U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Betreft bouwbedrijf dat hinder in Simpson Bay veroorzaakt. De vraag of hinder onrechtmatig is hangt af van de aard, de ernst en de duur en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteiten worden gediend en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van de schade te nemen. Verlies van karakter van woonwijk maakt het niet zonder meer onrechtmatig. De gestelde aantasting van het milieu is onvoldoende gemotiveerd, maar indien vast komt te staan dat ademhalingsproblemen ontstaan van dien omvang dat de door BBW veroorzaakte hinder als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd kan vordering tot schadevergoeding worden toegewezen. Het BBW heeft eerst de werkzaamheden gedoogd en inmiddels zijn er vergunningen. Deze gang is niet zonder meer onrechtmatig. In de vergunningsprocedure zit voor belanghebbende een administratieve rechtsgang. Civiele rechter zou te veel op stoel van het bestuur gaan zitten door bij voorbaat elke vergunning onrechtmatig te achten. Het Hof verwijst de zaak naar de rol van 12 dec.

Uitspraak



UITSPRAAK: 31 oktober 2008

ZAAKNR.: KG 46/98-H-300/07

HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE

NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA

Vonnis in de zaak van:

1. [naam eerst genoemde] en 188 anderen als genoemd in het inleidend verzoekschrift,

wonend op Sint Maarten,

2. de stichting

SIMPSON BAY HEALTH AND ENVIRONMENT PROTECTION FOUNDATION,

gevestigd op Sint Maarten,

voorheen eisers,

thans appellanten,

gemachtigde: mr. E.E.S. Moenir-Alam,

tegen

1. de openbare rechtspersoon

HET EILANDGEBIED SINT MAARTEN,

zetelend op Sint Maarten,

gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.

2. de naamloze vennootschap

BOUWBEDRIJF BOVENWINDEN N.V.,

gevestigd op Sint Maarten,

gemachtigde: mr. Maarten Le Poole,

voorheen gedaagden,

thans geïntimeerden.

Partijen worden hierna ook wel [betrokkenen als genoemd in inleidend verzoekschrift], de stichting, het Eilandgebied en BBW genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (verder: GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen eindvonnis van 27 februari 2007 en de daaraan voorafgaande vonnissen van 7 april 1998, 6 oktober 1998 en 14 november 2000. De inhoud van die vonnissen geldt als hier ingevoegd.

1.2 Appellanten zijn in hoger beroep gekomen van gemeld eindvonnis door indiening op 27 maart 2007 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij op 6 juli 2006 ingediende memorie van grieven hebben zij zestien grieven (de nummering verspringt van 15 naar 17) aangevoerd en toegelicht. Daarbij hebben zij tevens hun eis vermeerderd. Hun conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en hun (naar het Hof begrijpt: vermeerderde) vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van de procedure.

1.3 Het Eilandgebied en BBW hebben bij afzonderlijke memories van antwoord de grieven bestreden. Hun conclusies strekken ertoe dat het Hof het bestreden vonnis bevestigt, met veroordeling van appellanten in de kosten van het hoger beroep.

1.4 Appellanten hebben op de daartoe bepaalde dag pleitnotities overgelegd. Geïntimeerden hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Vonnis is nader bepaald op heden.

2. Ontvankelijkheid

Appellanten zijn tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen van het bestreden vonnis, zodat zij daarin kunnen worden ontvangen.

3. Grieven

Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4. Beoordeling

4.1 De grieven beogen het bestreden vonnis in volle omvang aan het oordeel van het Hof te onderwerpen en lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Volledigheidshalve overweegt het Hof nog dat het niet in zal gaan op de grief gericht tegen het feit dat het GEA de zaak, toen die voor pleidooi stond en appellanten niet verschenen, niet heeft aangehouden. In hoger beroep hebben appellanten immers alsnog de gelegenheid gehad hun standpunten nader toe te lichten.

4.2 Blijkens de akte tot wijziging van eis d.d. 19 maart 1998 en de vermeerdering van eis bij de memorie van grieven, vorderen appellanten – naar het Hof begrijpt en samengevat weergegeven –:

1. voor recht te verklaren dat de handelwijze van geïntimeerden, in het bijzonder de exploitatie door BBW van haar bedrijf te Simpson Bay, met name het bedrijven van allerlei activiteiten met cementstof, en het gedogen hiervan en/of het hieraan toestemming geven door het Eilandgebied onrechtmatig is;

2. geïntimeerden te veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

3. deskundigen te benoemen;

4. BBW en het Eilandgebied te veroordelen (onmiddellijk) maatregelen te treffen, waaronder die welke gestipuleerd zullen worden door deskundigen, tot herstel van het natuurlijk en maritiem milieu en de stranden van Simpson Bay;

5. BBW te gebieden de exploitatie van haar bedrijf te Simpson Bay onmiddellijk te staken;

6. het Eilandgebied te verbieden om aan BBW een (tijdelijke) vergunning op grond van de Hindervergunning te verlenen, of een vergunning te verlenen tot een Milieu Effect Rapport is opgesteld, of BBW te gebieden haar bedrijf te verhuizen;

7. BBW te verbieden haar huidige exploitatie op enigerlei wijze uit te oefenen na 15:00 uur en voor 08:00 uur en gedurende de weekeindes, feestdagen en schoolvakanties;

8. BBW te verbieden vaker dan een dag per maand een boot te lossen op de onderhavige lokatie;

9. BBW te gebieden slechts tussen 9:00 en 15:00 uur te lossen;

10. BBW te verbieden haar exploitatie op enige wijze uit te breiden;

11. BBW te gebieden de weg van Simpson Bay tot aan de Airport Road te asfalteren en in goede staat te onderhouden;

12. BBW te gebieden de silo’s en de cement bagging plant onmiddellijk te verwijderen en de lokatie in haar oude staat te herstellen, of BBW te gebieden haar cementplant binnen 1 week volledig overlast en hinder vrij te maken.

13. onder verbeurte van een dwangsom van NAF. 100.000,- per dag dat geïntimeerden in gebreke blijven aan enig verbod te voldoen.

4.3 Die vorderingen hebben appellanten gegrond op de stelling dat de exploitatie van BBW’s bedrijf te Simpson Bay onrechtmatige hinder oplevert doordat opwaaiend cement schade toebrengt aan de gezondheid van de bewoners van Simpson Bay en de exploitatie gepaard gaan met geluidsoverlast, hinder, stof- en cementverspreiding. Voorts zou schade worden toegebracht aan het natuurlijk en maritiem milieu en zou de unieke historische waarde van de woonwijk geweld worden aangedaan door de cementfabriek.

4.4 Het Hof stelt voorop dat de vraag of hinder onrechtmatig is afhangt van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteiten worden gediend en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te nemen (HR 15 februari 1991, NJ 1992, 639).

Het enkele feit dat een woonwijk haar unieke historische karakter (deels) verliest, het (maritiem) milieu wordt aangetast en de bewoners hinder ondervinden van de fabriek maakt de exploitatie daarvan dus nog niet onrechtmatig. Ook het toestaan door het Eilandgebied van hinder veroorzakende activiteiten is niet zonder meer onrechtmatig. Er zullen nu eenmaal keuzes gemaakt moeten worden ten aanzien van de uitvoering van industriële activiteiten, en op een klein eiland als Sint Maarten is niet goed denkbaar dat bedrijvigheid als de onderhavige, goed voor de economie van het eiland, kan geschieden op een plaats waar niemand daar (enige) overlast van ondervindt. Binnen zekere grenzen moet iedereen het nadeel dulden dat door een ander, door het gebruik van diens zaak, wordt veroorzaakt. Dat kan ook met zich brengen dat een bepaalde woonomgeving van karakter verandert. Anders dan appellanten kennelijk menen (zo blijkt uit hun vordering tot herstel in de oude toestand), hebben zij geen recht op een ongewijzigde instandhouding van hun woonomgeving.

Het milieu

4.5 Aan hun stelling dat de door de exploitatie veroorzaakte aantasting van het (maritiem) milieu onrechtmatig is, hebben appellanten niet meer ten grondslag gelegd dan dat opwaaiend cementstof desastreus is voor het (maritiem) milieu en dat het strand afkalft door constructies in zee. De schade van opwaaiend cement aan het (maritiem) milieu is niet nader onderbouwd, anders dan dat uit de overgelegde producties blijkt dat de stichting van mening is dat cement schadelijk is voor het zeeleven en het rif. Onvoldoende geconcretiseerd is echter op welke wijze en schaal het (maritiem) milieu te lijden heeft onder het van BBW afkomstige, opwaaiende cementstof. Daar komt nog bij dat appellanten op de zeer concrete stelling van geïntimeerden dat de ‘cement bagging’ fabriek (welke, naar uit de stellingen van partijen kan worden afgeleid, de grootste veroorzaker was van opwaaiend cementstof) in 1999 is gesloten, bij grieven onvoldoende ondubbelzinnig en gemotiveerd hebben gesteld dat die fabriek nog steeds operationeel is (bij grief 3 beklagen appellanten zich er over dat het GEA heeft genegeerd dat het niet alleen de cement bagging activiteiten waren die schade en hinder veroorzaken, echter al de activiteiten, ook de huidige). Ook ten aanzien van de stellingen dat het strand afkalft en het dorp zijn historische waarde verliest, geldt dat appellanten de aard en de ernst van die aantastingen onvoldoende hebben geconcretiseerd.

De conclusie is dat appellanten onvoldoende gemotiveerd hebben gesteld dat de aard, de ernst en de duur van de hinder voor het (maritiem) milieu en de historische waarde van het dorp, gelet op alle omstandigheden van het geval, zodanig is dat van onrechtmatige hinder sprake is.

4.6 Het Hof komt dan ook niet toe aan het geven van een bewijsopdracht terzake de gestelde milieuschade. Ook voor het benoemen van deskundigen ziet het Hof gelet op het voorgaande geen aanleiding. Zowel jegens BBW als jegens het Eilandgebied zullen de vorderingen ter zake van milieuschade worden afgewezen.

De gezondheid van de omwonenden

4.7 De stelling dat de exploitatie door BBW van haar bedrijf te Simpson Bay onrechtmatige hinder oplevert jegens de bewoners van Simpson Bay, hebben appellanten onderbouwd door te verwijzen naar een aantal medische verklaringen waaruit zou moeten blijken dat een aantal appellanten ademhalingsproblemen heeft ten gevolge van het verstuifde rauwe cement.

Geïntimeerden hebben ten verwere gewezen op de door BBW als productie bij pleidooi in eerste aanleg overgelegde samenvatting door het Nederlands Informatiecentrum Milieuvergunningen (Infomil) van een door de Europese Unie opgesteld document over de cementindustrie. Daarin wordt als conclusie getrokken dat cementstof niet als toxisch kan worden bestempeld en dat regulering van de emissies (slechts) wordt gedaan vanwege de hinderlijkheid van de (stuifgevoelige) stof. Gelet op deze gemotiveerde betwisting acht het Hof vooralsnog niet aannemelijk dat de ademhalingsproblemen van een aantal bewoners van Simpson Bay toegeschreven kunnen worden aan de exploitatie door BBW.

4.8 Ingeval zou komen vast te staan dat door de verstuiving van cementstof bij omwonenden ademhalingsproblemen van dien omvang worden of werden veroorzaakt dat de door BBW veroorzaakte hinder als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd, en (gelet op de omvang van die problemen) aannemelijk is dat daardoor schade wordt of is geleden, kan de vordering tot schadevergoeding worden toegewezen. Het Hof zal appellanten, als degenen op wie de bewijslast van de gestelde onrechtmatige veroorzaking van ademhalingsproblemen rust, in de gelegenheid stellen te laten weten of zij daarvan bewijs wensen te leveren. Volledigheidshalve overweegt het Hof nog dat het, mede gelet op voormelde informatie van Infomil, ook op dit punt geen aanleiding ziet een deskundige te benoemen. Het staat appellanten echter vrij om in het kader van de bewijslevering zelf een deskundigenbericht te doen opstellen en in het geding te brengen.

Geluidsoverlast en overige hinder door cementstof

4.9 Zoals onder 4.5 reeds is overwogen, gaat het Hof er op grond van de onvoldoende gemotiveerde betwisting door appellanten van uit dat de cement bagging fabriek in 1999 is gesloten. Ook de stelling dat de toegangsweg thans is geasfalteerd is door appellanten onvoldoende gemotiveerd betwist. Datzelfde geldt voor de stelling dat het terrein enkel nog gebruikt wordt voor de aanvoer en opslag van cementblokken en zand, waarbij geen geen cementstof vrijkomt.

Het dient er dus voor gehouden te worden dat de hinder thans aanzienlijk geringer is dan ten tijde van de aanvang van de procedure. Appellanten hebben bij memorie van grieven weliswaar gesteld dat de onrechtmatige toestand nooit heeft opgehouden te bestaan en dat de huidige bedrijfsvoering nog steeds hinder en overlast en schade oplevert aan het milieu, appellanten en de onderhavige woonstraat, doch daarmee stellen appellanten te weinig (concreets) over de huidige aard en ernst van de hinder om te kunnen concluderen dat, gelet op alle omstandigheden van het geval, thans nog sprake is van onrechtmatige hinder. Nu ook niet gesteld of anderszins aannemelijk geworden is dat eventuele onrechtmatige geluids- en/of stofoverlast in het verleden van dien aard was dat appellanten daardoor vergoedbare schade hebben geleden, is er ook geen aanleiding de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure voor vaststelling van in het verleden door geluidsoverlast en overige hinder door cementstof geleden schade.

Vergunning

4.10 In verband met de gevorderde gebods- en verbodsbepalingen overweegt het Hof dat het in beginsel aan het Eilandgebied is om door hetzij weigering, hetzij verlening en handhaving van een vergunning op grond van de Hinderverordening, de door BBW veroorzaakte hinder te beëindigen of te reguleren. Tegen een dergelijke vergunning staat voor belanghebbende een administratieve rechtsgang open. Het Hof maakt uit de processtukken op dat het Eilandgebied appellanten in casu als belanghebbenden heeft aangemerkt. Uit de stellingen van appellanten lijkt te kunnen worden opgemaakt dat thans een dergelijke vergunning is afgegeven. Het Hof wenst door partijen nader geïnformeerd te worden over de vraag of inderdaad een vergunning op grond van de Hinderverordening is afgegeven en, zo ja, naar de inhoud van de vergunningsvoorwaarden. Ook wil het Hof vernemen of appellanten gebruik hebben gemaakt van de administratieve rechtsgang die tegen die vergunningverlening openstond en waar die eventuele rechtsgang toe heeft geleid. Indien nog geen vergunning is afgegeven wenst het Hof te vernemen waarom dat nog niet is geschied. Voor alle duidelijkheid overweegt het Hof dat zijn hiervoor onder 4.4 tot 4.9 gegeven oordelen onverlet laten dat het Eilandgebied de vraag of een vergunning dient te worden verstrekt en zo ja, onder welke voorwaarden, zelf op grond van de daarvoor geldende maatstaven dient te beoordelen.

4.11 Ten aanzien van het gestelde onrechtmatig handelen door het Eilandgebied overweegt het Hof reeds nu dat het Eilandgebied gemotiveerd en onweersproken heeft uiteengezet (pagina 2 van de conclusie van antwoord) waarom niet verlangd kon worden dat het vóór 1997 (het jaar waarin BBW een vergunningaanvraag heeft ingediend) de Hinderverordening van 1964 implementeerde en uitvoerde. Voldoende gesteld en gebleken is dat het Eilandgebied in elk geval in het begin van de periode vanaf 1997 serieus werk heeft gemaakt van de procedure tot vergunningverlening. Daarbij hoorde ook het organiseren van inspraak van de zijde van de belanghebbenden. Voor de conclusie dat het enkele gedogen van exploitatie zonder vergunning reeds tot onrechtmatig overheidshandelen leidt is, gelet op het voorgaande, te weinig aangevoerd. Voor de stelling dat het onrechtmatig zou zijn enige (tijdelijke) vergunning te verlenen is te weinig aangedragen. In beginsel is het aan de overheid om aan de hand van de Hinderverordening te bezien of een vergunning verleend kan worden. Indien het Eilandgebied daartoe overgaat staat daartegen, als gezegd, een administratieve rechtsgang open (ook ingeval geen vergunning verleend wordt staat een administratieve rechtsgang tot handhaving open voor belanghebbenden). Door bij voorbaat elke vergunning van het Eilandgebied onrechtmatig te achten, zou de civiele rechter teveel op de stoel van het bestuur gaan zitten. Datzelfde geldt voor het opleggen van de diverse gevorderde gebods- en verbodsbepalingen. Voorshands ziet het Hof dan ook niet in op grond waarvan tot onrechtmatig overheidshandelen geconcludeerd zou kunnen worden.

4.12 In afwachting van de te nemen aktes houdt het Hof iedere verdere beslissing aan. Partijen zullen bij antwoordakte op elkaars aktes mogen reageren.

BESLISSING:

Het Hof:

verwijst de zaak naar de rol van 12 december 2008 voor akte houdende uitlatingen conform rov. 4.8, 4.10 en 4.12 aan de zijde van appellanten en voor akte houdende uitlatingen conform rov. 4.10 aan de zijde van geïntimeerden;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mrs. G.E.M. Polkamp, G.C.C. Lewin en L.J. de Kerpel-van de Poel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba en ter openbare terechtzitting van het Hof op Sint Maarten uitgesproken op 31 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature