Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Jonge automobilist veroorzaakt door roekeloos rijgedrag in de zin van 6 WVW een verkeersongeval met dodelijke afloop.

Uitspraak



RECHTBANK ALKMAAR

Sector straf

Parketnummer: 14.703008-09 (P)

Datum uitspraak: 4 augustus 2011

TEGENSPRAAK

VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het

OPENBAAR MINISTERIE

tegen:

[Verdachte],

geboren te [geboorteplaats en –datum],

ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres en woonplaats].

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2011.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. M.W.P. Buers Bakker, advocaat te Schagen, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat

1.

Primair hij op of omstreeks 05 september 2009 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, - te rijden over de rechterrijstrook bestemd voor rechtdoorgaand verkeer van de rijbaan van genoemde weg met een (veel) hogere snelheid dan de plaatselijk toegestane snelheid van 70 kilometer per uur en/of - naderende de kruising of splitsing met de [straatnaam] alwaar het verkeer door verkeerslichten werd geregeld en het licht voor de door verdachte te volgen rijrichting rood licht uitstraalde en/of zonder te remmen, althans zonder zijn snelheid tijdig en/of voldoende te verminderen en/of tijdig zijn voertuig tot stilstand te brengen, in strijd met het aldaar voor het verkeer in verdachtes rijrichting rood uitstralende verkeerslicht die kruising of splitsing is opgereden en vervolgens in aanrijding of botsing is gekomen met een bestuurster van een bromfiets, die gezien verdachtes rijrichting van rechts vanaf het fiets/bromfietspad bij groen licht de rijbaan van genoemde [straatnaam] was opgereden, waardoor die bestuurster van die bromfiets (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;

Subsidiair hij op of omstreeks 05 september 2009 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de [straatnaam], - over de rechterrijstrook bestemd voor rechtdoorgaand verkeer van de rijbaan van genoemde weg met een (veel) hogere snelheid dan de plaatselijk toegestane snelheid van 70 kilometer per uur en/of - de kruising of splitsing met de [straatnaam], alwaar het verkeer door verkeerslichten werd geregeld en het licht voor de door verdachte te volgen rijrichting rood licht uitstraalde, is genaderd en/of - niet heeft geremd, althans niet zijn snelheid tijdig en/of voldoende heeft verminderd en/of niet tijdig zijn voertuig tot stilstand heeft gebracht, in strijd met het aldaar voor het verkeer in verdachtes rijrichting rood uitstralende verkeerslicht die kruising of splitsing is opgereden en vervolgens in aanrijding of botsing is gekomen met een bestuurster van een bromfiets, die gezien verdachtes rijrichting van rechts de rijbaan van genoemde [straatnaam] bij groen licht was opgereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. Overweging ten aanzien van het bewijs

A. Inleiding

Op 5 september 2009 rond 06.10 uur heeft op de kruising van de [straatnaam] met de [straatnaam] in de gemeente Langedijk een botsing plaatsgevonden tussen de verdachte als bestuurder van een personenauto en [slachtoffer], als bestuurster van een snorbromfiets Zij is als gevolg van de botsing enkele uren later in het ziekenhuis aan haar verwondingen overleden.

De rechtbank dient te beoordelen of deze aanrijding te wijten is aan de schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Indien de rechtbank tot de conclusie komt dat dit niet het geval is, dan dient zij te beoordelen of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gevaarzetting als bedoeld in artikel 5 WVW .

B. Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen nu verdachte naar haar mening roekeloos heeft gereden.

Hij heeft niet alleen met een veel hogere snelheid dan de aldaar toegestane snelheid gereden, maar tevens een voor zijn rijrichting rooduitstralend verkeerslicht genegeerd. Daarbij heeft hij welbewust het risico genomen en kennelijk ook aanvaard dat het fatale gevolg,zoals dat zich hier heeft voorgedaan, zou intreden. Verdachte is er te lichtzinnig vanuit gegaan dat het verkeerslicht op groen zou springen, zodra hij de betreffende kruising naderde.

C. Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden met dien verstande dat geen sprake is van roekeloos rijgedrag, maar van een aanmerkelijke verkeerfout en dat verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan de lichtste vorm van schuld, namelijk aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag.

D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank

Redengevende feiten en omstandigheden

Op 5 september 2009 reed de verdachte, als bestuurder van een personenauto over de [straatnaam] in de gemeente Langedijk. Op de kruising met de [straatnaam] reed hij rechtdoor door rood licht, veronderstellende dat het stoplicht op groen zou springen. Op het moment dat hij de verkeerslichten reeds gepasseerd was, zag hij van rechts een snorbromfietser komen. Verdachte heeft nog geprobeerd een confrontatie te voorkomen door hard te remmen en met zijn auto naar links uit wijken, maar hij kwam desondanks in botsing met de snorbromfietster. Het slachtoffer van de aanrijding bleek te zijn genaamd [slachtoffer]. Zij is als gevolg van de botsing enkele uren later in het ziekenhuis overleden..

De politie heeft na het verkeersongeval ter plaatse onderzoek verricht. Hieruit komt naar voren dat het ongeval heeft plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straatnaam] te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk,ter hoogte van de kruising met de [straatnaam]. Het verkeer op dit kruispunt wordt geregeld door middel van een driekleurige verkeersregelinstallatie, voorzien van een datalogsysteem. Een installatie derhalve, die door “aanbod”wordt beïnvloed. Het betreft een autoweg gelegen buiten de bebouwde kom waar ter plaatse van het kruisingsvlak een beperkte maximum snelheid van 70 kilometer per uur geldt.

Verder heeft de politie geconstateerd dat de verkeersregelinstallatie ten tijde van het ongeval in werking was en dat er op de betreffende fasen geen storingen waren...

Gelet op de aangetroffen remblokkeersporen staat vast dat de bestuurder van de [merk auto] voorafgaand aan de botsing op de rechterrijstrook heeft gereden en dat hij kennelijk naar links heeft gestuurd bij het zien van de snorfietster.

Aangezien verdachtes auto total loss bleek heeft de politie met een zogenaamde remauto, voorzien van de vier originele wielen van verdachtes voertuig, een tweetal remproeven uitgevoerd onder nagenoeg dezelfde weers-, en temperatuuromstandigheden op eenzelfde soort asfalt als op de plaats van het ongeval. Op grond van die proeven heeft de politie vastgesteld dat de bestuurder met een snelheid tussen de 70 en 80 kilometer per uur heeft gereden vlak voor aftekening van de bandensporen, derhalve kort voor de botsing. Uit de dataloggegevens blijkt dat de bestuurder met een gemiddelde snelheid van 102 kilometer per uur, gemeten tussen de eerste en de laatste detectielus van de rechterrijstrook, het kruisingsvlak is opgereden, terwijl er een maximum snelheid van 70 km per uur gold... Ook staat vast, dat hij door rood licht is gereden.

Schuld

Voor een bewezenverklaring van het misdrijf van artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of is overleden, terwijl er minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend handelen door de verdachte. Bij de beoordeling van de mate van schuld komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.

Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van het voorgaande staat vast dat verdachte kort voor de botsing de geldende maximum snelheid met ruim 30 kilometer per uur heeft overschreden. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een ernstige verkeersovertreding op aangezien hierdoor de bestuurde auto een langere remweg nodig heeft en de bestuurder minder goed kan anticiperen op gebeurtenissen in het verkeer.

Daarnaast blijkt uit de hiervoor weergegeven feitelijke omstandigheden dat verdachte, op het moment dat hij door rood licht reed, de maximum snelheid overtrad terwijl hij een oversteekplaats voor fietsers en bromfietsers naderde. Verdachte heeft, door er vanuit te gaan dat het verkeerslicht wel op groen zou springen en met een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan deze kruising op te rijden, geen enkele rekening gehouden met de mogelijkheid dat hij hier met de aanwezigheid van andere verkeersdeelnemers zou kunnen worden geconfronteerd.

Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom sprake van roekeloos rijgedrag waarbij welbewust en met zeer ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn genomen, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW .

5. Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

Primair hij op 05 september 2009 te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te rijden over de rechterrijstrook bestemd voor rechtdoorgaand verkeer van de rijbaan van genoemde weg met een veel hogere snelheid dan de plaatselijk toegestane snelheid van 70 kilometer per uur en naderende de kruising met de [straatnaam] alwaar het verkeer door verkeerslichten werd geregeld en het licht voor de door verdachte te volgen rijrichting rood licht uitstraalde en zonder zijn snelheid tijdig en voldoende te verminderen en tijdig zijn voertuig tot stilstand te brengen, in strijd met het aldaar voor het verkeer in verdachtes rijrichting rood uitstralende verkeerslicht die kruising is opgereden en vervolgens in botsing is gekomen met een bestuurster van een snorbromfiets, die gezien verdachtes rijrichting van rechts vanaf het fiets/bromfietspad bij groen licht de rijbaan van genoemde [straatnaam] was opgereden, waardoor die bestuurster van die snorbromfiets (genaamd [slachtoffer]) werd gedood

6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert op:

Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

7. De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.

8. De strafoplegging

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur, bij niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis Daarnaast is gevorderd een gevangenisstraf van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een periode van 3 jaar met aftrek van de tijd dat zijn rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft als strafmatigende omstandigheden aangevoerd dat verdachte lijdt onder het gebeurde Bovendien neemt hij verantwoordelijkheid op zich. Daarnaast heeft de raadsman aangegeven dat het ongeval inmiddels twee jaar geleden plaatsvond en dat het verloop van de procedure voor verdachte belastend is geweest. De raadsman is dan ook van mening dat een taakstraf een passende sanctie is, met daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen. De raadsman acht een dergelijke ontzegging van 6 maanden redelijk.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft bij de op te leggen straffen rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon van de verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Verdachte heeft als beginnend bestuurder van een personenauto op 5 september 2009 een verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan de zestienjarige [slachtoffer] is overleden. Aan de nabestaanden van het jonge slachtoffer is groot en onherstelbaar leed toegebracht, wat ook naar voren is gekomen uit de verklaring die de moeder van [slachtoffer] ter zitting heeft voorgelezen.

Het ongeval heeft plaatsgevonden, omdat verdachte met de door hem bestuurde auto met een veel te hoge snelheid door een rood verkeerslicht is gereden.

Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 10 mei 2011, niet eerder ter zake van enig strafbaar feit tot straf is veroordeeld.

Het rijbewijs van verdachte is op de dag van het ongeval ingevorderd. Uit het proces-verbaal ‘invordering rijbewijs’ blijkt dat verdachte kan worden aangemerkt als beginnend bestuurder, aangezien voor de eerste maal aan de verdachte een rijbewijs is afgegeven op 7 september 2006. De verdachte was ten tijde van het ongeval zodoende drie jaar in het bezit van een rijbewijs.

Ook staat vast dat de verdachte zichtbaar gebukt gaat onder hetgeen hij teweeg heeft gebracht.

Uit een over de verdachte opgesteld reclasseringsadvies van M. Ruiter, als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland, d.d. 2 juni 2010, blijkt dat verdachte intense gevoelens van schuld en spijt ondervindt. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. De reclassering adviseert, indien de ernst van de bewezenverklaring dit rechtvaardigt, een werkstraf op te leggen.

Weliswaar zijn sinds het ongeval plaatsvond bijna twee jaren verstreken en dit tijdsverloop zal zeker belastend zijn geweest voor de verdachte. Echter, de gevolgen zijn dusdanig ernstig dat de rechtbank van oordeel is dat de straffen behoren te worden opgelegd, op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven.

9. Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [nabestaande], wonende [adres en woonplaats], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding € 6.307,- , bestaande uit de kosten van de rechtsbijstand die zij ten behoeve van de strafzaak heeft gemaakt.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.

De raadsman van verdachte heeft de vordering betwist. Hij heeft erop gewezen dat uit jurisprudentie volgt dat kosten van rechtskundige bijstand gemaakt in het kader van een artikel 12 Sv-procedure en die niet gevolgd wordt door strafvervolging niet in aanmerking komen voor vergoeding. Nu het gerechtshof Amsterdam het beklag van de benadeelde partij heeft afgewezen waardoor er geen strafvervolging voor het delict doodslag plaatsvindt, kunnen de kosten ten behoeve van de beklagprocedure niet voor vergoeding in aanmerking komen.

De rechtbank oordeelt als volgt. De kosten die namens de benadeelde partij door de raadsman worden geclaimd bedragen kosten voor rechtskundige bijstand in de zin van artikel 592a juncto artikel 361 lid 5 Wetboek van Strafvordering en zijn niet aan te merken als rechtstreekse schade in de zin van artikel 51a Wetboek van Strafvordering. Op basis van de door de raadsman van de benadeelde partij opgegeven kosten ten behoeve van de rechtsbijstand in onderhavige strafzaak zal de rechtbank afwijken van het gebruikelijke liquidatietarief en een bedrag van € 3.051, 72 toewijzen.

Daarbij heeft de rechtbank de kosten voor rechtskundige bijstand ten behoeve van de procedure ex artikel 12 Wetboek van Strafvordering buiten beschouwing gelaten. Een vergoeding voor rechtsbijstand op grond van artikel 592a Wetboek van Strafvordering komt enkel in aanmerking voor zover partijen die kosten hebben gemaakt in verband met de voegingsprocedure in het strafgeding en kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging daarvan nog gemaakt zullen worden.

De reiskosten ad. 728,75,- die de raadsman claimt en die hij ten behoeve van de onderhavige strafzaak in rekening heeft gebracht bij de benadeelde partij acht de rechtbank onbegrijpelijk en disproportioneel hoog. Bovendien zijn deze kosten verder niet onderbouwd..

Conform artikel 11 van het ‘Besluit tarieven in strafzaken’ zal de rechtbank een reiskostenvergoeding van €0,28 per kilometer toekennen waarbij zij is uitgegaan van een afstand van 47 kilometer van het kantoor van de raadsman in Amsterdam tot aan het Gerechtgebouw in Alkmaar, en vice versa, in verband met zijn aanwezigheid bij de terechtzitting van de onderhavige zaak op 21 juli 2011.

Het overige gedeelte van de kosten rechtsbijstand zal de rechtbank afwijzen.

10. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 tweede lid sub a van de Wegenverkeerswet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11. Beslissing

De rechtbank:

Verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.

Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.

Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 1 (één) jaar.

Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.

Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren.

Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke hechtenis wordt vastgesteld op 120 (honderdtwintig) dagen.

Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.

Ontzegt de verdachte wegens het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren.

Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de ontzegging van de rijbevoegdheid ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere ontzeg¬ging van de rijbevoegd¬heid in mindering is ge¬bracht.

Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij, [nabestaande], wonende [adres en woonplaats] heeft gemaakt - tot het hierna te noemen bedrag en ten behoeve van de tenuitvoerlegging - nog moet maken".

Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt tot het bedrag van € 3.051,72 (drieduizendeenenvijftigeuro en tweeënzeventig eurocent)

Wijst af de vordering van de benadeelde partij voor het overige.

Dit vonnis is gewezen door

mr. H.E.C. de Wit, voorzitter,

mr. A.S. van Leeuwen en mr. I.M. Nusselder, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. B.Y. de Graaf, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2011.

Mr. A.S. van Leeuwen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature