Profijtontneming. Blijkens zijn overwegingen heeft het Hof de ontnemingsmaatregel opgelegd t.z.v. het voordeel dat betrokkene heeft verkregen uit het bewezenverklaarde handelen dat betrekking heeft op deelneming aan een criminele organisatie in de periode van 1-9-1999 t/m 9-6-2000 en uit het opzettelijk handelen in strijd met art. 2.1.b Ow, meermalen gepleegd, in de periode van 19-2-2000 t/m 9-6-2000. Gelet op de door het Hof vastgestelde periodes en de door het Hof gebezigde berekeningsmethode is zijn oordeel dat de uitgaven die zijn gedaan vóór 1-9-1999, en dat de uitgaven die zijn gedaan ná 9-6-2000, kunnen worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel, niet begrijpelijk.