U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Niet-ontvankelijkverklaring in h.b.. Bekendheid met vonnis. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR NJ 1994/578. Kennelijk heeft het Hof uit de omstandigheid dat verdachte denkt de dagvaarding in de maand september 2009 in handen te hebben gekregen en te hebben gelezen, zodat hij toen van de tll op de hoogte is geraakt, en kort nadien van de Rb te horen heeft gekregen dat het vonnis al was uitgesproken en dat het “in zijn nadeel” was, afgeleid dat verdachte uiterlijk op 1 oktober 2009 over voldoende informatie beschikte a.b.i. voornoemd arrest. Dat oordeel is niet zonder meer begrijpelijk, nu het Hof niet voldoende concreet heeft vastgesteld dat de gegevens waarvan verdachte uiterlijk 1 oktober 2009 op de hoogte was gegevens betroffen die voor hem van belang waren voor zijn besluitvorming, zoals de aard of zwaarte van de bij het vonnis opgelegde straf(fen) of maatregel(en).

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Conclusie



Nr. 11/01718

Mr. Knigge

Zitting: 11 december 2012

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 28 maart 2011 verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.

3. Namens verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, een middel van cassatie voorgesteld.

4. Het middel

4.1. Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans op onjuiste gronden, niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep, althans dat deze beslissing niet (voldoende) begrijpelijk is gemotiveerd.

4.2. De stukken van het geding houden het volgende in:

* De dagvaarding van de verdachte om te verschijnen ter terechtzitting van de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar op 19 augustus 2009 is op 8 juni 2009 aangeboden op verdachtes GBA-adres, alwaar niemand werd aangetroffen en een bericht van aankomst is achtergelaten. Op 17 juni 2009 is de dagvaarding teruggezonden aan de afzender en op 9 juli 2009 is de dagvaarding uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank en is een afschrift van de dagvaarding verzonden aan verdachtes GBA-adres.

* De verdachte is ter terechtzitting van 19 augustus 2009 niet verschenen en de Politierechter heeft verstek verleend tegen de verdachte. De Politierechter heeft onmiddellijk uitspraak gedaan en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.

* De "mededeling uitspraak" van het vonnis van de Politierechter is op 9 november 2009 aan de verdachte in persoon uitgereikt.

* Op 13 november 2009 is door de verdachte hoger beroep ingesteld.

* Op 11 februari 2011 is ter griffie van het Hof een brief van de raadsman van de verdachte ingekomen. Deze brief houdt onder meer in:

"Cliënt is niet ter zitting in eerste instantie verschenen, omdat hij de dagvaarding niet heeft ontvangen. Enkele dagen na de zitting ontving hij deze uit handen van een toenmalige buurvrouw die in dezelfde portiek als cliënt woonde en die de brief bij haar kelderbox had gevonden, zo begreep ik van cliënt."

* De verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2011 verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. Lieffijn. Het proces-verbaal van deze terechtzitting houdt het volgende in:

"De advocaat-generaal verklaart, zakelijk weergegeven:

Blijkens de brief van de raadsman van 11 februari 2011 was de verdachte vooraf niet op de hoogte van de terechtzitting in eerste aanleg van 19 augustus 2009, maar heeft de buurvrouw van de verdachte hem de dagvaarding voor die terechtzitting enkele dagen na de zitting overhandigd. Op de dagvaarding staan alle regels voor het instellen van hoger beroep uitgelegd. Uit de brief volgt derhalve onverkort dat de verdachte enkele dagen na de terechtzitting wist dat er een zitting is geweest en dus ook dat er een uitspraak is gewezen. Het hoger beroep is echter eerst op 13 november 2009 en dus te laat, immers ruim na afloop van de termijn van 14 dagen als bedoeld in artikel 408, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, ingesteld. De verdachte moet niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.

De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven:

Mijn cliënt heeft mij na mijn schrijven van 11 februari 2011 medegedeeld dat hij de dagvaarding niet enkele dagen, maar enkele weken na de zitting heeft ontvangen; dat wil zeggen begin/midden september 2009. Dit maakt het probleem op zich echter niet anders. Ik moet mij refereren aan het standpunt van de advocaat-generaal.

De verdachte verklaart desgevraagd, zakelijk weergegeven:

Ik heb de dagvaarding voor de terechtzitting van 19 augustus 2009 ongeveer twee of drie weken na de zitting van mijn buurvrouw ontvangen. Ik heb de achterkant van de brief niet gelezen. Ik heb toen wel de rechtbank Alkmaar gebeld om te vragen wat ik moest doen. Zij zeiden mij dat er een uitspraak is geweest in mijn nadeel en dat ik, als ik er tegen in hoger beroep wilde gaan, een advocaat moest zoeken. Zij hebben mij niet gezegd dat ik dat onmiddellijk moest doen. Naar mijn idee heb ik wel snel nadat ik de dagvaarding van mijn buurvrouw had gekregen en met de rechtbank Alkmaar had gebeld een advocaat gezocht. Ik kan het mij niet goed meer herinneren. Ik denk dat ik de dagvaarding in september 2009 van mijn buurvrouw heb gekregen.

De raadsman verklaart, zakelijk weergegeven:

Bij mijn weten is het zo dat het vonnis aan mijn cliënt is betekend en dat mijn cliënt zich eerst daarna telefonisch tot mij heeft gewend. Ik heb toen aangegeven dat er direct hoger beroep moest worden ingesteld. Pas later hoorde ik van mijn cliënt dat hij enige tijd na de terechtzitting de dagvaarding al van zijn buurvrouw had ontvangen."

4.3. Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en daartoe het volgende overwogen:

"De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 19 augustus 2009 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Alkmaar. De dagvaarding is niet in persoon, doch wel rechtsgeldig betekend.

De verdachte is op 19 augustus 2009 bij verstek veroordeeld.

Blijkens de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep kan worden vastgesteld dat de verdachte uiterlijk op 1 oktober 2009 op de hoogte was van de uitspraak van de politierechter. Tegen dit vonnis heeft de verdachte niet binnen 14 dagen nadien hoger beroep ingesteld, maar eerst op 13 november 2009.

Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld, en niet gebleken is van omstandigheden die tot de conclusie zouden moeten leiden dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht, zal de verdachte in het ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard."

4.4. Het middel keert zich in de eerste plaats tegen het oordeel van het Hof dat zich uiterlijk 1 oktober 2009 een omstandigheid had voorgedaan waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is als bedoeld in art. 408 lid 2 Sv. In de tweede plaats keert het middel zich tegen 's Hofs overweging dat niet is gebleken van omstandigheden die tot de conclusie zouden moeten leiden dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht.

4.5. Ik begin met de eerste klacht.

4.6. Uit het voorgaande volgt dat de gevallen genoemd in art. 408 lid 1 Sv zich hier niet voordoen. Bepalend voor de vraag of het hoger beroep tijdig is ingesteld, is derhalve of zich een omstandigheid als bedoeld in lid 2 van genoemd artikel heeft voorgedaan. Het Hof heeft blijkens zijn overwegingen geoordeeld dat een dergelijke omstandigheid zich uiterlijk 1 oktober 2009 heeft voorgedaan en dat het op 13 november 2009 ingestelde hoger beroep derhalve te laat is ingesteld.

4.7. Van een omstandigheid waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is, als bedoeld in art. 408 lid 2 Sv, is sprake als de verdachte op de hoogte wordt gesteld van datgene wat voor hem van belang is voor de besluitvorming ten aanzien van het instellen van hoger beroep.(1)

4.8. Uit hetgeen hiervoor omtrent de gang van zaken is weergegeven, volgt dat de verdachte enkele weken na de terechtzitting in eerste aanleg kennis heeft genomen van de inleidende dagvaarding. Enkele kennisneming van de inleidende dagvaarding kan echter niet worden aangemerkt als een omstandigheid waaruit voortvloeit dat de einduitspraak de verdachte bekend is.(2) Uit het verhandelde ter terechtzitting volgt voorts dat de verdachte, nadat hij de inleidende dagvaarding van zijn buurvrouw had ontvangen, contact heeft opgenomen met de Rechtbank en te horen heeft gekregen dat er uitspraak was gedaan in zijn nadeel en dat hij, als hij in hoger beroep wilde gaan, een advocaat moest zoeken. Ook het feit dat de verdachte ervan op de hoogte was dat de Politierechter uitspraak had gedaan in zijn nadeel, levert geen omstandigheid op als bedoeld in art. 408 lid 2 Sv. Hieruit volgt immers niet eens dat de verdachte op de hoogte was van de opgelegde straf. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad over dit onderwerp leid ik af dat dit laatste wel is vereist.(3)

4.9. Ik merk nog op dat de omstandigheid dat de raadsman van de verdachte zich in dezen refereerde aan het standpunt van de advocaat-generaal, aan het voorgaande niet afdoet, gelet op HR 18 mei 2004, LJN AO5823.(4)

4.10. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld en de tweede klacht behoeft derhalve geen bespreking.

5. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.

6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing met betrekking tot de terug- of verwijzing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden,

AG

1 HR 3 mei 1994, LJN ZC9722, NJ 1994/578; HR 11 december 2007, LJN BB3055, NJ 2008/22.

2 HR 5 juli 2011, LJN BQ6010, NJ 2011/326.

3 Vgl. HR 11 december 2007, LJN BB3055, NJ 2008/22; HR 8 september 2009, LJN BI7028, NJ 2009/429.

4 Vgl. de conclusie van mijn ambtgenoot Machielse voor deze uitspraak, punt 10 tot en met 13.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature