E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBALK:2003:AN7867
LJN AN7867, Rechtbank Alkmaar, WW44 03/1209

Inhoudsindicatie:

[Awb] 1. Bekendmaking door mededeling in huis-aan-huisblad. Ontbreken datum bekendmaking besluit ontslaat derden niet van plicht zelf ontbrekende informatie te achterhalen.

[materieel] 2. Niet afronden bezwaarprocedure eerste fase vormt geen reden voor aanhouding beslissing op aanvraag bouwvergunning tweede fase, nu geen sprake van schorsing eerste bouwvergunning door voorzieningenrechter.

1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het besluit van verweerder van 20 mei 2003, waarbij de bouwvergunning eerste fase is verleend, gelet op de inhoud daarvan, zich uitsluitend richt tot de aanvrager, zodat op verweerder ingevolge art. 3:41.1 Awb alleen de verplichting rustte om het besluit aan de aanvrager bekend te maken. Verweerder heeft bij brief van 26 mei 2003 aan deze verplichting gevolg gegeven. Dit betekent dat tegen het besluit van 20 mei 2003 tot en met 7 juli 2003 bezwaar kon worden gemaakt. Vastgesteld moet worden dat verzoeker eerst na afloop van die termijn – bij brief van 12 juli 2003, die bij verweerder op 14 juli 2003 is ontvangen – een bezwaarschrift bij verweerder heeft ingediend. Verzoeker is ervan uitgegaan dat bezwaar kon worden gemaakt gedurende zes weken na 4 juni 2003, de datum waarop van het besluit van 20 mei 2003 mededeling is gedaan in het huis-aan-huisblad de Duinstreek. Verzoeker heeft erop gewezen dat in de mededeling van het besluit in de Duinstreek niet is vermeld wanneer de bekendmaking heeft plaatsgevonden.

De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder door van het besluit van 20 mei 2003 mededeling te doen in de Duinstreek van 4 juni 2003 toepassing heeft gegeven aan art. 3:43.1 en 3:43.2 Awb. In de publicatie in de Duinstreek staat vermeld dat tegen de verleende bouwvergunning binnen zes weken na afgifte een bezwaarschrift kan worden ingediend. Onder de publicatie staat een telefoonnummer van de gemeente genoemd waar informatie kan worden ingewonnen over de datum van afgifte van het besluit. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker, wat er verder ook zij van zijn moeilijkheden bij het achterhalen van de publicatie in de Duinstreek, niet heeft betwist dat hij nog tijdig binnen de bezwaartermijn van die publicatie op de hoogte is geraakt. Dat hij zijn bezwaarschrift te laat heeft ingediend, is, gelet op hetgeen hij heeft aangevoerd, te wijten geweest aan een onjuiste lezing van de bezwaarmogelijkheden zoals die in de publicatie in de Duinstreek staan vermeld. Aangezien het tot de eigen verantwoordelijkheid van verzoeker behoort om publicaties goed te lezen, biedt deze omstandigheid geen grond voor het oordeel dat hij redelijkerwijs niet in verzuim is geweest bij het indienen van zijn bezwaarschrift. Aan het vorenstaande doet niet af dat verweerder in strijd met art. 3:43.3 Awb in de publicatie niet heeft vermeld wanneer het besluit van 20 mei 2003 is bekendgemaakt, omdat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de weg van verzoeker had gelegen om naar aanleiding van de publicatie in de Duinstreek bij de gemeente navraag te doen naar de datum van bekendmaking van het besluit. Ook als een mededelingsverplichting niet correct is nageleefd, dan ontslaat dat derden niet van de verplichting om, wanneer hun, zoals in dit geval, andere mogelijkheden ten dienste staan om de ontbrekende gegevens te achterhalen, van die mogelijkheden gebruik te maken. Op basis van het vorenoverwogene gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 20 mei 2003 niet-ontvankelijk zal verklaren. Bij deze stand van zaken acht de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening voorzover het zich richt tegen dit besluit kennelijk ongegrond.

2. Verlenen vrijstelling (19.2 WRO) en bouwvergunning eerste fase voor oprichten woonhuis en berging alsmede mededeling dat bouwvergunning tweede fase van rechtswege is verleend. Verzoek om voorlopige voorziening tegen eerstgenoemd besluit is kennelijk ongegrond. Er wordt vanuit gegaan dat het bezwaar ertegen niet-ontvankelijk zal worden verklaard wegens termijnoverschrijding. Verzoek om voorlopige voorziening tegen tweede besluit eveneens kennelijk ongegrond. Het bezwaar van verzoeker tegen de bouwvergunning tweede fase dat verweerder deze niet had mogen verlenen, omdat nog niet is beslist op de bezwaren die zijn ingediend tegen de bouwvergunning eerste fase wordt niet gedeeld. Gelet op art. 56b.1 Woningwet vormt de omstandigheid dat de bezwaarprocedure tegen de bouwvergunning eerste fase nog niet is afgerond slechts dan reden voor de aanhouding van de beslissing op de aanvraag voor de bouwvergunning tweede fase, wanneer binnen de bezwaartermijn tegen de bouwvergunning eerste fase een verzoek om schorsing van die bouwvergunning is ingediend en op dat verzoek om schorsing positief is beslist. Vaststaat dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet. Ten aanzien van de door verzoeker aangevoerde inhoudelijke bezwaren, moet worden vastgesteld dat deze alle betrekking hebben op aspecten die, gelet op art. 56a.2 en 56a.3 Woningwet, slechts van belang kunnen zijn bij de beoordeling van de bouwvergunning eerste fase.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie