Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Deurwaarders renvooiprocedure art. 438 lid 4 Rv. Vraag hoe een in beslag genomen vordering tot levering van een onroerende zaak (art. 475a lid 3 Rv.)moet worden uitgewonnen. Voorzieningenrechter oordeelt dat dat moet geschieden volgens de regels van uitwinning van een onroerende zaak en dat vangetartikel 474bb Rv. hier niet van toepassing is.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK TE ALKMAAR

Sector civiel recht

ljs/nmb

zaaknummer/rolnummer: 123033 / KG ZA 10-336

Vonnis in kort geding van 21 oktober 2010

in de zaak van

eiseres,

wonend te [woonplaats],

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

verschenen zonder advocaat,

tegen

gedaagde,

wonend te [woonplaats],

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat: mr. M. van der Weide te Alkmaar.

Partijen worden hierna Eiseres en Gedaagde genoemd.

1.De procedure

Bij proces-verbaal van 20 september 2010 - met tien producties - heeft de deurwaarder (verder: de deurwaarder) in haar hoedanigheid van toegevoegd kandidaat-deurwaarder op de voet van artikel 438 lid 4 Rv de onderhavige procedure tussen partijen aanhangig gemaakt. Gedaagde is door Eiseres voor de behandeling van deze zaak opgeroepen bij exploot, dat aan Gedaagde is betekend op 30 september 2010.

Ter terechtzitting van 12 oktober 2010 zijn verschenen Eiseres, De deurwaarder en Gedaagde, bijgestaan door mr. Van der Weide voornoemd.

De deurwaarder heeft het woord gevoerd aan de hand van een door haar overgelegde pleitnotitie. Eiseres heeft desgevraagd verklaard dat zij het standpunt van De deurwaarder deelt en dat de deurwaarder in deze zaak mede namens haar optreedt.

Gedaagde heeft een (op voorhand aan Eiseres en de voorzieningenrechter toegezonden) akte houdende conclusie van antwoord en tevens voorwaardelijke eis in reconventie - met twee producties - genomen. Mr. Van der Weide heeft het woord gevoerd, mede aan de hand van een door haar aan de voorzieningenrechter overgelegde pleitnotitie.

Na verder debat hebben partijen voormelde stukken overgelegd en vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1. Partijen zijn broer en zus. Zij hebben nog een broer,[]. Hun vader en moeder zijn respectievelijk op 19 januari 1994 en 17 december 2003 overleden. Na het overlijden van hun moeder is tussen partijen een geschil over de omvang en verdeling van de nalatenschap van hun ouders ontstaan. Bij dagvaarding van 18 juli 2006 heeft Eiseres een procedure tegen Gedaagde aanhangig gemaakt.

2.2. Bij eindvonnis van 30 juli 2008 heeft deze rechtbank in deze procedure tussen Eiseres en Gedaagde, Gedaagde veroordeeld om een bedrag van euro 128.255,- vermeerderd met wettelijke rente, over te maken op de boedelrekening van de nalatenschap, alsmede een bedrag van euro 146.254,16, vermeerderd met wettelijke rente, in de nalatenschap in te brengen. Voorts heeft de rechtbank in dat vonnis bepaald dat partijen en hun broer ieder recht hebben op een derde deel van de nalatenschap.

2.3. Gedaagde heeft de 'economische eigendom' van de onroerende zaak, gelegen aan de [adres] (hierna: de boerderij). Hij heeft een onherroepelijke volmacht tot levering van de juridische eigendom van de boerderij.

De moeder van partijen, [], was destijds de juridische eigenaar van de boerderij. Na haar overlijden is die juridische eigendom in de nalatenschap gevallen.

Eiseres heeft op 10 september 2010 beslag onder zichzelf laten leggen op de vordering, die Gedaagde als economisch eigenaar op (haar deel van) de nalatenschap heeft.

Op 15 september 2010 heeft Eiseres executoriaal derdenbeslag doen leggen onder de broer op de vordering, die Gedaagde als economisch eigenaar op (zijn deel van) de nalatenschap heeft op de economische eigendom.

Gedaagde heeft de boerderij inmiddels te koop gezet voor een bedrag van euro 798.000,-.

2.4. Gedaagde heeft tot op heden niet voldaan aan het vonnis van 30 juli 2008. Eiseres wenst thans tot executie over te gaan en heeft de deurwaarder daartoe opdracht gegeven. De deurwaarder heeft zich vervolgens genoodzaakt gezien om de onderhavige procedure tussen partijen aanhangig te maken, omdat er volgens haar onduidelijkheid is over de wijze van uitwinning van het executoriale derdenbeslag, nu het rust op de economisch eigendom (de vordering tot levering van de juridische eigendom van de boerderij).

3.De vorderingen in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie.

3.1. Eiseres verzoekt dat de voorzieningenrechter zal beslissen dat het haar wordt toegestaan de beslagen op de economische eigendom uit te winnen op de wijze zoals beschreven in artikel 474bb Rv, zijnde de weg van de eerste afdeling van boek twee Rv.

3.2. Gedaagde heeft verweer gevoerd en voorts in voorwaardelijke reconventie gevorderd dat de beslagen worden opgeheven. Eiseres heeft tegen deze vordering aangevoerd dat het niet mogelijk is om in een deurwaarders renvooiprocedure een vordering in reconventie in te stellen.

3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

in conventie

Eiseres heeft artikel 475a lid 3 Rv . toegepast. In dat artikel is de mogelijkheid opgenomen om beslag te leggen onder derden op een vordering, die recht geeft op iets anders dan betaling. In dit geval is beslag gelegd op de vordering tot levering van de juridische eigendom van de boerderij. De vordering tot levering van een registergoed is door de wetgever bij de herziening van het beslagrecht in 1992 uitdrukkelijk als mogelijkheid genoemd om bij wijze van derdenbeslag in beslag te nemen (weergegeven in: Parl. Gesch. Rv. blz. 155).

4.2De vraag is nu hoe het gelegde beslag moet worden uitgewonnen.

1 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij de economische eigendom als economische eigendom wil uitwinnen, zonder het benutten van de door de (rechtsvoorgangster van de) derde gegeven onherroepelijke volmacht.

4.2.2De deurwaarder is van mening dat de economische eigendom van de boerderij een vordering tot levering van de juridische eigendom inhoudt. Aangezien een economische eigendom zonder het benutten van de onherroepelijke volmacht verhandelbaar is in het economisch verkeer, moet het mogelijk zijn deze economische eigendom executoriaal te veilen. Ingevolge het bepaalde in artikel 474bb Rv . dient het beslag op de economische eigendom te worden uitgewonnen als een roerende zaak. De veiling zal daarom dienen te geschieden door een deurwaarder en niet door een notaris, aldus de deurwaarder.

4.2.3Tijdens de zitting heeft Gedaagde primair het standpunt ingenomen dat de procedure van artikel 438 lid 4 Rv . zich niet leent voor een ingewikkelde kwestie als de onderhavige. Hierover dient in een bodemprocedure te worden beslist.

Subsidiair voert Gedaagde als verweer dat er geen executoriale titel is op grond waarvan Gedaagde aan Eiseres moet betalen. Er is slechts een titel tot betaling van Gedaagde aan de nalatenschap (waarvan hij zelf voor één derde rechthebbende is).

Meer subsidiair verzet Gedaagde zich tegen de door de deurwaarder voorgestane wijze van uitwinning van het gelegde beslag. Niet de weg van art. 474bb Rv. mag worden gevolgd, maar de aan Gedaagde verleende onherroepelijke volmacht moet worden ingeroepen en uitgevoerd.

4.4De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat de deurwaarder zich ingevolge artikel 438 lid 4 Rv . tot de voorzieningenrechter kan wenden als de deurwaarder bij de executie op een bezwaar stuit. Aangezien Eiseres en de deurwaarder het eens zijn over de te volgen aanpak, valt niet direct in te zien op welk bezwaar de deurwaarder is gestuit. Anderzijds blijkt uit de toelichting van de wetgever (weergegeven in: Parl. Gesch. Rv. blz. 98) dat de deurwaarder zich ook tot de voorzieningenrechter kan wenden ingeval van twijfel over de vraag of de door een beslaglegger voorgestane wijze van executie geoorloofd is.

Het primaire verweer wordt daarom verworpen.

4.5Het subsidiaire verweer wordt eveneens verworpen. Op zichzelf merkt Gedaagde terecht op dat het vonnis uit kracht waarvan de beslagen zijn gelegd een veroordeling inhoudt van Gedaagde om aan de nalatenschap te betalen en niet aan Eiseres. Het vonnis stelt echter tevens vast dat ieder van de erfgenamen tot een derde van de nalatenschap is gerechtigd en de door Gedaagde te betalen bedragen staan ook vermeld in de veroordeling. Dat is voldoende voor Eiseres om dit vonnis ten laste van Gedaagde te kunnen executeren.

4.6Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient de verdere executie als volgt plaats te vinden.

De derde-beslagene dient ingevolge artikel 476a Rv . aan de deurwaarder verklaring te doen van de vordering die onder het beslag valt. Dat is in dit geval de vordering van Gedaagde op de derden tot levering van de juridische eigendom. Indien die verklaring door de (deurwaarder van de) beslaglegger wordt aanvaard, is de derde-beslagene vervolgens verplicht (artikel 477 lid 1 Rv . ) om het in beslag genomen goed (de vordering tot levering) aan de deurwaarder ter beschikking te stellen. Artikel 477 lid 2 Rv ., tweede zin, bepaalt dat deze vordering onder de derde- beslagene mag worden gelaten, totdat zij voor de verdere afwikkeling van de executie nodig blijkt. Lid 5 van artikel 477 Rv . bepaalt ten slotte dat hetgeen in handen van de deurwaarder is gesteld, verder wordt geëxecuteerd overeenkomstig de gewone regels, die voor de executie daarvan gelden. Dat houdt in dat de verdere executie dient plaats te vinden volgens de regels van uitwinning van een onroerende zaak.

Een en ander volgt uit wat de wetgever heeft overwogen bij de invoering van artikel 525 Rv . (MvA Tweede Kamer 1981-1982, 16593, nr. 5, blz. 21):

"Voorts is aan het tweede lid een zinsnede toegevoegd die aansluit bij de toevoeging, in het onderhavige ontwerp aangebracht bij artikel 477b, tweede lid. Zij heeft betrekking op het geval dat derdenbeslag is gelegd op de vordering tot levering van de onroerende zaak onder degene die tot deze levering verplicht was. Uit artikel 477 lid 5 in verbinding met artikel 477b lid 2 vloeit dan voort dat deze zaak, nadat zij ter beschikking van de deurwaarder is gesteld, overeenkomstig de artikelen 514 e.v. door een notaris kan worden verkocht en met toepassing van artikel 525 rechtstreeks aan de koper ter executie wordt geleverd. "

Artikel 514 Rv . bepaalt dat de executoriale verkoop geschiedt ten overstaan van een notaris. De aanwijzing van de notaris kan aan de geëxecuteerde worden meegedeeld bij de ingevolge artikel 475i Rv. voorgeschreven betekening van het derdenbeslag. De notaris kan vervolgens de vordering in het openbaar verkopen op de wijze, zoals voorgeschreven in de artikelen 515 tot en met 524 Rv. De onroerende zaak, waar de vordering tot levering op ziet, wordt aan de koper geleverd door inschrijving van het proces-verbaal van toewijzing met de schriftelijke verklaring van de derde-beslagene dat deze de vordering ter beschikking van de deurwaarder heeft gesteld (art. 525 lid 2 Rv.). De notaris stort de netto opbrengst in dit geval uiteindelijk op de boedelrekening van de nalatenschap.

Op deze wijze kan worden gekomen tot de executoriale verkoop, zonder dat (eerst) overdracht van de onroerende zaak door de derde-beslagene aan de geëxecuteerde hoeft plaats te vinden.

Artikel 477b lid 2 Rv . bepaalt ten slotte dat de derde-beslagene door deze wijze van levering jegens de geëxecuteerde is gekweten van zijn verplichting tot levering.

4.7.De vordering om te bepalen dat de executie volgens artikel 474bb Rv . zal mogen worden voortgezet, wordt daarom afgewezen en Eiseres zal in de proceskosten worden verwezen.

in (voorwaardelijke) reconventie

4.8.De deurwaarder heeft deze procedure ingeleid door middel van een proces-verbaal. Hiermee heeft zij een kort geding aanhangig gemaakt tussen Eiseres als eisende partij en Gedaagde als gedaagde. Hierop zijn de normale procesregels van het kort geding van toepassing. Niet valt in te zien waarom de gedaagde in dit kort geding geen eis in reconventie kan instellen. Gedaagde is daarom ontvankelijk in zijn vordering.

4.9. De voorwaarde waaronder de eis in reconventie is ingesteld, doet zich niet voor. Daarom behoeft deze vordering verder geen bespreking.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:

in conventie

5.1.wijst af de gevraagde voorziening;

5.2.veroordeelt Eiseres in de proceskosten, aan de zijde van Gedaagde tot heden begroot op euro 263,- aan verschotten (vast recht) en euro 816,- aan salaris voor de advocaat.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature