U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:

Inhoudsindicatie:

Art. 81 lid 1 RO. Faillissementsrecht. Salaris curator (art. 65 en 71 Fw). Wettelijke rente over salaris. Kosten van voorfinanciering salaris. Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling. Geen bijzondere omstandigheden die afwijken van de richtlijnen rechtvaardigen. Onderbouwing verzoek tot salaris door curator. Schending art. 6 en 3 EVRM en art. 47 EU-Handvest (fair play beginsel)?

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Conclusie



Zaaknummer: 14/04651

Roldatum: 20 maart 2015

mr. Wuisman

CONCLUSIE inzake:

Mr. T.H. Pasma, optredende in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van:

- Euro Consultants Noord B.V.,

- [A] B.V.,

- [betrokkene],

kantoor houdende te Harlingen,

verzoeker tot cassatie,

advocaat: mr. P.J. Ph. Dietz de Loos

Feiten en procesverloop

1.1 In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan():

(i) Verzoeker in cassatie (hierna: de Curator) is tot curator benoemd in de op 1 mei 2003, 25 september 2003 en 26 februari 2004 uitgesproken faillissementen van Euro Consultants Noord B.V., respectievelijk [A] B.V. en [betrokkene] (hierna: de faillissementen). In die faillissementen trad als rechter-commissaris op aanvankelijk mr. M. van der Hoeven en vervolgens krachtens beschikking van 31 maart 2008 mr. J. Smit.

(ii) Bij de aanvang van de faillissementen was er geen enkele bate in de boedels.()

(iii) De Curator heeft in verband met voornoemde faillissementen gerechtelijke stappen van verschillende aard ondernomen ():

- Hij heeft een civiele procedure gevoerd tegen de vader van de failliet verklaarde [betrokkene]. Deze procedure heeft geleid tot de storting op de boedelrekening van een bedrag van € 95.000,- op 5 september 2006(). Tegen de vader van [betrokkene] heeft de Curator tevens een strafklacht ingediend bij het Functioneel Parket wegens bedrieglijke bankbreuk en het witwassen van gelden.

- Hij heeft ook tot in twee instanties een civiele procedure gevoerd tegen mr. H. Kaiser, advocaat/juridisch adviseur van [betrokkene], tot verkrijging van schadevergoeding wegens paulianeus/onrechtmatig handelen. Deze procedure, die in januari 2008 is gestart en in verband waarmee ook conservatoir beslag was gelegd(), heeft in november 2012 geleid tot betaling aan de boedel van een bedrag van € 478.949,35 (inclusief wettelijke rente). De Curator heeft tegen mr. Kaiser verder een klacht ingediend bij de Nederlandse orde van Advocaten wegens paulianeus handelen en onjuist informeren van de Curator en bij het Functioneel Parket wegens bedrieglijke bankbreuk en het witwassen van gelden.

(iv) In maart 2013 heeft de Curator de afwikkeling van de faillissementen in gang gezet. Van de rechter-commissaris kreeg hij toestemming voor een geconsolideerde afwikkeling van de faillissementen.

1.2 Bij brief van 9 december 2013 (productie 2 bij het verzoekschrift in cassatie) heeft de Curator aan de rechter-commissaris verzocht zijn salaris en de verschotten vast te stellen op € 297.858,60 inclusief BTW en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2004 tot 1 januari 2014, neerkomend op een bedrag van € 79.391,73. De Curator heeft in zijn brief opgemerkt dat hij de wettelijke rente naast zijn salaris in rekening heeft gebracht vanwege de omstandigheid dat het overgrote deel van het actief in de faillissementsboedel pas na jarenlange procedures kon worden gerealiseerd en hij mitsdien als curator alle kosten van het faillissement heeft moeten voorfinancieren.

1.3 Op verzoek van de rechter-commissaris heeft de Curator bij brief van 24 februari 2014 (productie 3 bij het verzoekschrift in cassatie) een nadere toelichting op de door hem in rekening gebrachte wettelijke rente gegeven. Op blz. 4 voert hij aan dat het in zijn ogen als redelijk en billijk dient te worden beschouwd dat een deel van de gedurende de faillissementen gekweekte rente aan hem als curator wordt vergoed, aangezien er – zoals in cassatie onbestreden in rov. 2.1 van de beschikking d.d. 18 juni 2014 van de rechtbank kort wordt weergegeven – volgens hem:

“(…)tot eind 2012 onvoldoende boedelsaldo was om de rechtbank een voorschot op zijn salaris te verzoeken en twee bewerkelijke procedures – met de nodige persoonlijke risico's – hem daarom noodzaakten kosten vanuit zijn kantoor voor te financieren. De curator heeft voorts gesteld dat de ontvangen wettelijke rente in de gevoerde procedures ten goede komt aan de schuldeisers van de faillissementen. In de afgelopen tien jaren die deze faillissementen hebben beslagen, verkreeg de faillissementsboedel, na moeizaam procederen tegen mr. Kaiser, eind 2012 een forse uitkering ter hoogte van € 478.949,35. Tot dat moment heeft de faillissementsboedel volgens de curator een dusdanig laag boedelsaldo gekend dat een uitkering niet verantwoord was. Daarbij kon geen beroep worden gedaan op de Garantstellingsregeling van het Ministerie van Justitie, omdat de twee procedures die zich voordeden in de onderhavige faillissementen hiervoor niet in aanmerking kwamen. Voorts leidde intensief overleg tussen de Belastingdienst en de curator niet tot een proceskostengarantie van de Belastingdienst. De voorfinanciering door de curator heeft geleid tot rentederving aan zijn zijde. Omdat het onderhanden werk op de balans van zijn kantoor geregistreerd moest worden heeft het ook geleid tot een fiscaal nadeel.”

1.4 Bij monde van de faillissementssecretaris heeft de rechter-commissaris de Curator medegedeeld diens salarisverzoek ex art. 71 Faillissementswet (hierna: Fw) aan de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, te zullen voorleggen tezamen met de nadien gevoerde correspondentie.

1.5 De rechtbank heeft het salarisverzoek van de Curator ter terechtzitting van 4 juni 2014 behandeld. De Curator was op die terechtzitting aanwezig. Ook was aanwezig de rechter-commissaris die, gelet op de artikelen 65 Fw , omtrent het salarisverzoek van de Curator diende te worden gehoord.

1.6 Bij beschikking van 18 juni 2014 heeft de rechtbank het salaris van de Curator en de verschotten vastgesteld op een bedrag van € 298.308,60 en het meer of anders verzochte afgewezen. Onder die afwijzing valt ook het verzochte bedrag van € 79.391,73 aan wettelijke rente. In de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling, die in zijn algemeenheid leidend zijn bij de bepaling van de aan een curator toekomende vergoeding en opgesteld zijn om willekeur te voorkomen en belanghebbenden houvast te bieden, wordt, aldus de rechtbank, een vergoeding in de vorm van wettelijke rente als door de Curator verzocht niet genoemd en, hoewel van de Recofa-richtlijnen kan worden afgeweken, bestaat daartoe te dezen geen aanleiding, omdat niet gebleken is van bijzondere omstandigheden, die het in het onderhavige geval redelijk doen zijn dat aan de Curator het door hem verzochte bedrag aan wettelijke rente zou worden uitgekeerd (zie in het bijzonder rov. 3.2).

1.7 Tegen deze beschikking heeft de Curator met een op 16 september 2014 – en daarmee tijdig – ter griffie van de Hoge Raad ingediend verzoekschrift beroep in cassatie ingesteld.()()

2 Bespreking van de cassatiemiddelen

2.1

Er worden acht cassatiemiddelen aangevoerd. Daarvan behoeft cassatiemiddel 8 geen aparte bespreking, omdat dat cassatiemiddel geheel voortbouwt op de voorafgaande cassatiemiddelen en daardoor zelfstandige betekenis mist.

Cassatiemiddel 1

2.2

Cassatiemiddel 1 bevat de klacht dat bij de procedure met betrekking tot de beslissing van de rechtbank inzake het salaris van de Curator, het beginsel van fair play is geschonden, hetgeen strijd met de artikelen 6 en 3 EVRM en artikel 47 EU Handvest inzake de grondrechten oplevert. De schending van het fair play beginsel wordt hierin gezocht dat de rechter-commissaris heeft nagelaten om in de vorm van een schriftelijk besluit voorafgaand aan de zitting op 4 juni 2014 aan de Curator kenbaar te maken dat maar vooral waarom hij niet met het door de Curator ingediende salarisvoorstel akkoord was voor wat het daarin opgenomen bedrag van 79.391,73 aan wettelijke rente. Daardoor is hij, zo voert hij aan, op een achterstand gebracht. Zou hij de argumenten van de rechter-commissaris hebben gekend dan zou hij zich beter op de zitting bij de rechtbank hebben kunnen voorbereiden door onder meer bewijsstukken voor zijn stellingen over te leggen.

2.3

Genoemde klacht treft geen doel. Blijkens de regeling in artikel 71 Fw. geschiedt de vaststelling van het salaris van de curator in een faillissement door de rechtbank. De opzet van de regeling is niet dat de rechtbank het salaris vaststelt naar aanleiding van een schriftelijk besluit van de rechter-commissaris inzake een salarisvoorstel van de curator. De wettelijke regeling houdt in dat de rechter-commissaris voorafgaande aan de beslissing van de rechtbank wordt gehoord (artikel 65 Fw). Dat horen houdt in het uitbrengen door de rechter-commissaris van een advies aan de rechtbank omtrent het door de curator ingediende salarisvoorstel. De wet stelt aan het uitbrengen van het advies geen vormvereisten.

2.4

Bij de opzet van de vaststelling van het salaris van de curator als in de wet voorzien draagt de curator zelf ten volle de verantwoordelijkheid voor de onderbouwing en uitwerking van het verzoek tot vaststelling van zijn salaris conform het door hem opgestelde salarisvoorstel. Hij kan zich in dat verband niet verschuilen achter onbekendheid met het standpunt dienaangaande van de rechter-commissaris. Dit laat onverlet dat de curator, indien hem dat bijvoorbeeld vanwege bijzondere omstandigheden van het geval geraden voorkomt, voorafgaand aan het indienen van een salarisvoorstel bij de rechtbank de rechter-commissaris verzoekt om een informele gedachtenwisseling over het voorgenomen salarisvoorstel of, indien hem ter zitting in verband met uitlatingen van de rechter-commissaris van aspecten blijkt waarover hij zich graag nader wil uitlaten, de rechtbank verzoekt hem daartoe in de gelegenheid te stellen. Niet is gebleken dat de Curator stappen als zojuist genoemd heeft ondernomen. Er wordt in ieder geval niet geklaagd over een weigering van de rechtbank om de Curator in de gelegenheid te stellen om zijn salarisvoorstel, voor zover het betrekking heeft op het bedrag van € 79.391,73 aan wettelijke rente, nader toe te lichten en met stukken verder te onderbouwen.

2.5

In verband met het voorgaande verdient nog opmerking dat, naar de Curator heeft geweten althans geacht mag worden te hebben geweten, dat van de beslissing van de rechtbank inzake de vaststelling van zijn salaris geen hoger beroep bij een hof zou openstaan maar uitsluitend beroep in cassatie bij de Hoge Raad en dat er bijgevolg na de rechtbank geen ruimte zou zijn om nieuwe feiten aan te voeren of nieuwe stukken in het geding te brengen. Hierin had de Curator te meer aanleiding dienen te vinden om zijn – niet gebruikelijke – verzoek inzake de wettelijke rente reeds bij de rechtbank goed toe te lichten en te onderbouwen.

Cassatiemiddelen 2, 4 en 5

2.6

Vanwege het complementaire karakter van de cassatiemiddelen 2, 4 en 5 ten opzichte van elkaar, lenen zij zich voor een gezamenlijke bespreking.

2.7

Blijkens rov. 3.2 van haar beschikking d.d. 18 juni 2014 heeft de rechtbank de mogelijkheid van een vergoeding in de vorm van wettelijke rente als door de Curator verzocht niet op voorhand afgewezen, omdat de Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling in een dergelijke vergoeding niet voorzien. De rechtbank komt tot de afwijzing, omdat haar niet is gebleken van omstandigheden die het redelijk maken dat in het onderhavige geval wettelijke rente zoals door de Curator verzocht zou moeten worden vergoed. Dit laatste werkt de rechtbank onder meer in rov. 3.4 nader uit. Daar wijst de Rechtbank erop:

- dat in juli 2004 het boedelsaldo ruim € 28.000,- bedroeg, zodat de Curator de mogelijkheid had om vanaf dat tijdstip om een voorschot op zijn salaris te verzoeken;

- dat niet is gebleken dat er sprake was van een bijzonder risico voor de boedel dat aan een verzoek om een voorschot op het salaris in de weg zou hebben gestaan; immers niet onderbouwd is waaruit het risico van de boedel, waarin de Curator stelt aanleiding te hebben gevonden om geen voorschot te vragen, bestond, wat de omvang ervan was en wat de grondslag voor eventuele aanspraken ten opzichte van de boedel zou zijn geweest en ook is niet nader onderbouwd het gestelde persoonlijke risico van de Curator in verband met de procedures.

2.8

Ter betwisting van het oordeel aan het slot van rov. 3.2 dat de rechtbank niet is gebleken van omstandigheden die het redelijk maken dat de door de Curator verzochte wettelijke rente zou moeten worden vergoed hoewel de Recofa-voorwaarden daarin niet voorziet, begint cassatiemiddel 2 met een opsomming van omstandigheden, die als bijzondere omstandigheden worden gekenschetst. Bij deze opsomming maakt cassatiemiddel 2 niet (voldoende) duidelijk bij welke gelegenheid welke van de opgesomde omstandigheden in welke mate onder de aandacht van de rechtbank zijn gebracht en in hoeverre de rechtbank deze omstandigheden in zijn beoordeling heeft kunnen betrekken. Daardoor voldoet in dit opzicht cassatiemiddel 2 niet aan de eisen die aan een cassatiemiddel worden gesteld.

2.9

Een bijzondere omstandigheid die in cassatiemiddel 2 nadere aandacht krijgt, is dat de Curator gedurende tien jaren de kosten van de twee door hem gevoerde procedures, waaronder ook het hem toekomende salaris, heeft voorgefinancierd en dat het niet laten uitbetalen van (voorschotten op) het salaris voor een bedrag van € 41.567,85 tot rente-inkomsten voor de boedel heeft geleid. Omtrent dit voorfinancieren heeft de rechtbank in rov. 3.4, zoals hiervoor al opgemerkt, geoordeeld dat, kort gezegd, haar niet is gebleken van de noodzaak voor de Curator van voorfinanciering. Onder meer wijst de rechtbank op de aanwezigheid in juli 2004 van een boedelsaldo van ruim € 28.000,-, wat het mogelijk maakte om in ieder geval vanaf dat moment om voorschotten te verzoeken.

2.10

In het bijzonder cassatiemiddel 4 keert zich tegen het zojuist vermelde oordeel van de rechtbank uit rov. 3.4. Eerst wordt gesteld dat blijkens het door de Curator ingediende salarisvoorstel voor het jaar 2003 een salaris van € 42.768,- is verzocht en voor het jaar 2004 een salaris van € 45.469,33. Verder wordt gewezen op een rekeningafschrift van 7 september 2006, waaruit valt af te lezen dat per 3 augustus 2006 er op de boedelrekening een saldo van € 11.710,81 stond. Hieruit zou volgens het cassatiemiddel volgen dat het in juni 2004 voor de Curator niet mogelijk was enig salaris op te nemen.

2.10.1

In de eerste plaats wordt niet duidelijk gemaakt of het rekeningafschrift van 7 september 2006 ook bij de rechtbank is overgelegd. Daarvan kan bijgevolg niet worden uitgegaan. Verder is het uit 2006 stammend afschrift niet bepalend te achten voor het boedelsaldo per juni 2004. Blijkens het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank op 4 juni 2014 heeft de Curator tijdens de zitting verklaard: “In 2004 betrof het actief ruim € 28.000,-. Ik had toen een voorschot kunnen declareren.” Die verklaring ontneemt de betekenis die in cassatiemiddel 4 aan het rekeningafschrift van 7 september 2006 wordt toegekend. Indien verder nog in aanmerking worden genomen de vaststaande feiten dat op 5 september 2006 op de boedelrekening een bedrag van € 95.000,- is gestort en dat de civiele procedure tegen mr. Kaiser pas in januari 2008 is gestart, dan moet worden geconcludeerd dat met cassatiemiddel 4 niet voldoende wordt ontzenuwd het oordeel van de rechtbank dat de stand van de boedel het de Curator mogelijk maakte om vanaf juli 2004 de rechtbank om een voorschot op zijn salaris te verzoeken. Daarbij verdient nog opmerking dat de rechtbank niet spreekt van een voorschot op het volledige salaris dat de Curator in zijn – later – opgestelde salarisspecificatie voor ieder jaar heeft opgegeven.

2.11

In cassatiemiddel 5 wordt opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank in rov. 3.4 dat de rechtbank niet is gebleken dat de Curator van het vragen om een voorschot heeft moeten afzien vanwege een bijzonder risico voor de boedel. Er is niet een nadere toelichting gegeven omtrent de aard en omvang van het risico en ook niet omtrent de grondslag van eventuele aanspraken ten opzicht van de boedel. Hiertegen wordt in cassatiemiddel 5 ingebracht dat de Curator vanwege de mogelijke kostenveroordelingen in de door hem gevoerde procedures van vragen om voorschotten heeft afgezien. Er wordt gesteld dat de proceskosten werden geraamd op een bedrag van ongeveer € 40.000,-. In verband met de procedure tegen mr. Kaiser wordt nog gewezen op de mogelijkheid van aansprakelijkheid voor schade wegens onrechtmatig gelegd conservatoir beslag. Die schade is, zo wordt betoogd, geraamd op € 50.000,-.

2.11.1

Aan het slot van de eerste alinea van cassatiemiddel 5 wordt opgemerkt, dat de Curator mondeling ter zitting heeft toegelicht waaruit het risico van de boedel bestond, wat de omvang daarvan was en wat de grondslag voor eventuele aanspraken ten opzichte van de boedel is geweest. Uit het proces-verbaal van de zitting van 4 juni 2014 blijkt evenwel van een en ander niet. Zo wordt niet de cijfermatige informatie vermeld die nu in de toelichting bij cassatiemiddel 5 wordt genoemd. Ook is in het proces-verbaal niet opgenomen dat de Curator van het vragen van een voorschot heeft afgezien vanwege de kans op aansprakelijkheid voor schade wegens onrechtmatig gelegd conservatoir beslag in de procedure tegen mr. Kaiser. Niet is gebleken dat de Curator na ontvangst van het proces-verbaal van de zitting aan de Rechtbank om aanvulling van het proces-verbaal heeft verzocht. Gelet op een en ander kan in cassatie niet er van worden uitgegaan dat de Curator zich over het risico, dat voor de boedel aan de twee procedures was verbonden, tegenover de rechtbank heeft uitgelaten in de mate als dat nu in de toelichting op cassatiemiddel 5 geschiedt. Dat brengt mee dat ook cassatiemiddel 5 niet een genoegzame bestrijding oplevert van het oordeel van de rechtbank dat de Curator niet duidelijk heeft gemaakt dat hij in het risico van de procedures voor de boedel een voldoende reden heeft kunnen vinden om af te zien van het vragen om een voorschot.

2.12

In cassatiemiddel 2 wordt in het kader van een samenvattende opmerking (blz. 12 van het verzoekschrift) het toe te kennen bedrag aan wettelijke rente genuanceerd. Primair wordt nog vastgehouden aan het bedrag van € 79.391,73. Vervolgens wordt wettelijke rente gevorderd op de voet van een beschrijving van de voor de berekening ervan van belang zijnde factoren. Tenslotte wordt wettelijke rente gevorderd voor een bedrag van € 41.567,85, het bedrag dat, zo stelt de Curator, de boedel aan rente-inkomsten heeft verkregen doordat de Curator het opvragen van voorschotten op zijn salaris achterwege heeft gelaten. Dat deze laatste twee varianten ook al bij de rechtbank naar voren zijn gebracht en dat dus ook de rechtbank zich daarover al een oordeel heeft kunnen vormen, wordt niet aangegeven. Dat staat reeds in de weg aan het nu in cassatie in aanmerking nemen van die varianten. Bovendien houden die varianten verband met feiten en omstandigheden, waarvan niet vaststaat dat zij alle bij de rechtbank (in voldoende mate) naar voren zijn gebracht. Een en andere brengt mee dat in cassatie dient te worden uitgegaan van de variant die bestaat uit het verzoek van de Curator om hem een bedrag van € 79.391,73 aan wettelijke rente uit te keren.

2.13

Hetgeen hiervoor over de cassatiemiddelen 2, 4 en 5 is opgemerkt, voert tot de slotsom dat deze cassatiemiddelen geen doel treffen.

Cassatiemiddel 6

2.14

In cassatiemiddel wordt als klacht aangevoerd dat de rechtbank in rov. 3.4 het recht heeft geschonden en/of vormen op straffe van nietigheid heeft verzuimd doordat het in die rechtsoverweging heeft overwogen, “dat de curator niet kenbaar heeft gemaakt wat de grondslag voor een eventuele aanspraak ten opzichte van de boedel uit hoofde van rente zou zijn geweest.”

2.14.1

Lezing van rov. 3.4 maakt duidelijk dat de rechtbank in die rechtsoverweging niet heeft overwogen als in cassatiemiddel 6 wordt gesteld. De rechtbank heeft het daar alleen over “eventuele aanspraken ten opzichte van de boedel” in verband met het risico dat volgens de Curator de boedel liep. Dit betekent dat cassatiemiddel 6 reeds geen doel kan treffen wegens gemis aan feitelijke grondslag.

Cassatiemiddel 3

2.15

In cassatiemiddel 3 wordt een klacht geformuleerd naar aanleiding van de overweging van de rechtbank aan het slot van rov. 3.3 dat rechter-commissaris wellicht een bemiddelende rol had kunnen vervullen bij de pogingen om een proceskostengarantie van de Belastingdienst te verkrijgen.

2.15.1

Bij deze klacht heeft de Curator geen belang. Wat de rechtbank over de eventuele bemiddelende rol van de rechter-commissaris overweegt, draagt niet werkelijk de afwijzing van de door de Curator gevorderde wettelijke rente. Het gaat hier om een opmerking terzijde, zoals uit het woord ‘overigens’ aan het begin van de voorlaatste volzin van rov. 3.3 valt af te leiden.

2.15.2

Volledigheidshalve zij nog opgemerkt dat niets in de faillissementswet de Curator verbood om de rechter-commissaris te informeren omtrent de door de Belastingdienst ingenomen standpunt omtrent de proceskostengarantie en de rechter-commissaris om desgewenst in verband met die garantie contact met de Belastingdienst op te nemen.

Cassatiemiddel 7

2.16

Cassatiemiddel 7 heeft betrekking op het oordeel van de rechtbank in rov. 3.5 dat van de Curator verwacht had mogen worden dat hij over de financiering van de door hem gevoerde procedures eerder overleg met de rechter-commissaris had gepleegd dan bij de afwikkeling en afronding van de faillissementen. Betoogd wordt dat de rechtbank hiermee een onterecht argument hanteert voor de afwijzing van de verzochte wettelijke rente. De rechter-commissaris heeft immers niet de mogelijkheid om voor procesfinanciering zorg te dragen.

2.16.1

Ook cassatiemiddel 7 kan de Curator niet baten. Het is, gelet op wat de rechtbank in rov. 3.4 over de mogelijkheid vanaf 2004 voor de Curator om een voorschot te vragen, niet onjuist of onbegrijpelijk dat de rechtbank het punt van eerder overleg met de rechter-commissaris in aanmerking neemt. Dat overleg zou vanwege genoemde mogelijkheid tot het besluit hebben kunnen leiden om toch tot het doen van voorschotten over te gaan en dat zou hebben meegebracht dat er van een voorfinanciering door de Curator, althans in de mate waarin die nu heeft plaatsgevonden, geen sprake zou zijn geweest.

2.16.2

Het gaat hier overigens ook om een oordeel waarvan het gewicht voor de afwijzing van de door de Curator verzochte wettelijke rente naast het in rov. 3.4 overwogene niet heel groot is te achten.

3 Conclusie

Nu geen van de aangevoerde cassatiemiddelen doel treft, strekt de conclusie tot verwerping van het cassatieberoep.

De Procureur-Generaal bij de

Hoge Raad der Nederlanden

(A-G)

. Zie de rov. 1.1 t/m 1.3 van de beschikking van de rechtbank van 18 juni 2014, voor zover hierna niet anders aangegeven.

. Hiervan blijkt uit het cassatieverzoekschrift, blz. 4, onder 2.2 jo. de brief van de curator aan de rechter-commissaris van 9 december 2013, blz. 2, slotalinea (productie 2 bij het cassatieverzoekschrift).

. Zie de brief van de curator aan de rechter-commissaris van 24 februari 2014, productie 3 bij het cassatieverzoekschrift.

. Dit valt af te leiden uit het cassatieverzoekschrift, blz. 4 onder 2.3 alsmede uit de brief van de curator aan de rechter-commissaris van 24 februari 2014, (blz. 2) en het bankafschrift gevoegd bij productie 3 van het cassatieverzoekschrift.

. Zie het verzoekschrift van 30 januari 2008 en het beslagexploot van 31 januari 2008, welke stukken in kopie zijn te vinden bij productie 6 bij het cassatieverzoekschrift.

. Zie over de mogelijkheid van cassatieberoep HR 3 juli 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB8474, NJ 1989, 770.

. Op blz. 2, onder 1.1 van het verzoekschrift heeft de curator een voorbehoud gemaakt tot het aanvullen van zijn cassatieklachten nadat het proces-verbaal van de zitting van 4 juni 2014 zal zijn ontvangen. Van dit voorbehoud heeft hij geen gebruik gemaakt; zie de faxbrief van mr. Dietz de Loos van 24 oktober 2014.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature