E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBAMS:2011:BR5020
LJN BR5020, Rechtbank Amsterdam, 480127 / HA ZA 11-196

Inhoudsindicatie:

Verschoningsrecht advocaat, bevoegdheid rechtbank artikel 3 lid 1 Insolventieverordening

Curatoren stellen in de hoofdzaak de advocaat en een oud-bestuurder van de failliete vennootschappen aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad. Curatoren vorderen in het incident afgifte van en/of inzage in stukken van de advocaat. De advocaat beroept zich op zijn geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van de advocaat op het verschoningsrecht moet worden gehonoreerd en aan een veroordeling tot afgifte aan en/of inzage in de stukken als door curatoren gevorderd, in de weg staat.

De oud-bestuurder was bestuurder van twee failliete Belgische vennootschappen en is woonachtig in België. Hij meent dat de rechtbank onbevoegd is om kennis te nemen van de eis die curatoren in de hoofdzaak tegen hem hebben ingediend. De oud-bestuurder verwijst naar artikel 3 lid 1 van de Insolventieverordening. Volgens curatoren is de rechtbank bevoegd op grond van artikel 6 lid 1 van de EEX-Verordening. De rechtbank is van oordeel dat de bevoegdheid moet worden beoordeeld op grond van de EEX-Verordening, aangezien de vorderingen van curatoren niet zijn gegrond op de Belgische of Nederlandse Faillissementswet en niet zijn aan te merken als “faillissementsrechtelijke” vorderingen als bedoeld in artikel 25 lid 1 van de Insolventieverordening en het arrest van het Europese Hof van Justitie Gourdain-Nadler. De rechtbank verklaart zich bevoegd.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie