Vordering op grond van vervoersovereenkomsten of sprake van een vaststellingsovereenkomst?
Op grond van artikel 8:1711 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verjaren vorderingen op grond van vervoersovereenkomsten door verloop van één jaar, waardoor de vordering van de curator, gelet op de laatste aanmaning van 7 augustus 2007, op 7 augustus 2008 verjaard is. De curator heeft daartegen in gebracht dat de overeenkomst van 6 maart 2007 kwalificeert als een vaststellingsovereenkomst waardoor de verjaringstermijn vijf jaren bedraagt (artikel 3:307 BW).
De rechtbank verwerpt het beroep op verjaring en wijst de vordering van de curator toe