U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Inkomstenbelasting / Belastingjaar 1998

De uitkeringen van ongevallengelden en ziekengelden ingevolge de Landsverordening ongevallenverzekering behoren tot persoonlijk inkomen.

Uitspraak



Beschikking van 24 december 2002, nr. 2001/106

DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN

zitting houdende in Aruba,

inzake:

belanghebbende

tegen

de Inspecteur der Belastingen

1. Loop van het geding

1.1. Van appellant is een beroepschrift ontvangen op 20 april 2001. Het beroep is gericht tegen de beschikking van de Inspecteur op het bezwaarschrift betreffende de aan appellant opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1998. De beschikking van de Inspecteur is gedagtekend 27 februari 2001

1.2. De zo-even genoemde aanslag, gedagtekend 2 oktober 2000, is berekend naar een belastbaar inkomen van Afl. 49.682,00. De hoogte van het belastbaar inkomen is bij de beschikking op het bezwaarschrift door de Inspecteur gehandhaafd.

1.3. Het beroep strekt tot vernietiging van de beschikking op het bezwaarschrift en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van Afl. 41.876.

1.4. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Hij concludeert tot vernietiging van de beschikking op het bezwaarschrift en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van Afl. 49.650,05.

1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad van 11 april 2002, gehouden op Aruba. Zowel appellant als de Inspecteur is verschenen.

2. Vaststaande feiten

2.1. Appellant is gehuwd met Y. Hij woont niet duurzaam gescheiden van zijn echtgenote.

2.2. Y heeft in 1998 op grond van de Landsverordening ongevallenverzekering een uitkering van ongevallengeld ontvangen ten bedrage van Afl. 3.809 netto. De Sociale Verzekeringsbank heeft deze uitkering rechtstreeks aan Y betaald, aangezien laatstgenoemde niet meer tot haar voormalige werkgever in dienstbetrekking staat.

2.3. Appellant had in het onderhavige jaar een eigen woning aan de a-straat nummer 1 op Aruba. Hij heeft in zijn aangifte ter zake van deze woning een netto-huurwaarde van

Afl. 32 in het belastbare inkomen begrepen.

2.4. In het onderhavige jaar had appellant een hoger persoonlijk inkomen, in de zin van artikel 20, lid 3, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: LIB), dan zijn echtgenote.

3. Geschil

3.1. Partijen strijden over de vraag of de Inspecteur de uitkering die Y heeft ontvangen ingevolge de Landsverordening ongevallenverzekering, terecht tot het zuiver inkomen van appellant heeft gerekend. Appellant beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur beantwoordt haar bevestigend.

3.2.. Appellant staat voorts op het standpunt dat het in onderdeel 2.4. hiervóór vermelde bedrag van Afl. 32 ten onrechte tot het belastbare inkomen is gerekend. Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard dat hij met dit standpunt instemt. Derhalve bestaat in zoverre tussen partijen geen geschil meer.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Ingevolge artikel 20, lid 2, LIB dient het zuiver inkomen van appellants echtgenote in aanmerking te worden genomen bij appellant, als zijnde de echtgenoot met het hoogste persoonlijke inkomen. De hier bedoelde toerekening geldt evenwel niet voor persoonlijk inkomen zelf; dat wordt bij elke echtgenoot afzonderlijk in de heffing betrokken.

4.2. Krachtens artikel 20, lid 3, LIB worden tot het persoonlijk inkomen onder meer gerekend de zuivere opbrengst van een voor eigen rekening gedreven onderneming en de zuivere opbrengst van arbeid.

4.3. Artikel 6, lid 2, onderdeel h, LIB bepaalt met zoveel woorden dat onder de opbrengst van onderneming en arbeid mede worden begrepen de uitkeringen van ongevallengelden en ziekengelden ingevolge de Landsverordening ongevallenverzekering.

4.4. Het voorgaande laat geen andere gevolgtrekking toe dan dat de door Y genoten uitkering onderdeel vormt van haar persoonlijk inkomen en dat zij hiervoor afzonderlijk in de heffing van inkomstenbelasting dient te worden betrokken. De Inspecteur heeft de onderhavige uitkering dan ook ten onrechte bij appellant in aanmerking genomen.

4.5. Ter zitting is gebleken dat partijen eenparig van oordeel zijn dat het in onderdeel 2.3. vermelde bedrag van Afl.32 ten onrechte tot de opbrengst van onroerende goederen is gerekend. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, zodat de Raad partijen daarin zal volgen.

5. Beslissing

De Raad vernietigt de beschikking waarvan beroep en vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van Afl. 45.841,05 (Afl. 49.650,05 minus Afl. 3.809).

mrs. L. van Gijn, J.W. Ilsink en L.F. van Kalmthout


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature