U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Verzoek vaststelling kinderalimentatie . Ontvankelijkheid, behoefte kinderen, draagkrachtvergelijking, onderhoudsplicht stiefvader.

Uitspraak



RECHTBANK ALMELO

Sector civiel recht

Zaaknummer: 107128 / FA RK 09-1515 (MHL)

Beschikking van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 28 april 2010, in de zaak van:

[Eiseres],

verder ook de vrouw te noemen,

wonende te [woonplaats],

verzoekster,

advocaat: mr. E.M. Elfrink,

tegen

[gedaagde],

verder ook de man te noemen,

wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

advocaat: mr. P. Benders.

Het procesverloop

Bij op 17 november 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift met bijlagen heeft de vrouw verzocht de kinderalimentatie te wijzigen c.q. vast te stellen.

Op 19 januari 2010 is een verweerschrift met bijlagen ter griffie van deze rechtbank ingekomen.

Op 2 maart 2010 heeft de vrouw aanvullende stukken in het geding gebracht.

Op 11 maart 2010 heeft de man aanvullende stukken in het geding gebracht.

De minderjarige [kind 2] heeft zijn mening aan de rechter kenbaar gemaakt bij op 20 november 2010 ingekomen brief.

De zaak is behandeld ter zitting van 17 maart 2010. Ter zitting zijn verschenen: de vrouw vergezeld door mr. Elfrink. Namens de man is mr. Benders verschenen. De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

De beschikking is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

De volgende feiten die van belang zijn voor de beoordeling van dit geschil staan vast.

Partijen zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn geboren:

[kind 1], geboren te [geboorteplaats] [1990],

[kind 2], geboren te [geboorteplaats] [1992],

[kind 3], geboren te [geboorteplaats] [1994].

De jongste twee kinderen zijn nog minderjarig. [Kind 1] heeft een zelfstandig verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van zijn studie en levensonderhoud ingediend.

Bij beschikking van 20 februari 2001 van de rechtbank Arnhem is de door de man te betalen kinderalimentatie vastgesteld op ƒ 250,- per kind per maand. Het gerechtshof te Arnhem heeft bij beschikking van 12 november 2002 de alimentatieverplichting gewijzigd en op

€ 63,- per kind per maand bepaald. Op verzoek van de man is de alimentatie bij beschikking van de rechtbank Almelo van 9 maart 2005 op nihil vastgesteld, in verband met de toelating van de man tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Met ingang van 10 juni 2008 is de WSNP beëindigd en is aan de man een schone lei verklaring afgegeven.

De uit het huwelijk van partijen geboren kinderen hebben een geslachtsnaamswijziging ondergaan en dragen thans de geslachtsnaam van de echtgenoot van de vrouw. De vrouw oefent zelfstandig het gezag uit over de kinderen.

De standpunten van partijen

De vrouw stelt - kort weergegeven - dat er thans een wijziging van omstandigheden is die een hernieuwde beoordeling van de draagkracht van de man toelaat. Immers is de WNSP van de man beëindigd. Daarnaast is de vrouw in november 2008 failliet verklaard, waardoor zij niet in staat is een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te leveren. De vrouw stelt dat het huidige inkomen van de man het gezinsinkomen ten tijde van het huwelijk overschrijdt. De vrouw schat dit huidige inkomen van de man in op € 3.000,- netto per maand. De behoefte van de kinderen kan dan op € 256,- per maand worden bepaald. De vrouw heeft de man op 6 april 2009 aangeschreven met het verzoek inzage in zijn financiën te verstrekken, vanaf welk moment de man rekening heeft kunnen houden met het verzoek. De vrouw verzoekt om vaststelling van een bedrag aan kinderalimentatie van

€ 256,- per kind per maand met ingang van 6 april 2009.

De man verweert zich tegen het verzoek. Hij stelt - kort weergegeven - primair dat de vrouw niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het verzoek niet correct is geformuleerd. Subsidiair stelt de man zich op het standpunt dat hij niet gehouden is enige bijdrage te voldoen, nu er geen sprake meer is van familierechtelijke betrekkingen tussen de kinderen en de man. Meer subsidiair betwist de man de behoefte van de kinderen aan een bijdrage van

€ 256,- per maand en betwist hij draagkracht te hebben om in deze behoefte te kunnen voorzien, terwijl hij bovendien van mening is dat ook de vrouw in de behoefte van de kinderen dient bij te dragen.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid

De man heeft zich op het standpunt gesteld dat de vrouw niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de vrouw haar petitum niet naar de eisen van de wet zou hebben geformuleerd. De vrouw zou met name niet duidelijk hebben gemaakt of zij een wijziging dan wel een vaststelling van kinderalimentatie verzoekt. De rechtbank oordeelt dat een verzoekschrift ingevolge artikel 278 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust dient te bevatten. Uit het verzoekschrift moet duidelijk blijken wat verzoeker aan de rechter verzoekt en waarop hij dat verzoek baseert. Het verzoek moet derhalve met redenen zijn omkleed.

Uit het namens de man ingediende verweerschrift blijkt niet dat er aan zijn zijde enige onduidelijkheid bestaat of heeft bestaan over het verzoek van de vrouw, noch over de gronden waarop dit verzoek berust. De man heeft immers, zoals hieronder nader zal worden besproken, uitvoerig verweer gevoerd tegen dit verzoek en de gronden waarop het verzoek is gebaseerd betwist en bestreden. De vrouw heeft ter zitting laten weten dat het verzoek moet worden beschouwd als een verzoek tot wijziging van de beschikking van de rechtbank Almelo van 9 maart 2005. De rechtbank oordeelt dat de vrouw heeft voldaan aan het vereiste van artikel 278 lid 1 Rv .

De vrouw heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de man sinds 10 juni 2008 uit de WSNP is en een schone lei verklaring heeft gekregen, terwijl hij bovendien over inkomsten uit arbeid beschikt, zodat er aan zijn zijde draagkracht is om een bijdrage te leveren. De rechtbank overweegt dat, nu de beschikking van de rechtbank Almelo van 9 maart 2005 gebaseerd was op de toelating van de man tot de WSNP en deze schuldsanering inmiddels is beëindigd, er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, die een hernieuwd onderzoek naar draagkracht en behoefte mogelijk maakt. De vrouw is dan ook ontvankelijk in haar verzoek.

Familierechtelijke betrekkingen

Als meest verstrekkende verweer heeft de man aangevoerd - zo begrijpt de rechtbank - dat hij niet gehouden is om enige bijdrage te voldoen, omdat er geen sprake meer zou zijn van familierechtelijke betrekkingen tussen de man en de kinderen, nu zij een geslachtsnaamswijziging hebben ondergaan en de man geen ouderlijk gezag meer uitoefent over de kinderen.

De stelling van de man is onjuist. Door de geslachtsnaamswijziging van de kinderen in de geslachtsnaam van de echtgenoot van de vrouw zijn de familierechtelijke betrekkingen tussen de man en de kinderen niet verbroken. Ook de gezagswijziging die heeft plaatsgevonden heeft geen wijziging in de familierechtelijke betrekkingen tot gevolg. Dit zou slechts anders zijn wanneer de echtgenoot van de vrouw tot adoptie van de kinderen zou zijn overgegaan, doch daarvan is in deze geen sprake. De man is derhalve nog immer de juridische vader van de kinderen en daarmee onderhoudsplichtig jegens hen.

Behoefte

De rechtbank overweegt ten aanzien van de behoefte van de minderjarigen het volgende. Bij de vaststelling van de behoefte gaat de rechtbank uit van de geldende normen zoals aangegeven in de tabel “eigen kosten van kinderen” bij het zogenaamde Trema-rapport, welke normen zijn gebaseerd op CBS-cijfers. Blijkens deze tabel is het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen dat gedeelte van de kosten dat door de ouders per maand uit hun eigen inkomen - zonder bijtelling van de kinderbijslag - wordt bestreden. De hoogte van dit aandeel in de kosten is gerelateerd aan het netto besteedbaar gezinsinkomen, ook na de echtscheiding , en het aantal kinderbijslagpunten dat aan de hand van de geboortedata van de kinderen wordt bepaald.

De rechtbank volgt de stelling van de moeder dat moet worden uitgegaan van het huidig inkomen van de vader, omdat dit inkomen is gestegen en ten gunste moet komen van de kinderen. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat het netto gezinsinkomen tijdens het huwelijk van partijen omstreeks € 2.100,- bedroeg. Het huidige netto-inkomen van de man bedraagt ongeveer € 2.600,-. Aangezien dit inkomen het netto-inkomen tijdens het huwelijk van partijen overschrijdt, dient voor de bepaling van de behoefte van de kinderen uitgegaan te worden van dit hogere inkomen van de man. Uitgaande van dit inkomen en de geboortedata van de twee minderjarige kinderen kan het eigen aandeel in de kosten van deze kinderen op grond van voormelde normen worden vastgesteld op een totaal bedrag van

€ 520,- per maand, ofwel € 260,- per kind per maand. Het verzoek van de vrouw overschrijdt derhalve de behoefte van de kinderen niet.

De stelling van de man, dat onderzocht zou moeten worden of er sprake is van behoeftigheid aan de zijde van de minderjarige kinderen en dat ter bepaling hiervan door de vrouw informatie zou moeten worden verstrekt over de schoolopleiding van de kinderen en hun eventuele bijverdiensten wordt gepasseerd. Immers, de onderhoudsverplichting van ouders jegens hun minderjarige kinderen bestaat onafhankelijk van de vraag of sprake is van behoeftigheid.

De rechtbank zal de kosten van de kinderen verdelen naar rato van de draagkracht van de vrouw, de man en de stiefvader.

Draagkracht man

Ten aanzien van de draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van de navolgende gegevens die door de man zijn gesteld en door de vrouw niet zijn betwist:

• een bruto jaarinkomen van € 43.312,-;

• de algemene heffingskorting en de arbeidskorting van in totaal € 3.476,-;

• de bijstandsnorm voor een alleenstaande van € 909,- per maand;

• een kale huurlast van € 414,- per maand;

• een bijdrage van de partner van de man in de netto woonlasten van € 207,- per maand;

• een nominale premie ziektekosten van € 90,- per maand, alsmede een premie aanvullende ziektekosten van € 31,- per maand, te verminderen met het in de bijstandsnorm begrepen deel van de ziektekosten van € 44,- per maand;

• een post aflossing schulden van € 260,- per maand;

Geen rekening houdt de rechtbank met de post verplicht eigen risico ziektekosten van € 14,- per maand, nu de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit eigen risico feitelijk wordt gerealiseerd. Evenmin wordt rekening gehouden met de door de man opgevoerde kosten voor gemeentelijke belastingen, nu deze kosten uit de bijstandsnorm geacht worden te kunnen worden bestreden. Ook met de kosten voor campinggeld, toeristenbelasting, etc. wordt geen rekening gehouden. Dergelijke uitgaven verdienen geen prioriteit boven kinderalimentatie. De door de man geschetste bijzondere situatie in verband met de gezondheidstoestand van zijn partner maakt dit niet anders. Dergelijke uitgaven, die op één lijn te stellen zijn met kosten wegens vakantie, zullen uit de vrije ruimte bestreden dienen te worden. Geen rekening wordt ten slotte gehouden met de opgevoerde aanvullende aflossing op een schuld aan de belastingdienst van € 40,-, nu de vrouw deze post heeft betwist en de man niet met bewijsstukken heeft onderbouwd dat deze aflossing feitelijk plaatsvindt en dat niet volstaan zou kunnen worden met de lagere aflossing van € 260,- per maand.

Aldus rekenend komt de rechtbank op een draagkrachtruimte van € 1.186,- per maand, waarvan 70% beschikbaar is voor kinderalimentatie, derhalve € 830,- per maand.

Draagkracht vrouw

De vrouw is hertrouwd. Zij heeft met haar huidige partner nog twee minderjarige kinderen. De vrouw is per 26 november 2008 failliet verklaard, welk faillissement per 16 februari 2010 beëindigd is. De vrouw heeft in 2009 uitsluitend inkomsten uit ziektewetuitkering ontvangen ten bedrage van € 10.441,- bruto op jaarbasis. Rekening houdend met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, het aandeel van de vrouw in de netto woonlasten van € 145,- per maand en de premie ziektekosten van de vrouw van € 116,- per maand, verminderd met de zorgtoeslag van € 51,- en het in de bijstandsnorm begrepen deel van de premie van € 44,-, resteert haar geen draagkracht om enige bijdrage te kunnen voldoen.

Draagkracht stiefvader

De stiefvader heeft inkomsten uit uitkering van € 6.552,- per jaar, alsmede uit arbeid ten bedrage van € 13.132,- per jaar. Daarnaast ontvangt hij een pensioen van € 438,- bruto per jaar. Rekening houdend met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, de huurlast van

€ 365,-, verminderd met de huurtoeslag van € 75,- en het aandeel van de vrouw in de huurlasten van € 145,- per maand, alsmede met de premie ziektekosten van € 116,- per maand, verminderd met de zorgtoeslag van € 51,- en het in de bijstandsnorm begrepen deel van de premie van € 44,-, resteert de stiefvader een beschikbare draagkrachtruimte van

€ 350,- per maand.

Draagkrachtverdeling

De totale draagkrachtruimte van de man en de stiefvader tezamen bedraagt € 1.180,- per maand. Gezien de behoefte van de kinderen van € 520,- per maand, zou de man met [€ 830,-/€ 1.180,-] x € 520,- = € 366,- per maand moeten bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding, ofwel met € 183,- per kind per maand. De man heeft, zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de onderhoudsverplichting die de man heeft voor zijn jongmeerderjarige zoon uit het huwelijk met de vrouw, voldoende draagkracht om deze bijdrage te voldoen.

Ingangsdatum

Door de vrouw is verzocht een bijdrage vast te stellen met ingang van 6 april 2009, aangezien de man toen is aangeschreven met het verzoek inzage te verschaffen in zijn financiële situatie. In deze brief is aan de man kenbaar gemaakt dat om alimentatie zou worden verzocht, nu de beschikking van de rechtbank Almelo van 9 maart 2005, waarin de alimentatie vanwege toepassing van de WSNP op nihil was gesteld, niet meer actueel was vanwege het verkrijgen van een schone lei verklaring.

De man verweert zich tegen een vaststelling met terugwerkende kracht. Hij stelt dat er naar aanleiding van het verzoek van de advocaat van de vrouw correspondentie is gevoerd en dat financiële gegevens zijn uitgewisseld, maar dat dit niet tot overeenstemming heeft geleid. Nadat de man geen berichten meer ontving, is tot sluiting van het dossier overgegaan, waarna hij werd verrast met het verzoek tot vaststelling van alimentatie.

De rechtbank passeert het verweer van de man. Gezien de eerder gevoerde procedures over de door de man te betalen kinderalimentatie kan er vanuit worden gegaan dat de man zeer wel op de hoogte was van zijn onderhoudsverplichting jegens de kinderen. Nadat aan hem medio 2008 een schone lei verklaring is verstrekt, heeft hij geen enkele actie ondernomen om aan deze onderhoudsverplichting (opnieuw) inhoud te geven. Op het moment dat hij een brief van (de advocaat van) de vrouw ontving had de man rekening kunnen en moeten houden met een hernieuwde vaststelling van de alimentatie, hetzij in onderling overleg, hetzij bij rechterlijke beschikking. Het feit dat de vrouw vooraleerst getracht heeft in overleg met de man tot afspraken over de alimentatie te komen, dient niet tot gevolg te hebben dat een latere ingangsdatum wordt gekozen dan wanneer zij direct tot indiening van een verzoekschrift zou zijn overgegaan. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw met betrekking tot de ingangsdatum dan ook toewijzen.

De rechtbank zal de proceskosten compenseren nu partijen gehuwd zijn geweest en de procedure de vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hieruit geboren minderjarigen betreft.

De beslissing

De rechtbank:

I. Wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 9 maart 2005 in die zin dat de man vanaf 6 april 2009 aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van de minderjarige kinderen [kind 2] en [kind 3] een bedrag van € 183,- (zegge: honderddrieëntachtig euro) per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

II. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

III. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

IV. Wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. M.H. van der Lecq en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2010 in tegenwoordigheid van H.E. Abbink, griffier.

Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem:

a. door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature