Kort geding. Door de bank zijn op verzoek van een derde een drietal betalingsopdrachten ten laste van de rekening van een gefailleerde uitgevoerd. Op de desbetreffende rekening oefende de bank een pandrecht uit. Degene die de betalingsopdrachten aan de bank gaf ontdekt de fout en stort gelijke bedragen op de rekening van de failliet. Curator stelt dat die bedragen niet onder het pandrecht vallen en aan de boedel toekomen. Curator vordert daarom dat de bank de door de derde gestorte bedragen overmaakt naar de faillissementsrekening. Vordering wordt afgewezen. Het geld op de rekening van de gefailleerde kwam op grond van het pandrecht toe aan de bank. Van de curator mag worden verwacht dat hij eraan meewerkt dat de gevolgen van de door de bank gemaakte onmiskenbare fout (uitvoering betalingsopdrachten) worden hersteld.