Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Economische zaak. Slagende bewijsklacht.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Conclusie



Nr. 11/03301 E

Mr. Machielse

Zitting 8 mei 2012

Conclusie inzake:

[Verdachte]

1. De economische kamer van het Gerechtshof te Arnhem heeft op 8 maart 2011 verdachte wegens overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.40 tweede lid van de Wet milieubeheer veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 2.000,= met een proeftijd van twee jaar.

2. Namens verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. R. de Bree, advocaat te 's-Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.

3.1. Het middel klaagt dat het bewezenverklaarde niet uit de bewijsmiddelen kan volgen.

3.2. Ten laste van verdachte is bewezen verklaard dat:

"zij op 14 november 2006 in de gemeente Druten als een persoon, als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a of b van de Wet milieubeheer , bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, te weten verontreinigde baggerslib (klasse 2), in ontvangst heeft genomen zonder dat haar daarbij een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39, eerste lid, onder a en b van voornoemde Wet werden verstrekt, aangezien de baggerslib werd aangevoerd met

- een duwbak, de Navin 3103, met een daarbij behorende begeleidingsbrief die niet volledig conform voornoemd artikel was ingevuld aangezien de geschatte hoeveelheid van de lading en de handtekeningen van de afzender, ontdoener en/of transporteur ontbraken,

en

- een duwbak, de Navin 3029, welke in het geheel niet vergezeld ging van een begeleidingsbrief."

3.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2006027972-1, gesloten en getekend op 25 mei 2007 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier, dienstdoende bij het Korps landelijke politiediensten (Groep Zutphen), zijnde het stam proces-verbaal op blad 1 e.v.), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisanten in het stam proces-verbaal:

Op maandag 13 november 2006 omstreeks 13.20 uur waren wij met surveillance belast met het politievaartuig P66 op de Gelderse IJssel ter hoogte van Kr. 915 (...).

Wij zagen toen stroomopwaarts varen de duwboot [A], officieel nummer [001], met daarvoor gekoppeld twee geladen duwbakken, genaamd 'Navin 3029' en 'Navin 3103'. Wij zagen dat deze bakken kennelijk waren geladen met verontreinigde baggerslib. Wij zagen namelijk dat deze bakken waren voorzien van een bord, waarop vermeld stond: "verontreinigde zone" met de daarbij behorende symbolen van de Arbeidsomstandighedenwet. (...)

Aan boord troffen wij een persoon die verklaarde de schipper te zijn. Op ons verzoek overhandigde hij ons een ladingdocument. Wij zagen dat dit een begeleidingsbrief was, genummerd [002], zijnde een verplicht document te gebruiken bij het transport van afvalstoffen (...).

Op deze begeleidingsbrief waren niet vermeld:

• (...)

• (...)

• de geschatte hoeveelheid (kubieke meters/gewicht) van de ladingen;

• de handtekeningen van de afzender, de ontdoener en de transporteur.

(opmerking: deze begeleidingsbrief, die als bijlage 1 aan voornoemd stam proces-verbaal is opgenomen, is in kopie aan deze aanvulling gehecht als bijlage A)

(...)

Vervolgens hebben wij de schipper van dit transport kort als getuige verhoord. Hij gaf op te zijn: [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats].

Hij verklaarde zakelijk weergegeven:

- dat de baggerspecie afkomstig was van de vijvers uit Lochem;

- (...)

- dat hij slechts één begeleidingsbrief had meegekregen;

- dat hij niet wist wat er precies ingevuld moest worden;

- (...)

2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage 9 van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2006027972-1, gesloten en getekend op 25 mei 2007 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier, dienstdoende bij het Korps landelijke politiediensten (Groep Zutphen)) voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [betrokkene 2], afgelegd op 1 februari 2007:

Ik ben directeur van het bedrijf [verdachte], gevestigd aan de [a-straat 1-2] te [plaats]. U vraagt mij naar een transport verontreinigde baggerspecie. Dat transport is (..) middels twee baggerbakken vanuit de gemeente Lochem ontvangen. Bij deze lading zat een begeleidingsbrief. U houdt mij voor dat daarop (...) niet het aantal geschatte m3 baggerspecie en niet de handtekeningen van de ontdoener en de transporteur stonden vermeld. Ik zie dat. Door de ontvanger van de baggerspecie, de Specieberging [B] gevestigd aan de [b-straat] te [plaats], is evenwel een acceptatieformulier opgemaakt onder nummer 260. De hoeveelheid baggerspecie bedroeg 284 m3. (...) Deze hoeveelheid van 284 m3 werd gelost uit een baggerbak, voorzien van de naam 'Navin 3029'. Hoeveel verontreinigde baggerspecie uit de tweede bak kwam kan ik u niet vertellen, omdat ik de gegevens hier niet heb. Ik zal dit u toezenden (...)

3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering , (als bijlage 10 en 11 van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2006027972-1, gesloten en getekend op 25 mei 2007 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier, dienstdoende bij het Korps landelijke politiediensten (Groep Zutphen)) betreffende het door de Specieberging [B] opgemaakte acceptatieformulier onder nummer 260, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

De 'Navin 3029' bevatte een ladingvolume van 284 m3.

4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering , (als bijlage 12 van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2006027972-1, gesloten en getekend op 25 mei 2007 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier, dienstdoende bij het Korps landelijke politiediensten (Groep Zutphen)) te weten de nadien door [betrokkene 2] toegezonden gegevens (nummer vrachtbrief: [003]) betreffende de duwbak 'Navin 3103' voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

De duwbak 'Navin 3103' bevatte een volume van 280 m3.

5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer 2006027972-1, gesloten en getekend op 23 maart 2008 door [verbalisant 1], brigadier, dienstdoende bij het Korps Landelijke Politiediensten (Groep Zutphen), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:

Het bedrijf [verdachte], gevestigd aan de [a-straat 1-2] [plaats], is een persoon als bedoeld in artikel 10.37 lid 2 van de Wet Milieubeheer en is vermeld op de lijst van inzamelaars van bedrijfsafvalstoffen, als bedoeld in artikel 10.45, lid 1 van de Wet Milieubeheer .

6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer 2006027972-1, gesloten en getekend op 5 februari 2009 door [verbalisant 1], brigadier Groep Zutphen, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van verbalisant:

Aan boord van het betreffende transport, reeds eerder omschreven in het proces-verbaal nummer 2006027297-1, bevond zich slechts de begeleidingsbrief nummer [002]. Deze begeleidingsbrief was niet volledig ingevuld."

3.4. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring nog het volgende overwogen:

"Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.

Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte materieel aan de verplichtingen heeft voldaan die haar op grond van de Wet milieubeheer zijn opgelegd. De combinatie van de begeleidingsbrieven en de interne aflever/innamebonnen van verdachte leidt ertoe dat alle gegevens die op grond van de Wet milieubeheer bekend behoorden te zijn, ook daadwerkelijk bekend waren.

Met betrekking tot de begeleidingsbrief bij duwbak 'Navin 3029' heeft de raadsman betoogd dat deze wel is aangeleverd, maar in het verhoor op 1 februari 2007 niet ter sprake is geweest; tijdens het verhoor is slechts de begeleidingsbrief bij duwbak 'Navin 3031' aan de orde geweest.

De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken.

Voor de beoordeling van de door de raadsman gevoerde [ver]weren is het volgende van belang.

Artikel 10.40 lid 2 van de Wet milieubeheer bepaalt dat het een persoon als bedoeld in het eerste lid van dit artikel (dat wil zeggen: een persoon aan wie bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen worden afgegeven) verboden is om voornoemde stoffen in ontvangst te nemen zonder dat hem daarbij een omschrijving en een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39, eerste lid, onder a en b worden verstrekt.

Dit laatste artikel luidt als volgt:

Artikel 10.3 9

1. Degene die zich van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen ontdoet door afgifte aan een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a tot en met e, verstrekt:

a. aan deze persoon een omschrijving van aard, eigenschappen en samenstelling van die afvalstoffen;

b. aan degene die opdracht heeft de afvalstoffen naar die persoon te vervoeren, een begeleidingsbrief.

2.De begeleidingsbrief bevat ten minste de in het eerste lid, onder a, en de in artikel 10.38, eerste lid, bedoelde gegevens.

Artikel 10.38 lid 1 vervolgens luidt:

1.Degene die zich van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen ontdoet door deze af te geven aan een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a tot en met f, registreert met betrekking tot zodanige afgifte:

a. de datum van afgifte

b. de naam en het adres van degene aan wie de afvalstoffen worden afgegeven

c. de gebruikelijke benaming en de hoeveelheid van die afvalstoffen

d. de plaats waar en de wijze waarop de afvalstoffen worden afgegeven

e. de voorgenomen wijze van beheer van de afvalstoffen

f . ingeval de afgifte geschiedt door tussenkomst van een ander die opdracht heeft de afvalstoffen te vervoeren naar degene voor wie deze zijn bestemd: diens naam en adres en de naam en het adres van degene in wiens opdracht het vervoer geschiedt.

Artikel 10.41 van de Wet milieubeheer bepaalt onder meer 'bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop aan de artikelen 10.38 tot en met 10.40 uitvoering wordt gegeven '.

Het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (hierna: het besluit) bepaalt in artikel 12, eerste lid dat voor de begeleidingsbrief gebruik wordt gemaakt van een bij regeling door de minister vastgesteld formulier.

Artikel 6 eerste lid in verbinding met de bijlage punt C onder 1 van de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen (hierna: de Regeling) schrijft de inhoud van de begeleidingsbrief voor en geeft daarvan tevens een format. Uit de toelichting ten behoeve van de invulling van de begeleidingsbrief volgt - voor zover van belang - dat de geschatte/gewogen hoeveelheid (Kg) per vracht vermeld dienen te worden en tevens wordt bepaald 'dat de begeleidingsbrief alleen geldig is wanneer alle verplicht (gerasterde) vakken zijn ingevuld en er handtekeningen zijn geplaatst door daartoe bevoegde (gemandateerde) functionarissen '.

Ten aanzien van de door de raadsman gevoerde verweren merkt het hof vooreerst op dat de interne aflever/innamebonnen die door verdachte zelf bij of naar aanleiding van een inontvangstname worden gebruikt niet op één lijn zijn te stellen met de begeleidingsbrief die in voornoemde wettelijke bepalingen aan de orde is en die een transport behoort te vergezellen. Ook kunnen die bonnen een op zichzelf incomplete begeleidingsbrief niet aanvullen of vervangen. Op dat onderdeel wordt het verweer van de raadsman verworpen. Voor wat betreft de begeleidingsbrieven van de afzonderlijke duwbakken geldt het volgende. De tenlastelegging verwijt verdachte dat op de begeleidingsbrief ter zake van duwbak 'Navin 3103' niet is ingevuld de datum van aanvang transport, de naam of het kenteken van het transportmiddel, de geschatte hoeveelheid van de lading en de handtekeningen van de afzender, ontdoener en/of transporteur. Met de raadsman is het hof van oordeel dat het invullen van de gegevens omtrent datum van aanvang transport niet verplicht is gesteld (de Regeling spreekt van de datum van ontvangst van het transport en dit deel hoeft bovendien slechts te worden ingevuld indien het adres waar de afvalstoffen worden ontvangen een ander adres is dan in het vak 4a genoemde adres van de ontvanger). Ook het vermelden van de naam of kenteken van het transportmiddel is niet vereist op grond van het samenstel van voornoemde artikelen.

Echter, in strijd met artikel 10.38 lid 1 onder c van de Wet milieubeheer en in strijd met het daarop gebaseerde artikel 6 eerste lid in verbinding met de bijlage punt C onder 1 van de Regeling, is verzuimd te vermelden de geschatte hoeveelheid van de lading. Voorts ontbreken de handtekeningen op de brief. Gelet op voorgaande acht het hof bewezen dat de begeleidingsbrief in elk geval in zoverre niet volledig was ingevuld. De aanwezigheid van de handtekeningen op een dergelijk stuk acht het hof, gelet op de functie van een dergelijk officieel formulier van wezenlijk belang ook al wordt de eis dat die handtekeningen daadwerkelijk worden geplaatst in de desbetreffende bepalingen niet uitdrukkelijk vermeld.

Ten aanzien van duwbak 'Navin 3029' verwijt de tenlastelegging verdachte dat de begeleidingsbrief daarbij in het geheel heeft ontbroken. Uit de verklaring van [betrokkene 1] blijkt dat hij ten tijde van de controle slechts één begeleidingsbrief op zijn schip aanwezig had, welke in het dossier te vinden is als bijlage 1. Deze begeleidingsbrief vermeldt niet de geschatte hoeveelheid van de lading en ook de handtekeningen ontbreken daarop. Volgens [betrokkene 1] bevatte elk van de duwbakken ongeveer 300 m3 baggerspecie. Onduidelijk is op welke van de twee aanwezige duwbakken deze brief betrekking had.

De vertegenwoordiger van verdachte, [betrokkene 2], heeft op 1 februari 2007 verklaard dat bij de lading een niet geheel ingevulde begeleidingsbrief zat. Hij heeft een acceptatieformulier overgelegd, afkomstig uit de interne administratie. Hieruit blijkt dat uit de baggerbak 'Navin 3029' (nummer vrachtbrief [002]), een hoeveelheid van 284 m3 baggerspecie is gelost. De gegevens van de tweede bak ontbraken. Uit nadien toegezonden gegevens (nummer vrachtbrief: [003]) blijkt dat de duwbak 'Navin 3103' een volume van 280 m3 bevatte.

Op 14 februari 2007 zijn van [betrokkene 3] (werkzaam bij het waterschap Rijn en IJssel), alsnog twee begeleidingsbrieven ontvangen voor de twee duwbakken, nadat verbalisanten hadden verzocht om twee formulieren op te sturen zoals deze aanwezig hadden moeten zijn. Uit die formulieren blijkt dat de 'Navin 3103' (nu genummerd [002]) een hoeveelheid van 284 m3 bevatte en de 'Navin 3029' (nu genummerd [003]) een hoeveelheid van 280 m3.

Bij pleidooi heeft de raadsman twee begeleidingsbrieven overgelegd, afkomstig van verdachte, welke zijn afgegeven op 22 november 2006, dus ruim na 14 november 2006. Eén brief ziet op 'Navin 3029' (genummerd [003]) en vermeldt een hoeveelheid van 280 m3 en de andere ziet op 'Navin 3103' (genummerd [002]) en vermeldt een hoeveelheid van 284 m3. Dit terwijl de intern aangehechte bonnen (zoals [betrokkene 2] ook heeft verklaard) ten aanzien van de 'Navin 3103' een hoeveelheid van 280 m3 vermelden onder vrachtbriefnummer [003] en ten aanzien van de 'Navin 3029' een hoeveelheid van 284 m3 onder vrachtbriefnummer [002].

Uit het voorgaande volgt dat de gegevens die over de duwbakken en hun lading zijn overgelegd door verdachte en [betrokkene 3], niet met elkaar corresponderen. De nummers die verdachte en [betrokkene 3] gebruiken voor de vrachtbrieven van de verschillende duwbakken komen niet met elkaar overeen. Ook de begeleidingsbrieven die afkomstig zijn van verdachte corresponderen niet met de intern door verdachte gebruikte gegevens. Bij deze stukken gaat het evenwel niet om oorspronkelijke begeleidingsbrieven. Dat blijkt uit de gesignaleerde verschillen, dat lag besloten in het verzoek van verbalisanten zoals hiervoor vermeld en dat blijkt uit het feit dat de schipper maar over één begeleidingsbrief beschikte. Het beeld levert niet op dat ernstig rekening zou moeten worden gehouden met de mogelijkheid dat er ten tijde van het transport op 14 november 2006 wél, zoals het verweer wil, twee begeleidingsbrieven moeten zijn geweest, voor elke bak één en dus ook één voor de Navin 3029. Het is evenmin aannemelijk geworden dat het geconstateerde verzuim tijdens het transport en vóór de inontvangstname door verdachte is hersteld. De besproken stukken wijzen dat niet uit. Het hof komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde ten aanzien van duwbak 3029."

3.5. Het middel komt op tegen de motivering van de bewezenverklaring, omdat de bewezenverklaring inhoudt dat zich bij duwbak Navin 3029 in het geheel geen begeleidingsbrief bevond, terwijl uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de onvolledig ingevulde begeleidingsbrief op deze duwbak betrekking had en dus niet op duwbak Navin 3103.

3.6. Het middel klaagt hierover terecht. De bewijsmiddelen houden immers in:

- dat er één begeleidingsbrief bij het transport van de duwbakken met baggerspecie aanwezig was, dat deze brief onvolledig was ingevuld en voorzien was van nummer [002] (bewijsmiddel 1);

- dat een nagezonden vrachtbrief met nummer [003] de duwbak 'Navin 3103' betreft, met een volume van 280 m3 (bewijsmiddel 4);

- en dat de duwbak 'Navin 3029' met het acceptatieformulier onder nummer 260 met een ladingvolume van 284 m3 de duwbak betrof waarop de onvolledig ingevulde begeleidingsbrief betrekking had (bewijsmiddelen 2 en 3).

Het Hof heeft in de nadere bewijsoverweging nog uiteengezet dat de nummers van de verschillende (later overgelegde) vrachtbrieven en begeleidingsbrieven niet met elkaar corresponderen, maar dat leidt niet tot een toereikend gemotiveerde bewezenverklaring. Dat zou wellicht anders zijn indien de bewezenverklaring beide varianten met een en/of open liet. Daarbij komt nog dat het Hof - niet onbegrijpelijk - heeft geoordeeld dat met name afgegaan moet worden op de oorspronkelijke, wél aanwezige doch onvolledig ingevulde begeleidingsbrief en uit de bewijsmiddelen volgt juist dat die brief betrekking had op de andere duwbak dan in de bewezenverklaring is vermeld. Het betreft mijns inziens geen klaarblijkelijke omwisseling van nummers, maar een bewijskwestie die tevens een feitelijke beoordeling vergt en zich aldus niet leent voor afdoening in cassatie.

3.7. Hoewel daarover niet geklaagd, merk ik nog op dat bewijsmiddel 1 betrekking heeft op 13 november 2006 en uit geen van de bewijsmiddelen de bewezenverklaarde datum van een dag later volgt.

4. Het middel is terecht voorgesteld.

5. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.

6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing naar het Gerechtshof te Arnhem, teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

De Procureur-Generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature