U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag. De uitlatingen van de ambtenaar jegens zijn leidinggevende tijdens de eerste twee telefoongesprekken zijn onvoldoende om daaraan de kwalificatie van plichtsverzuim te verbinden. Daarbij is de context van belang. De uitlating tijdens het derde nachtelijke telefoontje (bedreiging) is als ernstig plichtsverzuim aan te merken. Dat de ambtenaar dit telefoontje heeft gepleegd wordt door hem ontkend. Aanvankelijk is door de ambtenaar terzake een leugenachtige verklaring afgelegd. De feitelijke juistheid van de later afgelegde verklaring is niet onderbouwd. Ook is er geen begin van bewijs aangedragen teneinde de schijn die de ambtenaar op basis van (objectieve) gegevens tegen zich had, te ontkrachten. Dit ligt binnen de risicosfeer van de ambtenaar. Opgelegde straf van voorwaardelijk ontslag is niet onevenredig te achten.

De mededeling dat het doel van de re-integratie geen terugkeer zal zijn in de eigen functie, is een besluit in de zin van de Awb. De beëindiging van de mediation door verweerder is gebaseerd op een onjuiste lezing van de brief van de gemachtigde van eiser. De mogelijkheid om via mediation tot een oplossing te komen van de bestaande impasse in de relatie tussen partijen, is prematuur afgebroken.

Uitspraak



RECHTBANK ALKMAAR

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/1415

uitspraak van de meervoudige kamer van 8 november 2012 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R. Muurlink),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, verweerder

(gemachtigde: mr. L.M. Burger).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juli 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser de disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag opgelegd en daarbij kenbaar gemaakt dat het doel van de re integratie niet terugkeer in zijn reguliere functie zal zijn. Bij brief van 2 september 2010 heeft eiser tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 3 mei 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2012. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 1] en [naam 2].

Overwegingen

De feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

Eiser is werkzaam bij verweerder en is laatstelijk aangesteld in de functie van [naam functie] bij de afdeling Stadsbeheer.

Op 1 december 2008 heeft eiser zich ziek gemeld met spanningsklachten naar aanleiding van uitlatingen van een collega over eiser en het uitblijven van actie of steun in deze kwestie van de kant van zijn leidinggevende [naam 1] (hierna: [naam 1]), manager van de afdeling Stadsbeheer.

De bedrijfsarts heeft op 6 januari 2009 geconcludeerd dat eiser per 7 januari 2009 arbeidsgeschikt is conform de STECR-richtlijn bij arbeidsconflicten en geadviseerd eiser vrij te stellen van werk totdat het arbeidsconflict is opgelost.

Bij brief van 18 augustus 2009 heeft de bedrijfsarts aan verweerder meegedeeld dat eiser situatief arbeidsongeschikt (voor de eigen afdeling) is zolang het door hem ervaren arbeidsconflict niet is opgelost. Daarbij heeft de bedrijfsarts aangegeven dat eiser wel geschikt is voor ander passend werk binnen of buiten de gemeente Den Helder.

Bij brief van 15 oktober 2009 heeft verweerder aan eiser, onder meer, ter zake van het arbeidsconflict met [naam 1] een mediationtraject voorgesteld. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat hij geen reden ziet om aan de voorwaarde van eiser om eerst de kosten van rechtsbijstand van eiser te vergoeden alvorens tot mediation over te gaan, tegemoet te komen. Wel is verweerder bereid om als onderdeel van mediation te praten over een tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand die eiser heeft moeten maken.

Nadat verweerder e-mailberichten van [naam 1] had ontvangen waarin deze melding maakte van het feit dat eiser [naam 1] tweemaal had gebeld op 16 oktober 2009 en nogmaals in de nacht van zaterdag 17 op zondag 18 oktober 2009 en daarbij in de e-mails omschreven uitlatingen had gedaan, heeft verweerder eiser bij brief van 22 oktober 2009 bericht voornemens te zijn om een zware disciplinaire straf op te leggen wegens (zeer) ernstig plichtsverzuim.

Met ingang van 26 april 2010 is eiser gedeeltelijk, en per 10 mei 2010 volledig, werkzaamheden gaan verrichten bij een project van het facilitair bedrijf van verweerder.

Nadat op 5 november 2009 een zogenoemd zienswijzegesprek met eiser had plaatsgevonden, heeft verweerder op 28 juli 2010 het primaire besluit genomen.

De standpunten van partijen

2.1. Verweerder heeft met betrekking tot de handhaving van de aan eiser opgelegde disciplinaire straf het aan hem uitgebrachte advies van de Commissie bezwaarschriften rechtspositie van de gemeente Den Helder (hierna: de commissie) overgenomen, onder de toevoeging dat eiser op een eenvoudige manier, zonder daarbij de identiteit van zijn vertrouwenspersoon bekend te maken, kan aantonen dat hij [naam 1] in de nacht van 17 op 18 oktober 2009 niet heeft gebeld, zoals hij zelf stelt.

Verweerder gaat er vanuit dat de telefoongesprekken op 16 oktober 2009 en in de nacht van 17 op 18 oktober 2009 hebben plaatsgevonden en dat de inhoud van die gesprekken is, zoals [naam 1] die heeft weergegeven in zijn e-mailberichten aan verweerder. De verweten gedraging is volgens verweerder te kwalificeren als plichtsverzuim. Ook kan het plichtsverzuim eiser worden toegerekend. De disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag acht verweerder niet onevenredig, omdat er sprake was van een schofferende, agressieve en bedreigende telefonische bejegening van een leidinggevende, die de grenzen van het betamelijke ver overschrijdt. De door eiser genoemde omstandigheden vormen geen rechtvaardiging voor het plichtsverzuim.

2.2. Verweerder heeft met betrekking tot het doel van de re-integratie het advies van de commissie niet overgenomen. Daartoe heeft verweerder gesteld dat het door eiser ervaren arbeidsconflict is verworden tot een onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding tussen eiser en [naam 1], zeker nu ook het door verweerder voorgestelde mediation-traject door de opstelling en houding van eiser niet is doorgegaan. Dit brengt, aldus verweerder, redelijkerwijs met zich mee dat het doel van de re-integratie niet meer gericht kan zijn op terugkeer in de eigen functie, maar dat deze gericht moet zijn op het vinden van andere passende arbeid. Een verantwoorde terugkeer in de eigen functie betekent namelijk per definitie dat eiser en [naam 1] met elkaar op een vruchtbare wijze moeten kunnen samenwerken, hetgeen er volgens verweerder niet meer inzit.

3.1. Eiser heeft met betrekking tot de opgelegde disciplinaire maatregel gesteld dat de telefoongesprekken die hij met [naam 1] op 16 oktober 2009 heeft gevoerd, niet als plichtsverzuim kunnen worden aangemerkt. Tijdens deze gesprekken heeft eiser naar eigen zeggen niet geschreeuwd, maar wel zijn teleurstelling geuit. Het enkel afgaan op de verslaglegging van deze gesprekken zoals neergelegd in de e-mailberichten van [naam 1], is naar de mening van eiser niet voldoende om tot de overtuiging te kunnen komen dat de verweten gedragingen hebben plaatsgevonden. Eiser heeft voorts ontkend dat het telefoongesprek met [naam 1] in de nacht van 17 op 18 oktober 2009 heeft plaatsgevonden. De enkele omstandigheid dat hij niet bereid is geweest om (een deel van) het die nacht door hem gebelde mobiele telefoonnummer prijs te geven, is volgens eiser onvoldoende om daaraan de conclusie te verbinden dat hij [naam 1] zou hebben gebeld. Eiser kent het mobiele telefoonnummer van [naam 1] niet. Ondanks het feit dat hij niet verplicht kan worden om telefoonspecificaties over te leggen, is hij daartoe wel overgegaan. Eiser heeft die nacht gebeld met zijn vertrouwenspersoon. Ten onrechte is hem verweten dat hij niet heeft aangetoond of aannemelijk heeft gemaakt dat hij dit gesprek met zijn vertrouwenspersoon heeft gevoerd. Het is aan verweerder om op basis van voldoende feitelijke gegevens te bewijzen dat hij zich aan de beweerde feiten schuldig zou hebben gemaakt. Hierin is verweerder volgens eiser niet geslaagd. Voor zover wel sprake zou zijn geweest van plichtsverzuim, is eiser van mening dat de opgelegde maatregel onevenredig is aan de aan hem verweten gedraging. Verweerder had kunnen volstaan met een veel lichtere disciplinaire maatregel.

3.2. Eiser heeft met betrekking tot het doel van de re-integratie, onder meer, gesteld dat hij heeft willen meewerken aan mediation, zonder het stellen van voorwaarden, maar dat verweerder daar echter vanaf heeft gezien. De beslissing van verweerder maakt zijn positie binnen de gemeente onzeker. Het structurele karakter ontbreekt aan het verrichten van andere passende werkzaamheden.

Het juridisch kader

4. Op grond van artikel 16:1:1, eerste lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Helder 2004 (de Arbeidsvoorwaardenregeling), voor zover van belang, kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt deswege disciplinair worden gestraft.

Op grond van het tweede lid van dit artikel omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.

Op grond van artikel 16:1:2, derde lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling kan bij het opleggen van een straf worden bepaald, dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de betrokken ambtenaar zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.

Op grond van artikel 8:13 van de Arbeidsvoorwaardenregeling kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.

Op grond van artikel 7:9, eerste lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling is het college verplicht zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de ambtenaar, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen arbeid of passende arbeid te verrichten.

Op grond van het tweede lid van dit artikel bevordert het college, indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en binnen de openbare dienst van de gemeente geen passende arbeid voorhanden is, de inschakeling van de ambtenaar in passende arbeid buiten de openbare dienst van de gemeente.

Beoordeling door de rechtbank

I. de disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag

5. Het aan eiser verweten plichtsverzuim bestaat volgens verweerder uit:

a) de wijze waarop eiser op 16 oktober 2009 zijn leidinggevende [naam 1] tot tweemaal toe telefonisch heeft benaderd, de toon waarop eiser daarbij blijk gaf van zijn ongenoegen en de door hem daarbij geuite beschuldiging aan het adres van de door hem genoemde personen;

b) het bellen van [naam 1] in de nacht van zaterdag 17 op zondag 18 oktober 2009 om 04:18 uur op zijn mobiele nummer en de mededeling van eiser, tijdens dit gesprek, dat “hij zijn zaak doorzet” en dat hij [naam 1] de week daarop zou stukmaken en ook zijn vrouw zou stukmaken.

6. In het ambtenarentuchtrecht gelden weliswaar niet de strikte bewijsregels die in het strafrecht van toepassing zijn, maar voor de constatering van plichtsverzuim dat tot disciplinaire bestraffing aanleiding kan geven is noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging heeft schuldig gemaakt (zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 21 juni 2012, LJN: BW9158).

7.1. Wat betreft de hierboven onder a) genoemde gedraging van eiser is tussen partijen niet in geschil dat er op 16 oktober 2009 een tweetal telefoongesprekken tussen eiser en [naam 1] heeft plaatsgevonden.

Ook indien van de juistheid van de in de e-mailberichten van [naam 1] vermelde inhoud van de uitlatingen van eiser zou moeten worden uitgegaan - zoals verweerder heeft gesteld - , is de rechtbank van oordeel dat deze uitlatingen verweerder ten onrechte tot de conclusie hebben gebracht dat eiser zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim in de zin van artikel 16:1:1, tweede lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling. De rechtbank kan verweerder weliswaar volgen in het standpunt dat de toonzetting van de door eiser gedane mededelingen onbehoorlijk is, maar dit is op zichzelf onvoldoende om daaraan de kwalificatie plichtsverzuim te verbinden. Voor een dergelijke kwalificatie is immers ook van belang in welke context de verweten uitlatingen zijn gedaan. In dit verband is van belang dat reeds geruime tijd sprake was van een door eiser ervaren arbeidsconflict met [naam 1] in verband waarmee eiser op medische gronden (situatief) arbeidsongeschikt was geworden voor zijn eigen werk. Daarnaast is van belang dat eiser – zoals ook in het advies van de commissie staat vermeld – in de periode rond 16 oktober 2009 onder grote spanning stond omdat het hem niet was gelukt om contact te krijgen met zijn toenmalige raadsvrouw over de brief van verweerder van 15 oktober 2009 en omdat zijn echtgenote hem kort daarvoor had verlaten. Uit de in het e-mailbericht van 16 oktober 2009 14:42 uur door [naam 1] beschreven sfeer van het gesprek, valt op te maken dat eiser op dat moment in een verwarde en overspannen toestand verkeerde en dat dit door [naam 1] ook is opgemerkt. Hoewel de toonzetting van de uitlatingen van eiser als ongepast kan worden aangemerkt, zijn deze uitlatingen naar de inhoud - gegeven de kennelijke gemoedstoestand van eiser - niet zodanig dat daarmee de grenzen van hetgeen een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen, zijn overschreden.

7.2. De conclusie op grond van het voorgaande luidt dan ook dat verweerder de telefoongesprekken van 16 oktober 2009 ten onrechte aan zijn besluit tot oplegging van de disciplinaire straf voorwaardelijk ontslag ten grondslag heeft gelegd.

7.3. Wat betreft de hierboven onder b) genoemde gedraging van eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder op grond van de hem ter beschikking gestelde uitdraai van de telefoongegevens van eiser en het e-mailbericht van [naam 1] van 18 oktober 2009 21:41 uur terecht de overtuiging heeft verkregen dat eiser zich aan die gedraging heeft schuldig gemaakt. De rechtbank acht de verklaring van eiser dat hij de bewuste nacht niet met [naam 1] heeft getelefoneerd, maar met zijn vertrouwenspersoon, niet voldoende geloofwaardig.

Daarbij heeft de rechtbank in de eerste plaats in aanmerking genomen dat eiser aanvankelijk een leugenachtige verklaring heeft afgelegd over die nacht. Eiser heeft immers meermalen verklaard dat hij in de nacht van 17 op 18 oktober 2009 helemaal geen telefoongesprek heeft kunnen voeren omdat hij na uit te zijn geweest pas om 4.30 uur thuis is gekomen en daarna direct naar bed is gegaan. Later is op grond van de door eiser ter beschikking gestelde telefoongegevens evenwel gebleken dat eiser in de bewuste nacht tussen 03.30 uur en 06.40 uur in strijd met zijn eerdere verklaring wel meerdere telefoongesprekken heeft gevoerd. In de telefoonspecificatie was voorts een belmoment onder de categorie “naar mobiele nummers” tussen 0.46 uur op 17 oktober 2009 en 7.48 uur op 18 oktober 2009 door eiser weggelakt. Eerst na confrontatie hiermee heeft eiser verklaard dat hij met zijn vertrouwenspersoon heeft gebeld en dat hij het nummer heeft weggelakt omdat hij de identiteit van de vertrouwenspersoon uit privacyoverwegingen niet wilde prijsgeven. Eiser heeft evenwel nagelaten de feitelijke juistheid van dit betoog concreet te onderbouwen. Aan het verzoek van de commissie, gedaan tijdens de hoorzitting, om slechts het tijdstip van bellen en de laatste vier cijfers van het weggelakte telefoonnummer bekend te maken, heeft eiser niet willen voldoen. Ook tijdens de behandeling van het beroep ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij geen enkel gegeven van het weggelakte belmoment wil prijsgeven. Hoewel eiser niet het bewijs van de juistheid van zijn stellingen hoeft te leveren mag van hem onder de gegeven omstandigheden wel worden verwacht dat hij een begin van bewijs aandraagt daarvoor. De rechtbank stelt evenwel vast dat eiser om hem moverende redenen geen enkele openheid van zaken heeft willen geven teneinde de schijn die hij op basis van de door [naam 1] verstrekte informatie over het nachtelijke telefoongesprek en de (objectieve) gegevens over zijn telefoonverkeer tegen zich heeft, in voldoende mate te ontkrachten. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat dit binnen de risicosfeer ligt van eiser. Tegen deze achtergrond bezien acht de rechtbank het aanvaardbaar dat verweerder de gang van zaken zoals door [naam 1] geschetst voor juist heeft gehouden. Verweerder heeft een en ander terecht als ernstig plichtsverzuim aangemerkt.

7.4. Uit het voorgaande volgt dat van de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde gedragingen alleen het plichtsverzuim onder b) resteert. Dat neemt niet weg dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder reeds op grond van deze gedraging bevoegd was om eiser disciplinair te bestraffen. Gesteld noch gebleken is dat de gedraging eiser niet kan worden toegerekend. Gelet op de ernst en de aard van het plichtsverzuim is de rechtbank voorts van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag niet onevenredig is te achten.

II. het doel van de re-integratie

8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de mededeling in het besluit van 28 juli 2010 over het doel van de re-integratie, te weten geen terugkeer in de eigen functie, terecht heeft aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen een rechtsmiddel kon worden aangewend. Het rechtsgevolg is dat eiser aldus verplicht wordt om mee te werken aan de re-integratie in een andere, passende functie. Het bezwaar van eiser is derhalve terecht ontvankelijk geacht.

9.1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser enkel kan terugkeren in zijn eigen werk als het arbeidsconflict tussen hem en [naam 1] wordt opgelost. Terugkeer was en is in beginsel nog steeds mogelijk, omdat – naar ter zitting is gebleken – de functie van eiser niet is vervuld door een ander. Ook heeft eiser – desgevraagd – ter zitting verklaard dat hij, indien mogelijk, bereid is zijn eigen arbeid te verrichten.

9.2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat het door hem voorgestelde mediationtraject niet van de grond is gekomen door de weinig constructieve opstelling en houding van eiser na de brief van 15 oktober 2009 en het door hem gepleegde plichtsverzuim, waardoor de arbeidsverhouding tussen eiser en [naam 1] onherstelbaar verstoord is geraakt. Eiser heeft dit betwist.

9.3. Uit de gedingstukken blijkt dat eiser tijdens het verantwoordingsgesprek van 5 november 2009 bereid was om tot mediation over te gaan onder leiding van een NMI erkend mediator . Verweerder heeft vervolgens op 7 december 2009 de mediation tussen eiser en [naam 1] bij mediationinstituut The Lime Tree in gang gezet. Ter zitting is gebleken dat de mediation niet van de grond is gekomen.

Naar aanleiding van het verantwoordingsgesprek en een brief van de toenmalig gemachtigde van eiser van 8 december 2009 heeft verweerder bij brief van 21 december 20009, verzonden op 29 december 2009, de toenmalig gemachtigde van eiser de vraag opgeworpen of de voorgenomen mediation moet worden voortgezet omdat er sprake lijkt te zijn van een zodanig onherstelbare vertrouwensbreuk dat terugkeer van eiser naar zijn functie of welke functie dan ook onder leiding van of met een functionele relatie met [naam 1] niet meer aan de orde is. De gemachtigde van eiser is verzocht hierop zijn zienswijze te geven. De gemachtigde van eiser heeft hierop bij brief van 8 februari 2010 gereageerd. Blijkens de brief van 6 april 2010 heeft verweerder in laatstgenoemde brief een bevestiging gezien dat eiser geen mediation wil, hetgeen de gemachtigde van eiser vervolgens in zijn brief van 14 april 2010 uitdrukkelijk heeft ontkend.

9.4. Naar het oordeel van de rechtbank is de beëindiging van de mediation door verweerder gebaseerd op een onjuiste lezing van de brief van de gemachtigde van eiser van 8 februari 2010. In deze brief is immers uitdrukkelijk gesteld dat eiser nog steeds bereid was tot mediation onder leiding van een erkend NMI mediator. Eiser wilde alleen vóór de start van de mediation met een lid van het college, dan wel een door het college gemachtigd ambtenaar, niet zijnde [naam 1], een gesprek om de bestaande geschillen te inventariseren en afspraken te maken over de door hem gemaakte en nog te maken kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank stelt voorts vast dat de gemachtigde van eiser in zijn brief van 11 juni 2010 aan verweerder heeft verzocht een uitgewerkt voorstel te doen om met elkaar tot “een meer omvattende oplossing” te komen. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek. Ter zitting heeft eiser desgevraagd verklaard dat hij, indien mogelijk, bereid is werk te hervatten bij verweerder, maar dat hij niet persé terug hoeft te keren in zijn functie. Eiser heeft voorts aangegeven dat hij over enkele jaren de pensioengerechtigde leeftijd zal bereiken. De rechtbank begrijpt de positie van eiser aldus dat bij hem de bereidheid bestaat om in het kader van een mediationtraject ook over andere oplossingen dan terugkeer in zijn eigen of een andere, passende functie te praten, zoals een vertrekregeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, onder de hiervoor geschetste omstandigheden, waaruit de mogelijkheid blijkt om via mediation tot een oplossing te komen van de sinds 2009 bestaande impasse in de relatie tussen partijen, prematuur afgebroken. Het in het bestreden besluit neergelegde standpunt van verweerder dat terugkeer in de eigen functie niet mogelijk is omdat eiser en [naam 1] dan met elkaar op een vruchtbare wijze moeten kunnen samenwerken en dit “er niet meer inzit”, is - bij gebreke van een beproefde mediation - voorbarig en daarom onhoudbaar. Het bestreden besluit berust in dit opzicht op een ondeugdelijke motivering en zal worden vernietigd voor zover het de doelstelling van de re-integratie betreft. Het beroep is om deze reden gegrond. De rechtbank geeft partijen mee om via mediation te proberen de impasse op te lossen en daarbij alle mogelijke oplossingen te beproeven; derhalve niet alleen de terugkeer van eiser naar de eigen of een andere, passende functie.

10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 874,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin is beslist over het doel van de re integratie van eiser;

- draagt verweerder in zoverre op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152,00 aan eiser te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,00 te betalen aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zijp, voorzitter, mr. drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. N.O.P. Roché, leden, in aanwezigheid van mr. C. Bankert, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 november 2012.

griffier voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature