Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Dood door schuld in het verkeer (o.m. te hoge snelheid) waardoor vriendin van verdachte, die als passagier meereed, kwam te overlijden

Uitspraak



RECHTBANK ALKMAAR

Sector straf

Parketnummer: 14.700700-11

Datum uitspraak: 13 juni 2012

TEGENSPRAAK

VERKORT VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het

OPENBAAR MINISTERIE

tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

volgens opgave van verdachte ter terechtzitting thans wonend [adres en woonplaats].

1. Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 mei 2012.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren, en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.

Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door verdachte en door zijn raadsman mr. G.J.M. Kruizinga, advocaat te Alkmaar.

2. Tenlastelegging

Aan verdachte is, nadat een wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat

primair

hij op of omstreeks 17 mei 2011 te Julianadorp, gemeente Den Helder, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto merk Hyundai Coupé met het kenteken [KENTEKEN]), daarmee rijdende over de weg, Zanddijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, op die weg heeft gereden met een (veel) hogere snelheid dan (voor een veilig verkeer ter plaatse) was toegestaan en/of -(mede) gelet op de toen daar geldende omstandigheden- (voor een veilig verkeer ter plaatse) verantwoord was, en/of (vervolgens) een of meerm(a)al(en) geheel of gedeeltelijk over/door de zich voor hem, verdachte, aan de rechterzijde van die weg bevindende berm is gereden en/of tengevolge waarvan en/of zodoende en/of daaropvolgend en/of in elk geval de door hem bestuurde auto onvoldoende onder controle heeft gehad/gehouden, tengevolge waarvan de auto over de linkerweghelft is gereden en/of de linkerberm in is gereden en/of (vervolgens) over de zich daar bevindende sloot is gevlogen, tengevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde auto en een aan de linkerzijde van de weg bevindende stenen muur en/of stenen zuil en/of stenen bouwwerk, tengevolge waarvan de door hem bestuurde auto op het dak is beland, waardoor een ander (te weten [slachtoffer]) werd gedood;

subsidiair

hij op of omstreeks 17 mei 2011 te Julianadorp, gemeente Den Helder, op de weg, de Zanddijk, op die weg heeft gereden met een (veel) hogere snelheid dan (voor een veilig verkeer ter plaatse) was toegestaan en/of -(mede) gelet op de toen daar geldende omstandigheden- (voor een veilig verkeer ter plaatse) verantwoord was, en/of (vervolgens) een of meerm(a)al(en) geheel of gedeeltelijk over/door de zich voor hem, verdachte, aan de rechterzijde van die weg bevindende berm is gereden en/of tengevolge waarvan en/of zodoende en/of daaropvolgend en/of in elk geval de door hem bestuurde auto onvoldoende onder controle heeft gehad/gehouden, tengevolge waarvan de auto over de linkerweghelft is gereden en/of de linkerberm in is gereden en/of (vervolgens) over de zich daar bevindende sloot is gevlogen, tengevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde auto en een aan de linkerzijde van de weg bevindende stenen muur en/of stenen zuil en/of stenen bouwwerk, tengevolge waarvan de door hem bestuurde auto op het dak is beland,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en /of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat

hij op 17 mei 2011 te Julianadorp, gemeente Den Helder, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Hyundai Coupé, kenteken [KENTEKEN]), daarmee rijdend over de weg de Zanddijk, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk onvoorzichtig op die weg te rijden met een hogere snelheid dan was toegestaan en - mede gelet op de toen daar geldende omstandigheden - voor een veilig verkeer ter plaatse verantwoord was, en de door hem bestuurde auto onvoldoende onder controle te houden, ten gevolge waarvan de auto over de linker weghelft is gereden en de linker berm in is gereden en over de zich daar bevindende sloot is gevlogen, ten gevolge waarvan een botsing is ontstaan tussen de door hem, verdachte, bestuurde auto en een zich aan de linkerzijde van de weg bevindende stenen muur en stenen zuil, ten gevolge waarvan de door hem bestuurde auto op zijn dak is beland, waardoor een ander, te weten [slachtoffer], werd gedood.

5. Bewijs

De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.

6. Bespreking van de verweren

Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe het ongeluk is gebeurd, maar dat hij in ieder geval niet te hard heeft gereden. Zijn vriendin, [slachtoffer], was snel wagenziek en om die reden reed hij nooit (te) hard met [slachtoffer] in de auto. Als hij te hard had gereden, had [slachtoffer] dat zeker tegen hem gezegd. Verdachte heeft voorts verklaard dat zijn auto was voorzien van een sportuitlaat en, ook bij lage snelheden, veel lawaai maakte. Daardoor kan het voor omstanders geleken hebben alsof hij harder reed dan daadwerkelijk het geval was.

De raadsman heeft aangevoerd dat de oorzaak van het ongeval niet kan worden vastgesteld. Het kan een te hoge snelheid zijn geweest, maar het kan ook een plotseling overstekend konijn zijn geweest. De raadsman heeft gewezen op verschillende verklaringen in het dossier die suggereren dat een overstekend konijn, waarvan het kadaver op de plaats van het ongeval is gevonden, een rol heeft gespeeld bij het ongeluk. De verklaringen die de getuigen over de snelheid van de auto hebben afgelegd, zijn voorts onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen gebruiken, aldus de raadsman.

De rechtbank overweegt als volgt. Het ongeluk heeft plaatsgevonden op de Zanddijk te Julianadorp, kort na een in die weg aangebrachte zogenoemde asverspringing. Vanaf ongeveer 95 meter vóór die asverspringing tot aan de plek van het ongeval (en verder) geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur. Verdachte is ter hoogte van de asverspringing of kort daarna de controle over zijn auto kwijtgeraakt, waarna de auto uiteindelijk links van de weg tegen een muurtje is gereden. Vijf getuigen hebben verklaard dat hen is opgevallen dat de auto waarin verdachte reed ter plaatse een hoge snelheid had. De rechtbank heeft oog voor het feit dat het schatten van de snelheid van een rijdende auto door getuigen niet eenvoudig is en dat men bij het wegen van dergelijke verklaringen beducht moet zijn voor vertekeningen, bijvoorbeeld door het relatief harde geluid van een sportieve auto. In het onderhavige geval hebben echter alle vijf getuigen verklaard over snelheden die vér boven de toegestane 60 km/uur liggen, namelijk variërend van 80 tot 120 km/uur, en alle vijf getuigen hebben de snelheid van de auto van verdachte omschreven met woorden die wijzen op een (veel te) hoge snelheid.

In het bijzonder hecht de rechtbank waarde aan de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] met betrekking tot de snelheid van de auto van verdachte. Zij hebben beiden verklaard dat zij kort voor het ongeval werden ingehaald door de auto van verdachte, die volgens beide getuigen erg hard reed. Naar de schatting van [getuige 1] reed verdachte 30 à 50 km/uur harder dan hijzelf, die op dat moment ongeveer 70 km/uur reed. Beide getuigen hebben verklaard dat de auto van verdachte vervolgens erg hard door de bochten bij de kruising (de genoemde asverspringing) is gereden, waarna het ongeval plaatsvond. Deze verklaringen acht de rechtbank betrouwbaar omdat de snelheid van een in dezelfde richting passerende auto relatief gemakkelijk kan worden geschat aan de hand van de snelheid waarmee die auto zich vervolgens van de getuige verwijdert. De raadsman heeft over deze getuigen opgemerkt dat zij juist onbetrouwbaar zijn, omdat in hun verklaringen onduidelijkheid bestaat over de vraag wie van de twee achter stuur van hun auto zat. De rechtbank schrijft die onduidelijkheid echter toe aan een vermoedelijke verwarring bij het opnemen van hun getuigenverklaringen ter plaatse van het ongeval, gelet ook op de gelijkluidende initialen van deze getuigen. Die onduidelijkheid doet geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van hun schattingen van de snelheid van de auto van verdachte, nu hun verklaringen op dat punt duidelijk en consistent zijn. De rechtbank hecht aan deze verklaringen daarom meer waarde dan aan de verklaring van verdachte dat hij niet te hard zou hebben gereden omdat [slachtoffer] dan wagenziek zou zijn geworden.

De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte heeft gereden met een snelheid die aanmerkelijk hoger was dan ter plaatse was toegestaan en ook aanmerkelijk hoger dan een veilige situatie ter plekke toestond. Hoeveel verdachte te hard heeft gereden, kan niet exact worden vastgesteld. Het lijdt echter geen twijfel, gelet op de genoemde getuigenverklaringen en de ter plaatse aangetroffen sporen, dat verdachte te hard de asverspringing in is gereden en vanaf dat moment zijn auto niet meer goed onder controle heeft gehouden.

Het valt niet uit te sluiten dat een plotseling overstekend konijn een rol zou kunnen hebben gespeeld bij het ontstaan van het ongeval, zoals de raadsman heeft betoogd. Het dossier bevat enkele verklaringen van getuigen die op of bij de plaats van het ongeval een dood konijn hebben zien liggen, dat nog niet lang dood was. De enkele aanwezigheid van een recent doodgereden konijn zegt echter niets over de eventuele rol die dit konijn zou kunnen hebben gespeeld bij het ontstaan van het ongeval. Het is om te beginnen al niet duidelijk of het konijn door de auto van verdachte is geraakt. Uit het dossier blijkt dat er ten tijde van het ongeluk levendig autoverkeer was. Het konijn kan dus ook door een andere auto zijn aangereden. De lezing van de verdediging dat dit konijn mogelijk ‘plotseling’ zou zijn overgestoken, berust bovendien op niet meer dan speculatie: over het gedrag van dat konijn kort voor zijn aanrijding is immers niets bekend. Bij al deze onduidelijkheid kan de rechtbank er niet van uitgaan dat het konijn heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval en overweegt zij ten overvloede dat de verdachte bij verantwoord rijgedrag adequaat op de aanwezigheid van een konijn op of bij de weg zou hebben kunnen reageren, gelet op de relatief lage snelheid die verdachte daar had behoren te rijden en de overzichtelijke verkeerssituatie. Dat het ongeval desondanks heeft plaatsgevonden, is dan ook hoe dan ook te wijten aan de door verdachte gemaakte verkeersfouten. Deze verkeersfouten leveren de bewezen verklaarde schuld op.

De rechtbank verwerpt de verweren.

7. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.

Het primair bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

8. Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

9. Op te leggen straffen

De rechtbank heeft bij de op te leggen straffen rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon van verdachte.

De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Verdachte heeft met zijn auto aanmerkelijk onvoorzichtig gereden door op de Zanddijk te Julianadorp harder te rijden dan was toegestaan, en harder te rijden dan verantwoord was. Daardoor heeft hij de macht over zijn voertuig verloren, is op de linker rijbaan terechtgekomen, de berm in, over een sloot, is tegen een muur gebotst waarna de auto over de kop is geslagen. Als gevolg van het ongeval is zijn vriendin, een jonge vrouw van

17 jaar, aan de daarbij opgelopen verwondingen overleden.

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte meegewogen, dat (ook) hij zeer heeft geleden onder de gevolgen van het ongeval, met name uiteraard het overlijden van zijn vriendin.

In zijn nadeel weegt de rechtbank mee dat de verdachte, blijkens het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 mei 2012, eerder transacties heeft voldaan wegens verkeersovertredingen.

De rechtbank zal verdachte voor het bewezen verklaarde een werkstraf van na te noemen duur opleggen. Die duur is korter dan gevorderd, nu de rechtbank uitgaat van een mindere mate van schuld dan waarvan de officier bij haar eis is uitgegaan.

Daarnaast wordt de gevorderde rijontzegging opgelegd, aangezien de rechtbank die passend en geboden acht.

10. Toegepaste wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c en 22c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 , zoals genoemde artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11. Beslissing

De rechtbank:

Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek Bewezenverklaring aangeduid, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven in de rubriek Bewezenverklaring bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.

Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek Strafbaarheid van het bewezen verklaarde vermelde strafbare feit.

Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.

Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderd twintig) uren.

Beveelt, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 60 (zestig) dagen.

Bepaalt dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.

Ontzegt de verdachte voorts wegens het hiervoor in de rubriek Bewezenverklaring bewezen verklaarde strafbare feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 (vier en twintig) maanden.

Bepaalt dat van deze bijkomende straf een deel, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.

Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.

Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de ontzegging van de rijbevoegdheid ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere ontzeg¬ging van de rijbevoegd¬heid in mindering is ge¬bracht.

Dit vonnis is gewezen door

mr. F.A. Egter van Wissekerke, voorzitter,

mr. A.C. Haverkate en mr. M.F. Ferdinandusse, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. J.A. Huisman, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2012.

De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature