen. Bovendien heeft [eiser] niet meer gereageerd op de stelling van [gedaagde] bij de akte na comparitie dat zijn woning niet te koop staat. De kosten voor terugkeer naar Australië komen wel voor rekening van [gedaagde]. De komst van [eiser] geschiedde vooral op haar verzoek. Voldoende aannemelijk is dat [eiser] hier geen werk zal kunnen vinden en dan is voldoende aannemelijk dat hij repatriëringskosten zal maken. Gelet op zijn family life bestaan die kosten uit de tickets voor [eiser], zijn partner en de hond en de verhuiskosten. [gedaagde] heeft de hoogte van die kosten gemotiveerd betwist en de door [eiser] overgelegde producties vermelden mede lagere ticketprijzen dan de gevorderde. De offerte van het verhuisbedrijf is slechts gebaseerd op telefonisch overleg. De kosten worden naar redelijkheid en billijkheid bepaald op € 600,00 (ticket Amsterdam – Kuala Lumpur) plus € 700,00 (Amsterdam – Sydney) plus € 750,00 (transport hond) plus € 2.500,00 (verhuiskosten) is € 4.550,00 netto.

19. De stelling van [eiser] dat hij geruime tijd werkeloos zal zijn, heeft [gedaagde] eveneens gemotiveerd bestreden. Gelet op zijn leeftijd, zijn onweersproken kwaliteiten als IT-specialist en zijn flexibele arbeidsverleden als projectbegeleider zou het op de weg van [eiser] liggen om te onderbouwen dat zijn kansen op de arbeidsmarkt slecht zijn. [eiser] heeft echter op geen enkele manier toegelicht dat hij pogingen heeft ondernomen om in Nederland of Australië werk te vinden. Onbetwist is dat hij in Nederland gedurende enkele maanden aanspraak heeft op een WW-uitkering, waarmee zijn inkomensverlies verzacht wordt. De gevorderde inkomensschade wordt daarom alleen in gematigde vorm toegewezen, te weten in de vorm van een schadevergoeding ter hoogte van vijf

maal het laatstelijk geldende bruto maandsalaris, afgerond € 30.000,00 bruto.

20. Voor de toekenning van een vergoeding voor immateriële schade bestaat geen grond. Vast staat dat [eiser] niet thuis is komen te zitten ten gevolge van een op non-actiefstelling, maar na zijn ziekmelding. Ook staat vast dat [gedaagde] [eiser] volgens haar voorstel nog enkele maanden in dienst heeft willen houden en dat zij nu juist wilde dat hij weer op kantoor verscheen. Dat [eiser] zijn vriendin gedurende twee jaar zal moeten missen, is niet aannemelijk gemaakt en ligt bovendien deels in zijn risicosfeer.

21. [gedaagde] wordt als de in hoofdzaak het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Voor een volledige kostenvergoeding bestaat geen grond, reeds omdat een deel van de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

BESLISSING

De kantonrechter:

verklaart voor recht dat de opzegging van [eiser] door [gedaagde] kennelijk onredelijk is in de zin van het bepaalde in artikel 7:681 BW ;

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 30.000,00 bruto alsmede van € 4.550,00 netto;

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:

- € 98,36 explootkosten;

- € 462,00 griffierecht;

- € 1.000,00 salaris gemachtigde;

----------------------------------

totaal € 1.560,36 inclusief eventueel verschuldigde BTW;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Aldus gewezen door mr. L. Voetelink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.

De griffier De kantonrechter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature