U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Uitspraak



OdC/MN

vonnis 14 december 2000

DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM, RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak:

rolnummer KG 00/2689 OdC van:

1. de naamloze vennootschap N.V. GEMEENSCHAPPELIJKE KERNENERGIECENTRALE NEDERLAND, gevestigd te Dodewaard,

2. de vennootschap naar vreemd recht BRITISH NUCLEAR FUELS PLC., gevestigd in Cheshire (Verenigd Koninkrijk),

e i s e r e s s e n bij dagvaarding van 15 november 2000,

procureur mr K.Th.M. Stöpetie,

t e g e n :

de stichting STICHTING GREENPEACE NEDERLAND, gevestigd te

Amsterdam,

g e d a a g d e ,

procureur mr J.M. van den Berg.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE :

Ter terechtzitting van 30 november 2000 is de behandeling van de zaak gevoegd met de zaak van dezelfde eiseressen tegen WISE c.s. (rolnummer KG 00/2644 OdC) wegens hun onderlinge samenhang. Eiseressen, hierna ook GKN en BNFL, hebben gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, verder ook Greenpeace, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing.

GRONDEN VAN DE BESLISSING :

1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten.

a. GKN exploiteert de kernenergiecentrale in Dodewaard, die op 26 maart 1969 in bedrijf is gesteld.

b. De productie van kernenergie in de centrale is op 26 maart 1997 beëindigd. GKN is op grond van haar in 1998 gewijzigde bedrijfsvergunning verplicht de hoeveelheid bestraalde splijtstofelementen in de centrale zo beperkt mogelijk te houden en de elementen zo spoedig mogelijk af te voeren, maar uiterlijk op 31 december 2001. Daarna zal de centrale in een staat van veilige insluiting worden gebracht.

c. In de jaren zeventig heeft GKN besloten om bestraalde splijtstofelementen te laten opwerken. Het daarin nog aanwezige uranium en plutonium wordt daarbij gescheiden van de overige stoffen, waardoor de elementen opnieuw kunnen worden gebruikt. GKN heeft daartoe in 1978 een overeenkomst gesloten met BNFL. De bestraalde splijtstof wordt van Dodewaard naar Sellafield (Groot Brittannië) vervoerd om in de inrichting van BNFL te worden opgeslagen en opgewerkt. Het radioactieve afval dat daarbij ontstaat wordt teruggezonden naar Nederland. Voor de opslag van het afval is een faciliteit in voorbereiding bij COVRA N.V. te Borssele.

d. In het verleden zijn er 92 transporten geweest van bestraalde splijtstofelementen van Dodewaard naar Sellafield. Voor de afvoer van alle nog in Dodewaard aanwezige bestraalde splijtstof zijn nog circa 19 transporten nodig.

e. In maart 1997 is een transport verhinderd door Greenpeace. Bij vonnis van de fungerend president van deze rechtbank van 27 november 1997 (rolnummer KG 97/2925TG) is Greenpeace in kort geding een verbod opgelegd om acties te voeren die de onbelemmerde doorgang van transporten vertragen of verhinderen. Daarbij is overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat zelfs een korte vertraging van een transport feitelijk kan leiden tot de verhindering ervan. Omdat de opvattingen over de behandeling van splijtstof sterk kunnen veranderen is het verbod beperkt tot een periode van zes maanden.

f. De transporten zouden in het najaar van 1999 worden hervat. Door diverse omstandigheden zijn zij opgeschort. Zo is een eerder aan BNFL verleende transportvergunning tot tweemaal toe geschorst door de Voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

g. In de loop der jaren hebben regering en parlement discussies gevoerd over de voor- en nadelen van opwerking van bestraalde splijtstof. Op 2 december 1999 heeft de Gezondheidsraad advies uitgebracht over de risico's van de transporten. De conclusie daarvan is dat "het transport van bestraalde splijtstofelementen zonder onverantwoorde risico's voor de volksgezondheid kan worden hervat". De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft de Tweede Kamer nog op 26 september 2000 geschreven dat er geen aanleiding is het door de Nederlandse regering gevoerde beleid opnieuw ter discussie te stellen.

h. Op 10 oktober 2000 is een transportvergunning aan BNFL verleend, die met toepassing van artikel 20 lid 5 Wet milieubeheer terstond van kracht is verklaard. Greenpeace heeft tegen deze vergunning een schorsingsverzoek ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het verzoek is op 23 november 2000 behandeld. De uitspraak wordt verwacht vóór het begin van het eerste transport dat op 14 december 2000 is gepland.

i. Greenpeace heeft op de sommatie van GKN en BNFL niet willen toezeggen zich te zullen onthouden van acties tegen de transporten.

2. GKN en BNFL vorderen Greenpeace te verbieden, kort gezegd:

acties te organiseren die de transporten van bestraalde splijtstofelementen vertragen en/of verhinderen, of aan zulke acties deel te nemen;

derden op te roepen of aan te moedigen om dat te doen,

een en ander als nader omschreven in het petitum van de dagvaarding.

Zij stellen dat zulke acties onrechtmatig zijn tegenover GKN en BNFL, die een dringend belang hebben om de verleende vergunning daadwerkelijk te gebruiken. De transporten zijn noodzakelijk voor de veilige insluiting van de centrale en ter uitvoering van de publiekrechtelijke en contractuele verplichtingen van GKN om de splijtstof af te voeren. Vertraging of verhindering van de transporten brengt een aanzienlijke schade toe aan de bedrijfsvoering van GKN en BNFL. Tot het moment van insluiting moet de huidige omvangrijke organisatie in stand worden gehouden om de installaties te onderhouden en de veiligheid te waarborgen. Elk jaar dat deze organisatie langer in stand moet worden gehouden kost GKN naar schatting ƒ 20 miljoen extra. De directe schade van een verhinderd transport bedraagt circa ƒ 250.000,=. GKN maakt zich bovendien ernstige zorgen om de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd en ervaren personeel dat nodig is om een veilige afvoer van splijtstofelementen uit Dodewaard in de komende tijd blijvend te garanderen. Bovendien is voor de transporten slechts één container beschikbaar. De geldigheid van de containererkenning verstrijkt in februari 2002. Voor die tijd moeten zoveel mogelijk transporten hebben plaatsgevonden. De doelbewuste verhindering van de transporten wordt niet gelegitimeerd door de vrijheden als beschermd in de artikelen 7 en 9 Gw. Het gaat hier immers om een actie als dwangmiddel, die buiten de werkingssfeer van de uitingsvrijheid valt.

3. Greenpeace voert als verweer het volgende aan.

Zij heeft ernstige bezwaren tegen het opwerken van kernafval omdat het bijzonder slecht is voor het milieu. Voor het eindproduct, plutonium, bestaat geen markt. In de kerncentrale van Dodewaard komt geen nieuw kernafval meer vrij, zodat er geen tekort aan opslagruimte dreigt. De Nederlandse regering heeft nooit besloten om gebruikt kernafval te laten opwerken. De exploitanten van de Nederlandse kerncentrales hebben dat besluit om commerciële redenen genomen. De Nederlandse overheid heeft er alleen mee ingestemd dat het kernafval na opwerking weer naar Nederland zou worden teruggebracht. De opwerkingsfabrieken zijn een bron van radioactieve besmetting voor hun omgeving en het milieu. De fabriek in Sellafield loost jaarlijks duizenden liters radioactief afval in zee. Rond de fabriek en de kustlijn waar die lozingen plaatsvinden komt tot op grote afstand significant meer kanker voor bij de bevolking. GKN en BNFL kunnen zich niet beroepen op hun contractuele verplichtingen, nu zij weigeren inzage te geven in de gesloten overeenkomsten. Greenpeace heeft wel de hand kunnen leggen op andere, soortgelijke overeenkomsten. Deze bevatten overmachtsclausules. Dat betekent dat niet hoeft te worden gevreesd voor schadeclaims. GKN heeft onvoldoende belang bij haar vordering. Volgens haar eigen exploitatievergunning mag zij alleen binnen haar eigen inrichting radio-actief materiaal hebben. Zij overtreedt die vergunning door het materiaal buiten haar fabriek te brengen. De transportvergunning is verstrekt aan BNFL, die het transport in eigen handen heeft, aldus Greenpeace.

Beoordeling van het geschil

4. Het staat Greenpeace in beginsel vrij om haar doel, de bescherming van het milieu, te bevorderen en daartoe haar bezwaren tegen transporten van radioactief materiaal en opwerking daarvan op een indringende manier onder de aandacht van het publiek te brengen door demonstraties en acties. Daarbij komt haar een ruimte toe, die niet onder alle omstandigheden wordt begrensd door rechten en vrijheden van anderen. Voor het oordeel of haar acties onrechtmatig zijn tegenover anderen, die daardoor in hun vrijheid worden belemmerd, moet een belangenafweging worden gemaakt waarbij alle bijzonderheden van het geval worden betrokken.

5. Bij die beoordeling moet in de eerste plaats in aanmerking worden genomen dat het hier gaat om acties die nog moeten plaatsvinden. Dat betekent dat in dit stadium niet kan worden vastgesteld of acties zullen worden gevoerd, hoe deze zullen worden uitgevoerd en welk effect deze op het geplande transport zullen hebben.

6. Denkbaar is dat de acties op het transport enig vertragend effect zullen hebben, maar die vertraging kan haar rechtvaardiging vinden in het door Greenpeace gestelde algemene belang dat zij nastreeft. In de gegeven omstandigheden is een dergelijke - mogelijk - geringe vertraging onvoldoende zwaarwegend om actie op voorhand te verbieden. GKN en BNFL kunnen immers van tevoren met een dergelijke vertraging rekening houden zonder te worden geconfronteerd met een onevenredige schadepost: in het vervolgtransport naar Engeland kan een zekere tijdsruimte worden ingecalculeerd. Bovendien is niets gesteld of gebleken over een concreet gevaar voor de veiligheid van het transport.

7. Ten slotte wordt in de overwegingen betrokken dat de openbare orde rond het transport hoe dan ook zal worden bewaakt door de overheid. Daarbij zullen excessen worden bestreden, waardoor de belangen van GKN en BNFL eerder zullen worden beschermd dan door deze vonnissen die alleen tegen de gedaagden in deze beide procedures zijn gericht.

8. Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzieningen worden geweigerd. Dit neemt niet weg dat de afweging anders kan uitvallen bij een eventueel voor een volgend transport uitgelokte procedure. Dat zal in het bijzonder afhankelijk kunnen zijn van het verloop van voorafgaande transporten. Wanneer daarbij immers een (mede) aan Greenpeace toe te rekenen disproportionele vertraging en/of schade ontstaat, zal daaruit kunnen worden afgeleid dat de dreiging van een herhaling daarvan voor volgende transporten zo groot is, dat een maatregel dan wel gerechtvaardigd is.

9. GNK en BNFL worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

B E S L I S S I N G :

1. Weigert de gevraagde voorzieningen.

2. Veroordeelt GNK en BFNL hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Greenpeace begroot op ƒ 400,= wegens vastrecht en op ƒ 1.550,= aan salaris procureur.

3. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Gewezen door de vice-president mr R. Orobio de Castro, fungerend president der Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 14 december 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.

Coll.:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature