E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:ORBBNAA:2002:BU9637
LJN BU9637, Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba), 1998/103-104

Inhoudsindicatie:

Loonbelasting en premie AOV/AWW / Belastingjaar 1995

Uitgangspunt voor de verdeling van de bewijslast is dat de Inspecteur de feiten stelt en bij betwisting aannemelijk maakt, op grond waarvan kan worden geoordeeld dat een voor verrichte werkzaamheden betaalde vergoeding moet worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. In het geval berecht bij 's Raads uitspraak van 10 juli 1992, nr. 1991/43, TAR/Justicia 1997, nr. 3, onder 5.5, is dezelfde problematiek aan de orde geweest. Toen heeft de Raad begrip getoond voor de stelling van de Inspecteur dat deze bewijslast voor hem te zwaar is. Na een belangenafweging kwam de Raad tot de volgende oordelen:

op de aannemer rust een onderzoeksplicht naar de hoedanigheid van degene aan wie hij werk uitbesteedt;

de Inspecteur formuleert een beleidsregel die de aannemer in staat stelt om op eenvoudige wijze het verlangde onderzoek te verrichten;

verzaakt de aannemer zijn onderzoeksplicht, dan is de Inspecteur ontslagen van de op hem rustende bewijslast.

De Raad ziet geen reden deze bewijsregel slechts te doen gelden indien en voorzover de werknemer of onderaannemer in het Franse deel van Sint Maarten woont. Met het stellen en bekendmaken van de bedoelde beleidsregel heeft de Inspecteur aan de bedoelde voorwaarde voldaan. Vaststaat dat appellante niet de in die beleidsregel bedoelde verklaringen van de Inspecteur heeft gevraagd. Appellante informatie ingewonnen bij de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat de drie personen daar als eenmanszaak waren ingeschreven. Dit sluit niet uit dat die personen niettemin bij haar in dienstbetrekking werkzaamheden verrichtten. Evenmin kan uit het contract worden afgeleid dat de daarin bedoelde werkzaamheden in onderaanneming, en derhalve niet in dienstbetrekking, werden verricht. Appellante heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangebracht om te oordelen dat de drie personen niet bij haar in dienstbetrekking waren en dat sprake is van onderaanneming. Het is aan appellantes grove schuld te wijten dat te weinig belasting c.q. premie is voldaan. Een boete van 25% is dan ook passend.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie