U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De beide eisers hebben als taxichauffeurs met TCA op 1 september 2001 overeenkomsten gesloten voor de duur van vier jaren voor personenvervoer vanaf Schiphol. In die overeenkomsten staat dat de termijn daarvan niet langer zal zijn dan de duur van de concessie en de samenwerkingsovereenkomst van TCA met Schiphol. Die concessie en samenwerkingsovereenkomst liepen af op 1 juni 2004. Na een openbare inschrijving is aan TCA echter vanaf dezelfde datum een nieuwe concessie verleend, waarvoor evenveel chauffeurs nodig zijn als voorheen. TCA meent dat alle overeenkomsten met taxichauffeurs eindigden toen de lopende concessie op 1 juni 2004 afliep en is per die datum nieuwe overeenkomsten aangegaan met merendeels andere chauffeurs. Eisers zijn daar niet meer bij.

De voorzieningenrechter honoreert het standpunt van eisers dat hun overeenkomsten alleen dan eerder zouden eindigen dan de overeengekomen vier jaren als TCA niet meer over een concessie voor Schiphol zou beschikken. Dat is niet het geval, dus wordt TCA veroordeeld de overeenkomsten met eisers na te komen voor de volle vier jaren.

Uitspraak



AB/AD

vonnis 8 juli 2004

RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM

VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING

VONNIS

i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 04/1171 AB v a n:

1. [eiser1],

wonende te [woonplaats],

2. [eiser2],

wonende te [woonplaats],

e i s e r s bij dagvaarding van 22 juni 2004,

procureur mr. C.E. Vonhoff,

t e g e n :

de besloten vennootschap TAXI CENTRALE AMSTERDAM B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

g e d a a g d e ,

procureur mr. R.A. IJsendijk.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Ter terechtzitting van 25 juni 2004 hebben eisers, verder gezamenlijk te n[eiser1]sers] en afzonderlijk te noemen [eiser1] en [eiser2], gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, verder te noemen TCA, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen stukken overgelegd voor vonniswijzing.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.

a. [eiser1] is sinds 1979 taxichauffeur, [eiser2] sinds 1990. Zij zijn zelfstandig ondernemer.

b. Sinds september 2001 hebben [eisers] op grond van een overeenkomst met TCA het recht om personen vervoer te verrichten vanaf de Luchthaven Schiphol. In die overeenkomsten staat onder meer en voor zover hier van belang:

“De vervoerder verklaart ermee bekend te zijn dat de exploitatietermijn van degenen die zijn aangewezen te exploiteren op de Luchthaven Schiphol, niet langer zal zijn dan de duur van de concessie van TCA met de Luchthaven Schiphol en dat de exploitatietermijn in ieder geval eindigt op het moment dat het samenwerkingscontract met TCA wordt beëindigd. De exploitatietermijn voor het taxivervoer op en vanaf de Luchthaven Schiphol is in principe vier jaar. (...)”

Verder staat in de overeenkomsten:

“Deze overeenkomst wordt aangegaan met ingang van 1 september 2001 en zal voortduren voor bepaalde tijd, te weten voor de duur van vier jaren in ieder geval eindigende op 1 september 2005.”

c. Op basis van een op 8 juli 1998 gesloten samenwerkingsovereenkomst, hierna ook de samenwerkingsovereenkomst, tussen TCA, de Luchthaven Schiphol en de besloten vennootschap [BBF B.V.] heeft TCA tot 1 juni 2004 een concessie gehad om, kort gezegd, personenvervoer te verzorgen vanaf de Luchthaven Schiphol. Uit artikel 3 van de samenwerkingsovereenkomst blijkt dat deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar en dat deze na ommekomst van die termijn steeds met vijf jaren zal worden verlengd.

d. Eind 1999 hebben de partijen bij de samenwerkingsovereenkomst aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (Nma) ontheffing gevraagd van de Mededingingswet voor de onder c vermelde samenwerkingsconstructie. In het kader van die ontheffingsprocedure heeft de Nma kenbaar gemaakt dat zij bezwaren heeft tegen de samenwerkingsovereenkomst. De oorspronkelijke looptijd van de samenwerkingsovereenkomst mocht wel worden uitgediend. Op 7 maart 2001 hebben TCA, BBF en de Luchthaven Schiphol een overeenkomst gesloten waarbij de eerdere samenwerkingsovereenkomst is gewijzigd, hierna ook de wijzigingsovereenkomst. Artikel 6 van de wijzigingsovereenkomst bepaalt dat de samenwerkingsovereenkomst eindigt na vijf jaar, te rekenen vanaf 1 juni 1999, derhalve op 1 juni 2004. Artikel 5 van de wijzigingsovereenkomst bepaalt onder meer dat er voor de Luchthaven Schiphol geen verplichting bestaat om na ommekomst van deze termijn met TCA (en BBF) te onderhandelen over verlenging van de samenwerkingsovereenkomst of over het sluiten van een nieuwe samenwerkingsovereenkomst.

e. Eind 2003 heeft de Luchthaven Schiphol kenbaar gemaakt dat zij het taxivervoer (het gebruik van de standplaatsen en de toegang daartoe) zou gaan uitgeven door middel van een openbare aanbestedingsprocedure.

f. Bij brieven van 5 maart 2004 heeft TCA de overeenkomsten met [eisers] opgezegd per 31 mei 2004. In die brief schrijft TCA -voor zover hier van belang-:

“Het contract van de Taxicentrale Amsterdam met de Luchthaven Schiphol loopt af per 31 mei 2004. Het is op dit moment nog niet duidelijk of de Luchthaven Schiphol met de Taxicentrale Amsterdam een nieuw contract afsluit. Mocht dit zo zijn dan zullen degenen die eventueel voor een nieuwe overeenkomst als Schiphol vervoerder in aanmerking komen te zijner tijd hiervan op de hoogte worden gesteld.”

TCA heeft alle certificaathouders (circa 200 chauffeurs) bericht dat de met hen gesloten overeenkomst wordt beëindigd.

[eisers] hebben deze opzegging niet geaccepteerd.

g. De Luchthaven Schiphol heeft bij de aankomsthal veertien standplaatsen. Tien daarvan worden uitgegeven aan centrales c.q. vervoerders. Deze tien zijn weer onderverdeeld in twee keer vier plaatsen en twee keer één plaats. In het kader van de openbare aanbestedingsprocedure zijn aan TCA twee concessies gegund: één concessie van vier standplaatsen en één concessie van één standplaats. Verder is één concessie van vier standplaatsen gegund aan Taxi De Koning Velp B.V. en één concessie van één standplaats aan Connexxion. De resterende vier concessies van één standplaats zijn bestemd voor zogenoemde “Aanvullers”. Om chaos te voorkomen bij de standplaatsen, is er een bufferzone. Men wordt pas op de standplaats toegelaten zodra daar ruimte is. De concessies die aan TCA zijn verleend, zijn verleend voor drie jaar, tot 1 juni 2007.

h. Uit haar bestand van 2000 chauffeurs heeft TCA 200 chauffeurs geselecteerd waarmee zij een overeenkomst met betrekking tot het vervoer vanaf de Luchthaven Schiphol is aangegaan. Deze overeenkomsten zijn geldig tot 1 juni 2007. Van deze 200 chauffeurs hadden 50 chauffeurs reeds eerder een overeenkomst met TCA voor vervoer vanaf de Luchthaven Schiphol. TCA heeft aldus met 150 chauffeurs, waaronder [eisers], niet opnieuw een overeenkomst gesloten.

i. Bij brief van 18 mei 2004 heeft TCA aan [eisers] geschreven dat op 1 juni 2004 de nieuwe overeenkomst tussen TCA en De Luchthaven Schiphol van kracht zou worden, waarbij hun, onder verwijzing naar de opzeggingsbrief van 5 maart 2004, is gemeld dat de transponder van hun certificaatnummers tussen 1 en 7 juni 2004 zou worden geblokkeerd.

2. [eisers] vorderen, kort gezegd, TCA te veroordelen de overeenkomsten gestand te doen en hen wederom op de overeengekomen wijze toegang te verlenen tot Schiphol en de voor hen opgeworpen blokkade op te heffen, in ieder geval voor de duur van de tussen partijen gesloten overeenkomsten, derhalve tot 1 september 2005, op straffe van een dwangsom. Voorts vorderen zij TCA te veroordelen tot vergoeding van de door [eisers] te lijden schade, zijnde € 340,- per dag dat TCA hun de toegang tot de faciliteiten tot Schiphol ontzegt en hen blokkeert voor gebruikmaking van de opstelstrook aldaar alsmede om TCA te veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de buitengerechtelijke kosten die voorlopig worden begroot op € 2.500,-.

3. [eisers] hebben daartoe gesteld, kort samengevat, dat de opzegging van de overeenkomsten onrechtmatig is en niet kan standhouden. Tussen partijen is immers afgesproken dat indien TCA een concessie heeft voor het rijden ‘op Schiphol’, de overeenkomst doorloopt voor de periode waarvoor die is aangegaan, in dit geval tot 1 september 2005, en het staat vast dat TCA thans een concessie heeft. Ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten met [eisers] was ook bekend dat de oude concessie op 1 juni 2004 zou aflopen en toch zijn de overeenkomsten gesloten tot 1 september 2005. Van onvoorziene omstandigheden op grond waarvan de overeenkomsten tussentijds beëindigd zouden kunnen worden is hier geen sprake. Voor zover de opzegging al gerechtvaardigd zou zijn stellen [eisers] dat TCA in ieder geval geen redelijke opzegtermijn heeft gehanteerd. [eisers] hebben ten aanzien van de te lijden schade gesteld dat hun omzetverlies naar schatting

€ 300,- per dag bedraagt omdat het taxirijden in Amsterdam beduidend minder oplevert dan het taxirijden ‘op Schiphol’. Tevens hebben zij er op gewezen dat zij aanzienlijke investeringen hebben moeten doen in auto’s en apparatuur. Zij hebben hun schade terzake van gemiste afschrijvingen in dit verband voorlopig begroot op

€ 75.000,-. Tot slot stellen [eisers] dat TCA de gemaakte buitengerechtelijke kosten dient te vergoeden.

4. Ter afwering van de vordering heeft TCA aangevoerd, kort samengevat, dat de opzegging van de overeenkomsten rechtsgeldig is. Uit de overeenkomsten met [eisers] blijkt dat deze zouden eindigen zodra de samenwerkingsovereenkomst zou eindigen. Daarna was het geenszins zeker dat aan TCA opnieuw een concessie zou worden verleend en daarmee waren de bij TCA aangesloten chauffeurs bekend. Inmiddels is een nieuwe overeenkomst tussen TCA en de Luchthaven Schiphol gesloten maar in geen enkel opzicht kan gesproken worden van continuering van de oude situatie zoals die ten tijde van de samenwerkingsovereenkomst bestond. Gelet op de strenge eisen die Schiphol stelt aan de kwaliteit van het vervoer, heeft TCA uit haar bestand een selectie gemaakt waarbij is gekeken naar kwaliteit van het door de chauffeurs aangeboden vervoer in het verleden, eerder ingediende klachten tegen de chauffeurs, eventuele BKR-registraties en betalingsgedrag. TCA heeft daarbij de keus niet op [eisers] laten vallen, waarbij zij heeft betrokken dat er jegens hen klachten van derden zijn geweest en geen sprake is van smetteloos betalingsgedrag. Volgens TCA staat het haar vrij om te kiezen aan wie zij wel en niet een contract aanbiedt. TCA heeft voorts de schadevordering en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten betwist.

Beoordeling van het geschil

5. Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van eisers zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van eisers niet kan worden gevergd dat zij de uitslag van de bodemprocedure afwachten.

6. Bij de beoordeling van de vraag of de vordering van [eisers] kan worden toegewezen, dient te worden nagegaan of aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de opzegging van de overeenkomsten door TCA kan standhouden.

7. Ten tijde van het aangaan van die overeenkomsten in september 2001 wisten partijen dat de samenwerkingsovereenkomst zou eindigen op 1 juni 2004. Toen was ook al bekend dat de Nma bezwaren had tegen de samenwerkingsovereenkomst en dat er voor de Luchthaven Schiphol geen verplichting bestond om na het eindigen van de samenwerkingsovereenkomst met TCA (en BBF) te onderhandelen over het voortzetten van die samenwerking. Voor partijen was het bij het aangaan van de overeenkomsten dus duidelijk dat aan de jarenlange praktijk van het min of meer automatisch verlengen van de concessie voor TCA op 1 juni 2004 een einde zou komen en het onzeker zou zijn of TCA opnieuw voor een concessie in aanmerking zou komen. Niettemin hebben partijen een overeenkomst gesloten voor bepaalde tijd tot 1 september 2005. Onder deze omstandigheden mochten partijen over en weer redelijkerwijs aan de hiervoor onder 1 b weergegeven bepalingen uit de overeenkomsten de zin toekennen dat die overeenkomsten zouden eindigen op 1 september 2005 of zoveel eerder als TCA niet meer over een concessie zou beschikken. Nu de aan TCA verleende concessies elkaar per 1 juni 2004 naadloos hebben opgevolgd heeft dit laatste zich niet voorgedaan. De stelling van TCA, dat deze bepalingen in de overeenkomsten zien op de (duur van) de destijds lopende concessie op basis van de samenwerkingsovereenkomst en niet op de nieuwe overeenkomst tussen TCA en Luchthaven Schiphol, wordt dan ook verworpen.

8. Voor zover TCA nog zou hebben betoogd dat de nieuw ontstane situatie haar noopt tot ontbinding van de overeenkomsten met [eisers], wordt dit betoog verworpen. Vast staat immers dat het aantal chauffeurs dat TCA thans in staat stelt vanaf Schiphol te rijden gelijk is gebleven aan het aantal chauffeurs dat zij in de oude situatie vanaf Schiphol liet rijden. Het is dus niet zo dat zij noodgedwongen heeft moeten inkrimpen waardoor er voor een aantal chauffeurs geen plaats meer zou zijn. Evenmin is op voorhand aannemelijk geworden dat [eisers] niet zouden voldoen aan de -overigens weinig geconcretiseerde- strengere eisen die de Luchthaven Schiphol aan TCA-chauffeurs zou stellen in vergelijking met de oude situatie. TCA heeft hen eenvoudig niet in de gelegenheid gesteld aan die eisen te voldoen. Hiervoor zou bovendien een overgangsperiode van drie maanden gelden.

9. Gelet op het voorgaande is voorshands aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de opzegging van de overeenkomsten met [eisers] niet in stand kan blijven zodat de vordering van [eisers] toewijsbaar is. Daarbij wordt betrokken dat voldoende aannemelijk is dat [eisers] een spoedeisend belang hebben bij het weer toegelaten worden tot de standplaats van TCA op de Luchthaven Schiphol.

10. Tegenover de betwisting van TCA van het gestelde omzetverlies per dag en de afschrijvingskosten, is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden in hoeverre de bodemrechter de schadevordering van [eisers] zal toewijzen. Voor de bepaling van de vraag of [eisers] schade hebben geleden, en zo ja wat de omvang van die schade is, zal een nader onderzoek naar de feiten nodig zijn. Daartoe leent een kort geding procedure zich niet. De geldvordering van [eisers] zal hierom worden afgewezen.

11. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen eveneens worden afgewezen. Voorshands is onvoldoende aannemelijk geworden dat het gaat om meer dan een enkele (eventueel herhaalde) sommatie, het enkel doen van een niet aanvaard schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Nu een geding is gevolgd, moeten de gevorderde kosten voorshands worden aangemerkt als kosten waarvoor het bepaalde in de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering al een vergoeding pleegt in te sluiten. Nu onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen, is deze in dit kort geding niet toewijsbaar.

12. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.

13. TCA, zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de kosten worden veroordeeld.

BESLISSING IN KORT GEDING

De voorzieningenrechter:

1. Veroordeelt TCA om na betekening van dit vonnis de overeenkomsten met [eisers] na te komen en hun wederom op de overeengekomen wijze toegang te verlenen tot de TCA standplaats op de Luchthaven Schiphol en de blokkade als bedoeld onder 1i van [eisers] op te heffen tot 1 september 2005, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag dat TCA nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 100.000,-.

2. Veroordeelt TCA in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijd[eiser1]sers] begroot op:

- € 83,78 aan explootkosten,

- € 241,- aan vastrecht en

- € 703,- aan salaris procureur.

3. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

4. Wijst het meer of anders gevorderde af.

Gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 8 juli 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.

Coll.:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature