U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Hof oordeelt dat het afgeven van een kopie van vonnis door de dochter van partijen niet kan worden gekwalificeerd als 'aanzegging' in de zin van art. 264 lid 3 Rv. Appellant is ontvankelijk. Hof houdt iedere beslissing aan en geeft partijen in staat zich bij akte uit te laten over verschillende vragen.

Uitspraak



UITSPRAAK: 28 september 2010

ZAAKNR.: AR 1597/06-H-195/09

HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE

NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA

Vonnis in de zaak van:

[man],

wonend op Curaçao,

voorheen gedaagde, thans appellant,

gemachtigden: mrs. E.J. Maduro en H.C. Vanblarcum,

tegen

[vrouw],

wonend op Curaçao,

voorheen eiseres, thans geïntimeerde,

gemachtigden: mrs. S.P. Osepa en S. Kersbergen.

1. Het verdere verloop van de procedure

Naar aanleiding van het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 13 april 2010 heeft [man] een akte uitlating na tussenvonnis genomen waarna [vrouw] een akte uitlating producties heeft genomen, waarna is bepaald dat vonnis zal worden gewezen, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

2. Verder omtrent de ontvankelijkheid

2.1 Gelet op hetgeen partijen in hun naar aanleiding van het tussenvonnis genomen aktes hebben vermeld, dient thans onderzoek te worden gedaan naar de vraag of, en zo ja wanneer het in eerste aanleg gewezen eindvonnis aan [man] is aangezegd, dan wel naar de vraag of, en zo ja wanneer [man] een daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis hem bekend is.

2.2 Voor zover [vrouw] met de woorden in nr 7 van haar op 24 augustus 2010 genomen akte uitlating producties “Appellant heeft aangegeven, appellant was immers bekend met de inhoud van het vonnis, dat geïntimeerde maar zou mogen doen hetgeen geïntimeerde goeddunkt” heeft willen stellen dat hiermee door [man] een daad in de zin van art. 264 lid 3 Rv is gepleegd, faalt die stelling. Het is immers mogelijk dat iemand zonder de inhoud van het vonnis te kennen, uitroept dat het vonnis ten uitvoer gelegd kan worden. Andere voldoende concrete feiten waaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat [man] een daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis hem eerder bekend was dan 28 december 2008, de dag waarop aan [man] het eindvonnis is betekend, zijn niet gesteld, zodat [man] niet op grond van dit criterium niet ontvankelijk verklaard kan worden in zijn hoger beroep.

2.3 [vrouw] heeft verder in genoemde akte gesteld dat de dochter van partijen, [dochter], op 25 november 2008 een kopie van het eindvonnis van het GEA aan [man] heeft afgegeven. De vraag of een dergelijke afgifte kan worden gekwalificeerd als “aanzegging” in de zin van art. 264 lid 3 Rv beantwoordt het Hof negatief. Met “aanzegging” in dit lid is, mede uit het oogpunt van rechtszekerheid, bedoeld een aanzegging door tussenkomst en op last van een rechter (zie bv art. 115 Rv) of een door een deurwaarder gedane aanzegging (zie bijvoorbeeld het opschrift van Titel 1, afdeling 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, luidend “Exploten van oproeping, aanzegging en betekening”).

2.4 Al met al heeft het Hof dan ook geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat [man] te laat in appel is gekomen, zodat hij in zijn hoger beroep kan worden ontvangen.

3. De grieven

Voor de inhoud van de grieven, verwijst het Hof naar de betreffende memorie.

4. De beoordeling

4.1 Hetgeen [man] “Algemene Grief” noemt, is geen grief en behoeft daarom geen behandeling.

4.2 Er is niet gegriefd tegen de vaststelling van het GEA dat partijen als peildatum voor de omvang én de waarde van de huwelijksgoederengemeenschap 23 december 2005 zijn overeengekomen, zodat het Hof daar ook van uit gaat.

4.3 In zijn eerste grief stelt [man] dat met betrekking tot de MCB-rekeningen ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat er ook een schuld was van NAF. 6.562,92 en dat met betrekking tot de KEP-gelden ten onrechte geen rekening is gehouden met een schuld van NAF. 25.027,97.

Wat de post MCB betreft, verwijst de grief ter onderbouwing naar de bij de memorie van grieven overgelegde productie 1. Uit geen van de bij de memorie van grieven overgelegde producties blijkt echter van enige schuld van NAF. 6.562,92 aan de MCB ten laste van de gemeenschap op de peildatum, zodat dit deel van de grief faalt wegens gebrek aan onderbouwing.

Uit de in eerste aanleg en in dit hoger beroep door [man] overgelegde producties blijkt niet anders dan dat op de peildatum bij de KEP de gemeenschap al met al een schuld had van NAF. 10.227,69 zoals het GEA in het tussenvonnis van 12 mei 2008 onder 3.3 heeft vastgesteld. Het Hof gaat daar dan ook van uit. Uit overweging 2.10 van het bestreden eindvonnis blijkt dat het GEA deze schuld per abuis als een vordering heeft aangemerkt. Wat dat betreft slaagt de grief.

4.4 In zijn tweede grief klaagt [man] erover dat het GEA heeft geoordeeld dat het positieve saldo bij de FND tot de gemeenschap behoort en moet worden verdeeld. Hij stelt dat hij dit saldo pas kan opeisen wanneer het dienstverband op een positieve manier wordt beëindigd.

Uit niets blijkt dat dit saldo pas kan worden uitgekeerd na een positieve beëindiging van het dienstverband, zodat het Hof die stelling passeert.

Uit onder meer de door [man] overgelegde brief van 19 september 2007 van administrateur [administrateur] van de FND (productie 2 bij de memorie van grieven) blijkt dat het saldo bij de FND het volgende betreft: [man] is deelnemer in een voorzieningenfonds waarin alleen de werkgever ten behoeve van zijn werknemer geld stort, waarbij het saldo bij beëindiging van het dienstverband wordt overgedragen aan de werknemer. Het Hof merkt hierbij nog op dat de woorden “na overweging,” in genoemde brief van [administrateur] in de zin “Bij beëindiging van het dienstverband wordt, na overweging, en in acht neming van het opgespaarde kapitaal … het saldo overgedragen aan de deelnemer/werknemer” niet zijn verduidelijkt of verfeitelijkt, zodat daaraan wordt voorbij gegaan.

Aldus is dit recht een met voldoende zekerheid tot uitkering komend bestaand recht. Verder is dit recht (mede) opgebouwd tijdens het huwelijk, waarbij [man] mede zijn werkzaamheden bij zijn voor hem sparende werkgever heeft kunnen verrichten dankzij de inspanningen van [vrouw]. Tenslotte zijn er onvoldoende feiten aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat het een aan [man] verknochte vordering betreft. Terecht heeft het GEA dus geoordeeld dat dit recht in de huwelijksboedel valt en voor verdeling in aanmerking komt. Grief twee faalt dus.

4.5.1 In zijn derde grief klaagt [man] erover dat het onroerend goed [addres] (de woning, naar het Hof begrijpt) voor de volledige waarde van NAF 210.300,- is meegenomen in de gemeenschap. Het betreft namelijk domein huurgrond waarvan de huurrechten aan de erven, waaronder hijzelf, toekomen. Zijn broer, aldus [man], heeft een aanvang gemaakt met de bouw van de woning op die grond, waarna hij, [man], de woning heeft afgebouwd.

4.5.2 Bij conclusie van antwoord zijn twee taxatierapporten overgelegd, beide opgemaakt door taxateur [taxateur]. In het rapport van 12 augustus 2006 taxeert hij de marktwaarde van [adres], onder de opmerking dat het perceel familie-huurgrond betreft, op NAF. 178.700,- wat de executiewaarde betreft en op NAF. 210.300,- wat de marktwaarde betreft. In het rapport van 4 september 2006 taxeert hij, onder de opmerking dat hij nu het huis wel van binnen heeft gezien, deze waarden op respectievelijk NAF. 151.900,- en op NAF. 176.800,-, een verschil van respectievelijk NAF. 26.800,- en NAF. 33.500,-. Dit verschil laat zich voldoende verklaren door de opmerkingen in het laatste rapport dat de draairamen defect zijn, de schuifdeur niet goed opengaat, in een bad-toiletkamer een wasbak defect is en wandtegels losraken, de gang deels zonder plafond is en op diverse plaatsen het plafond los raakt, de vloertegels op diverse plaatsen niet goed zijn gelegd, dat van keukenkasten deuren losraken en dat ook de formica losraakt en dat er verschijnselen van daklekkage zijn. Het Hof weegt hierbij mee dat [vrouw] niet heeft ontkend dat de taxateur bij de eerste taxatie niet in de woning is geweest en in hoger beroep de aanwezigheid van de door de taxateur beschreven gebreken in de woning onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Onder andere omdat vaststaat dat de woning op familie-huurgrond staat, gaat het Hof uit van de executiewaarde van de woning, dus van NAF. 151.900,-. Het Hof acht al met al dus een nieuwe taxatie niet noodzakelijk, zodat hetgeen [vrouw] onder 10 van haar pleitnotities heeft gesteld, onbesproken kan worden gelaten.

4.5.3 [man] heeft niet, in elk geval niet voldoende gemotiveerd, betwist dat hij de woning heeft afgebouwd. Bij gebreke aan enige door hem te verstrekken gegevens, houdt het Hof het ervoor dat er het nodige diende te gebeuren voordat het huis af was en dat dit door hem is gedaan. Verder staat vast dat hij daar vele jaren met [vrouw] heeft gewoond en dat hij daar thans nog steeds in woont met zijn nieuwe gezin (zie het comparitieprocesverbaal van 10 april 2007). Uit niets blijkt verder dat hij enige vergoeding aan de erfgenamen betaalt voor het gebruik van de huurgrond waarop de woning staat, terwijl hij blijkens genoemd proces-verbaal tijdens de comparitie niet heeft betwist dat [vrouw] recht heeft op de helft van de waarde van het huis. Al met al behoort deze woning daarom tot de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap. Het Hof voegt daar nog aan toe dat de door de man geschetste gebruikelijke praktijken ter zake woningen op huurgrond zoals hij in zijn pleidooi als toelichting op grief 3 heeft geschetst, dit oordeel juist onderschrijft. Er wordt gebouwd op van het Eilandgebied gehuurde grond, en het Eilandgebied laat de bouwer cq gebruiker het woonrecht, dat daarmee dus een zekere waarde vertegenwoordigt.

4.5.4 Resteert nog de stelling van [man] dat het huis door de familie half was afgebouwd en dat dus bij de waardebepaling rekening moet worden gehouden met het feit dat die afgebouwde helft een schuld betekent. Die stelling is door [vrouw] niet, in elk geval onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat het Hof de waarde van het huis voor wat de gemeenschap betreft, bepaalt op de helft van de hiervoor genoemde executiewaarde van NAF. 151.900,-, dus NAF. 75.950,-. Nu [vrouw] geen bezwaar heeft tegen toescheiding van het huis aan [man], zal het Hof aldus bepalen, hetgeen met zich brengt dat [man] de helft van dit bedrag, dus NAF. 37.975,- aan [vrouw] dient te vergoeden.

Het Hof zal [man] in de akte, die hij blijkens het hierna bepaalde mag nemen, in staat stellen om, mede gelet op het hiervoor onder 4.4 geoordeelde, zijn beroep op art. 3:185 lid 3 BW nader te motiveren, waarbij hij in elk geval een behoorlijk onderbouwd voorstel dient te doen wat de hoogte van de eventuele termijnbetalingen betreft.

4.6 In zijn vierde grief klaagt [man] erover dat het GEA de waarde van het aandeel van de vrouw in een tweetal op Bonaire gelegen percelen als verwaarloosbaar heeft gekwalificeerd.

Het Hof neemt voorshands aan dat partijen zich wat betreft het aantal percelen vergissen. In eerste aanleg is in dit verband over twee percelen gesproken, doch het betrof één perceel in de wijk Koraalspecht op het eiland Curaçao en één perceel te Rincon, te Bonaire en wel [adres]. Er is niet gegriefd tegen het oordeel van het GEA dat het perceel op Curaçao niet tot de te verdelen boedel behoort, zodat het Hof daar ook van uitgaat.

De stelling dat de waarde van het perceel te Rincon verwaarloosbaar is, is met niets onderbouwd, zodat het Hof wat dat betreft een taxatierapport noodzakelijk acht, tenzij partijen in een door hen te nemen akte alsnog tot een vergelijk komen. Het Hof merkt hierbij nog op dat is gesteld noch gebleken dat dit perceel op de peildatum van 23 december 2005 al door de erfgenamen was overgedragen.

Het Hof wijst partijen er voor de volledigheid op dat de waarde van het perceel ten tijde van de peildatum door 9 of 10 moet worden gedeeld. In de door [man] op 29 mei 2007 overgelegde producties is in de productie met in het hoofd de woorden “AANVULLEND STUK.” bij “erfenis [vrouw]” namelijk vermeld “9 broers en zussen”. Dit negende of tiende deel komt slechts voor de helft aan [man] toe. Het is aan partijen of zij van mening zijn dat een en ander de moeite van de kosten van een taxatie rechtvaardigt. Voor zover één of beide partijen de taxatie wensen, oordeelt het Hof reeds thans dat iedere partij de helft van het voorschot dat de door het Hof te benoemen taxateur zal vragen, dient voor te schieten. Voor het overige verwijst het Hof naar het hierna vermelde dictum, waarbij het Hof partijen, gelet op de eenvoudige inhoud van de door partijen te nemen akte en de lange duur die deze in 2006 aangevangen procedure inmiddels heeft, onmiddellijk peremptoir zal stellen en hun een fatale termijn zal geven om die akte te nemen.

4.7 Elke verdere beslissing zal worden aangehouden.

BESLISSING:

Het Hof:

alvorens verder te beslissen:

stelt partijen in staat zich gelijktijdig bij akte uit te laten over de volgende vragen:

a. Dient de waarde die het perceel [adres], Rincon, te Bonaire op 23 december 2005 had, alsnog bij taxatierapport te worden bepaald?

b. Tussen hoeveel erfgenamen, inclusief partij [vrouw], dient de waarde van het onder a genoemde perceel te worden verdeeld?

c. Indien het perceel moet worden getaxeerd, welke taxateur stellen partijen voor?

d. Welke vragen dient de taxateur te beantwoorden?

bepaalt dat partijen zich eveneens in die akte mogen uitlaten over de mogelijke termijnbetalingen zoals hiervoor onder 4.5.4 vermeld;

bepaalt dat partijen slechts één maal de gelegenheid krijgen om genoemde akte te nemen, en wel te rolle van 26 oktober 2010, P3;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, J.R. Sijmonsma en H.J. van Kooten, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 28 september 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature