Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ambtelijke omkoping. Betreft first offender. Hij krijgt 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat hij 160 uur onbetaalde dienstverlening zal verrichten en eveneens wordt hij voor 3 jaar ontzet van het recht tot het bekleden van ambten.

Uitspraak



Uitspraak: 8 april 2010

Zaaknummer: H-177/2009

Parketnummer: P-900.477/07

Tegenspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA

S T R A F V O N N I S

gewezen in het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 1 juli 2009 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren op [datum] 1962 op Curaçao,

wonende op Curaçao.

<u>Het onderzoek ter terechtzitting</u>

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 juni 2009, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting, alsmede van dat in hoger beroep van 18 maart 2010 op Curaçao.

Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. O.A. Martina, naar voren is gebracht.

De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan verdachte terzake van het ten laste gelegde feit een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van voorarrest.

In eerste aanleg is verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van voorarrest.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

<u>De tenlastelegging</u>

Aan de verdachte is ten laste gelegd:

1. (ambtelijke omkoping)

dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 15 mei 2007 op het eiland Curaçao, als Hoofdkommies, in elk geval als (douane)ambtenaar tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen althans eenmaal, een gift of belofte heeft aangenomen, wetende dat zij hem/hun gedaan werd ten einde hem/hun te bewegen om, in strijd met zijn/hun plicht, in zijn/hun bediening iets te doen en/of na te laten en/of meermalen, althans eenmaal, een gift heeft aangenomen wetende dat zij hem/hun gedaan werd tengevolge van of naar aanleiding van hetgeen door hem en/ of zijn mededader(s), in strijd met zijn/hun plicht, in zijn/hun bediening was gedaan en/of nagelaten immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), meermalen, althans eenmaal geld aangenomen van [I.D.], teneinde die [I.D.] (telkens) in staat te stellen goederen in te voeren in de Nederlandse Antillen, zonder dat die [I.D.] daarbij juiste invoeraangifte deed en/of zonder dat die [I.D.] de volledige rechten bij invoer betaalde, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), (telkens) niet de vereiste controle bij invoer verricht en/of die [I.D.] met meer goederen doorgelaten dan op zijn invoeraangifte(n) stonden vermeld; (art. 379 van het Wetboek van Strafrecht).

<u>Het vonnis waarvan beroep</u>

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het Hof tot andere beslissingen komt.

<u>Bewezenverklaring</u>

Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande:

dat hij de periode van 1 januari 2004 tot en met 15 mei 2007 op het eiland Curaçao, als Hoofdkommies, meermalen een gift heeft aangenomen, wetende dat zij hem gedaan werd ten einde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten en/of meermalen, een gift heeft aangenomen wetende dat zij hem gedaan werd tengevolge van of naar aanleiding van hetgeen door hem in strijd met zijn plicht, in zijn bediening was gedaan en/of nagelaten immers heeft hij, verdachte, meermalen, geld aangenomen van [I.D.], teneinde die [I.D.] (telkens) in staat te stellen goederen in te voeren in de Nederlandse Antillen, zonder dat die [I.D.] daarbij juiste invoeraangifte deed en zonder dat die [I.D.] de volledige rechten bij invoer betaalde, immers heeft hij, verdachte, (telkens) niet de vereiste controle bij invoer verricht en die [I.D.] met meer goederen doorgelaten dan op zijn invoeraangifte(n) stonden vermeld.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

<u>De bewijsmiddelen</u>

Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in geval van cassatie in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

<u>Bewijsoverweging</u>

[I.D.] heeft verklaard dat hij aan medeverdachte [medeverdachte] en aan verdachte regelmatig geld heeft gegeven om de afhandeling van door hem ingevoerde goederen soepeler te laten verlopen. Dat hij deze betalingen heeft gedaan, wordt bevestigd door de inkomsten- en uitgavenoverzichten die de vrouw van [I.D.] per gemaakte reis bijhield, waarin meermalen de namen van [medeverdachte] en verdachte met kostenbedragen zijn vermeld. Hoewel verdachte, anders dan [medeverdachte], ontkent ooit geld van [I.D.] te hebben aangenomen, acht het Hof die betalingen daarmee genoegzaam aangetoond. [I.D.] verklaart verder dat hij [medeverdachte] en verdachte betaalde omdat zij hem vroegen geld te lenen, maar dat zij hem nooit terugbetaalden en dat het “lenen” dus niets inhield. Gelet daarop is duidelijk dat het bij deze betalingen feitelijk om giften ging.

[I.D.] verklaart voorts dat hij aan deze douaneambtenaren betaalde, omdat zij anders langduriger en strenger gingen controleren en moeilijk konden gaan doen over goederen die niet op de invoeraangifte waren vermeld. Het Hof heeft geen aanleiding om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. Gelet daarop kan het niet anders dan dat verdachte ook wist dat [I.D.] hem geld gaf om te verzekeren dat hij hem ongemoeid liet. Dat de eindverantwoordelijkheid voor het doorlaten van passagiers en vrijgeven van goederen bij de teamleider [medeverdachte] lag, zoals verdachte benadrukt, neemt niet weg dat hij het in zijn macht had om gedegen controle achterwege te laten en daarmee mogelijk te maken dat [I.D.] goederen invoerde zonder een juiste invoeraangifte te doen en de volledige rechten te betalen. Het was in strijd met de plicht van verdachte om gedegen controle willens en wetens achterwege te laten bij iemand die daarvoor geld gaf.

<u>Kwalificatie en strafbaarheid van het feit</u>

Het bewezenverklaarde levert op:

als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat zij hem gedaan wordt ten einde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of ten gevolge van of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening is gedaan of nagelaten, meermalen gepleegd,

strafbaar gesteld bij artikel 379 aanhef en onder 1º en 2º van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.

Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

<u>De op te leggen straf of maatregel</u>

Bij de bepaling van de straf heeft het Hof gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ambtelijke omkoping. Hij heeft als douaneambtenaar in de rang van Hoofdkommies, werkzaam bij het team passagiersafhandeling op de luchthaven Hato, meermalen geld aangenomen van een zakenman die wekelijks goederen uit Amerika importeerde. Het ging om 100 à 200 gulden per keer. Door deze giften liet hij de afhandeling van de goederen soepeler verlopen en maakte hij het mogelijk dat de zakenman eerder over zijn goederen kon beschikken. Door het gebrek aan controle werd niet opgemerkt dat de omvang van de invoer door middel van valse facturen en onjuiste aangiftes bewust laag werd gehouden om minder invoerrechten te hoeven betalen.

Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat overheidsdienaren hun ambt naar behoren en zonder aanzien des persoons uitvoeren en zich in hun optreden niet laten leiden door eigen belang. Door zijn handelwijze is bevorderd dat iemand minder invoerrechten betaalde dan verplicht is, hetgeen ook een ongerechtvaardigd concurrentievoordeel oplevert. Hoezeer het Hof er ook van uitgaat dat verdachte zich bij eerdere werkzaamheden voor de douane (onder meer als lid van het Hato-team) verdienstelijk heeft gemaakt, in dit geval is duidelijk dat hij dat niet heeft gedaan. Hij heeft misbruik van zijn positie gemaakt, het vertrouwen dat in hem is gesteld geschonden en het aanzien van de douane bij het publiek geschaad. Daarop moet met strenge straffen worden gereageerd.

Strafoplegging dient er in dit geval toe aan verdachte, anderen die als ambtenaar enige vorm van overheidsmacht uitoefenen en het publiek duidelijk te maken dat dit soort handelen niet wordt getolereerd en dat daartegen krachtig wordt opgetreden.

In het voordeel van verdachte houdt het Hof rekening met het feit dat verdachte niet eerder wegens strafbare feiten met politie of justitie in aanraking is gekomen. Verder houdt het Hof er rekening mee dat deze procedure intussen geruime tijd heeft geduurd.

Gelet op het voorgaande acht het Hof een voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarde het verrichten van onbetaalde arbeid in het kader van dienstverlening, en de bijkomende straf van ontzetting van het recht tot het vervullen van ambten, op zijn plaats. De ontzetting wordt opgelegd omdat verdachte door het aannemen van het geld op die momenten er blijk van heeft gegeven de verantwoordelijkheid die bij het vervullen van ambten hoort niet te kunnen dragen. Voor zover deze straf als geheel zwaarder is dan in eerste aanleg opgelegd, merkt het Hof op dat met deze straf meer recht wordt gedaan aan de aard en ernst van de gepleegde feiten en de preventieve werking die met de strafoplegging is beoogd.

<u>De toepasselijke wettelijke voorschriften</u>

De op te leggen straffen zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17 b, 17c, 17d, 31, 32, 34, 59 en 394 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.

BESLISSING

Het Hof:

Vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats op Curaçao van 1 juli 2009 en doet opnieuw recht.

Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan.

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Kwalificeert het bewezen verklaarde als voren omschreven.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) MAANDEN.

Beveelt dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op drie (3) jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel zich gedurende die proeftijd zich op een andere wijze heeft misdragen, of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.

Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte, ter voorkoming van tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, volgens de voorschriften en de aanwijzingen - ook voor wat betreft de voortgang - te geven door of namens de Stichting Reclassering te Curaçao, gedurende 160 uren onbetaalde werkzaamheden in het kader van dienstverlening zal hebben verricht, welke werkzaamheden dienen te zijn aangevangen binnen twee maanden na het ingaan van de proeftijd en binnen zes maanden na die aanvang dienen te zijn voltooid.

Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.

Ontzet verdachte van het recht tot het bekleden van ambten voor de tijd van DRIE JAAR.

Dit vonnis is gewezen door mrs. Wattel, Lewin en De Haan, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, en ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao uitgesproken op 8 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

Mr. Lewin is wegens afwezigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature