Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verdachte wordt veroordeeld wegens medeplichtigheid aan het uitvoeren van ongeveer 670 kilo drugs via een container vanuit Curaçao naar Sint Maarten. Hof acht dat er vooral sprake is van ondersteunende handelingen. Hij heeft de container besteld, transportkosten naar SXM betaald, de container ter beschikking gesteld, deze laten verplaatsen, voor deklading gezorgd/geleverd. Hij had ook de materialen (zoals lood, bisonkit en verf) gekocht voor het maken van de dubbele wand. Hij krijgt 4 jaar GS, was in eerste aanleg 8 jaar toen was medeplegen bewezen verklaard.

Uitspraak



GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en

van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

S T R A F V O N N I S

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 10 juni 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 1960 te Colombia,

wonende te Curaçao,

thans alhier gedetineerd.

Procesgang en onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 21 november 2014, 20 februari 2015 en 22 mei 2015, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 12 november 2015 in Curaçao.

Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw, mr. M.C. Vaders, naar voren is gebracht.

De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren met aftrek van voorarrest.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de in eerste aanleg gevorderde en toegewezen wijzigingen, ten laste gelegd:…

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.

Vrijspraak

Het Hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Ter toelichting daarvan dient het volgende.

primair

Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Daartoe moet de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht zijn. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband worden gebracht, zoals in casu het geval is, rust op de rechter de taak om, indien hij toch tot een bewezenverklaring van medeplegen komt, in de bewijsvoering dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.

Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat verdachte een container heeft gehuurd voor transport van goederen naar Sint Maarten en deze container vanaf Caribbean Cargo Services op en neer heeft laten vervoeren naar Montana Rey om daar ook goederen in te (laten) laden. Voorts heeft verdachte diverse materialen gekocht, waaronder lood en lijm, en deze materialen verstrekt aan twee Venezolanen die ook goederen in de container van verdachte zouden voegen. Het voorgaande is onvoldoende om een nauwe en bewuste samenwerking te kunnen aannemen. De bijdrage die verdachte aan het delict zelf heeft geleverd is niet van zodanig significante aard dat kan worden gesproken van medeplegen.

Subsidiair

Van voorbereiding is geen sprake (meer) nu verdachte niet slechts voorwerpen voorhanden heeft gehad bestemd tot het begaan van het misdrijf, maar al is overgegaan tot het verrichten van uitvoerende handelingen ten behoeve van het te plegen delict.

Bewijsoverwegingen

Het Hof acht de verklaring van de verdachte dat hij niet bekend was met het feit dat er zich cocaïne in de container bevond ongeloofwaardig. De verdachte heeft volgens zijn eigen verklaring op 24 juli 2014 de container bij Caribbean Cargo Services (CCS) gehuurd voor transport van onder meer waterflessen en hondenvoer naar Sint Maarten. Hij heeft toegestaan dat twee Venezolanen ook goederen in de container zouden voegen. Vervolgens heeft hij in de twee daarop volgende dagen lood en lijm gekocht voor deze Venezolanen. De container is volgens de verklaring van de medewerker van CCS, [medewerker], op last van verdachte op en neer getransporteerd van CCS naar Montana Rey. De omstandigheden dat voor dit extra transport geen kosten in rekening zijn gebracht en dat de transportorder niet is getekend doen aan het voorgaande niet af. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat in het Caribisch gebied veel drugs worden gesmokkeld onder meer via vaartuigen en zeecontainers. Het had op de weg van verdachte gelegen om onder genoemde omstandigheden zicht te houden op wat de Venezolanen en/of anderen in of met de container hebben gedaan. Niet is gebleken dat verdachte aanwezig is geweest of betrokken is geweest bij wat er met de container in Montana Rey is gebeurd. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het Hof van oordeel dat de verdachte moet hebben geweten of op zijn minst welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er drugs in de container werden gestopt ter uitvoer naar Sint Maarten.

De ondersteunende handelingen die de verdachte heeft verricht leveren medeplichtigheid op aan de uitvoer van drugs.

Bewezenverklaring

Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder meer subsidiair is ten laste gelegd, met dien verstande:

dat een of meer anderen, op een of meer tijdstippen in de periode van 24 juli 2014 tot 29 juli 2014, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

al dan niet opzettelijk heeft/hebben uitgevoerd in de zin van artikel 1 lid 3 van de Opiumlandsverordening 1960

een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960

tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in de maand juli 2014 opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,

hebbende hij, verdachte, op een of meer tijdstippen in de maand juli 2014

 een container besteld bij Caribean Cargo Services en

 de transportkosten naar Sint Maarten voor deze container betaald en

 deze container ter beschikking gesteld van anderen of een ander (voor het transporteren van verdovende middelen) en

 voor een deklading gezorgd, althans een deklading geleverd en

 materiaal (onder meer lood, bisonkit) gekocht voor het verbouwen van die container, althans voor het maken van een dubbele wand in die container en/of dat materiaal met dat doel ter beschikking gesteld van anderen of een ander.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

De door het Hof als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar het einddossier onderzoek “Del Caribe” d.d. 11 november 2014.

1. Proces-verbaal van bevinding Douane Curaçao PIOD d.d. 29 juli 2014, p. 4 e.v., voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:

Op 29 juli 2014 vond een uitvoervisitatie van goederen / vracht met bestemming Sint Maarten plaats bij Caribbean Cargo Services N.V. te Curaçao. Bij de visitatie van de goederen in een container ten name van de afzender [afzender], van welk bedrijf de verdachte eigenaar is, rees na het vergelijken van de inhoud van de container qua waarde en uitzicht met de hiermee gemoeide vrachtkosten, het vermoeden dat sprake was van een abnormale transactie / zending. Bij fysieke controle van de goederen werd geconstateerd dat er gesjoemeld was met de constructie van de container. Uit ervaring ontstond het vermoeden dat sprake was van smokkel van een verboden goed. Vervolgens werd een gat geboord in de voorkant van de container. Bij het terugtrekken van de boor was daaraan een wit poeder gekleefd die een scherpe geur verspreidde. Vervolgens werd de vals aangebrachte wand van de container verwijderd. Na het tellen van het aantal pakketten bleken het 119 pakketten inhoudende verdovende middelen te zijn. Twee pakketten hadden als inhoud 4 pakjes, terwijl de rest elk vijf pakjes als inhoud had. In totaal waren er dus 593 pakjes. Bij een gehouden proef met een kleine hoeveelheid wit poeder uit één van de pakjes met behulp van de Scott Reagent Modified test, reageerde de geteste poeder als te zijn cocaïne.

2. Proces-verbaal van overname, weging, testen en opsturen van monster naar laboratorium van de in beslag genomen verdovende middelen op het terrein van Curaçao Port Authority (CPA) d.d. 29 juli 2014, p. 21 e.v., voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:

De 593 blokken inhoudende een hoeveelheid samengeperst witachtig poeder wegen gezamenlijk bruto 669.210 gram. Uit 10 blokken is een geringe hoeveelheid poeder getest met de Narcotest. Hierbij trad een positieve kleurreactie op, zodat aangenomen mag worden dat het vermoedelijk cocaïne bevat, een middel vermeld in de Opiumlandsverordening 1960. Vanuit de 10 blokken zijn monsters genomen, welke onder opschrift 79/2014 code II-B-1 tot en met II-B-10 zijn opgestuurd naar het Analytisch Diagnostisch Centrum.

3. Geschrift, te weten Rapport van Analytisch Diagnostisch Centrum d.d. 19 november 2014, los stuk, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:

Het materiaal met de opschriften no. 79 code II-B-1 t/m no. 79 code II-B-10 bevat cocaïne in de zin van de Opiumlandsverordening 1960.

4. Proces-verbaal van ambtshandeling Douane Curaçao PIOD d.d. 5 augustus 2014, p. 14 e.v., voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:

In de verborgen ruimte waren 119 pakketten inhoudende vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. Na verwijdering van de partij cocaïne uit de container is geconstateerd dat gebruik werd gemaakt van lood om de penetratie van de stralen van de containerscan te beperken.

5. Proces-verbaal van bevindingen “Lood” in de container met het nummer CMAU 599955-1 d.d. 5 augustus 2014 p. 40 e.v., voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:

Uit onderzoek is gebleken dat Kooyman Mega Store lood met groene strepen verkoopt, op 25 juli 2014 een klant een hoeveelheid lood van 22 FT heeft gekocht en hierbij de Funmileskaart met nummer [nr] heeft gebruikt en NAf 1.678,81 inclusief taxs heeft betaald en waarbij kenteken [nr] als “Ref” op de bon is vermeld. De Funmileskaart staat op naam van [verdachte]. Het kenteken [nr] staat op naam van [verdachte].

Onder de verdachte [ ] is een kassabon van Kooyman Santa Maria in beslag genomen, gedateerd 26 juli 2014. Uit een kopie van de bon blijkt dat onder andere Bison Polymax en TIE WIRE CALV (gegalvaniseerde bedrading) zijn gekocht. De verdachte [ ] is op de camerabeelden van de Kooyman te zien. De in de container aangetroffen verdovende middelen werden vastgehouden met gegalvaniseerde binddraden.

6. Proces-verbaal van huiszoeking en inbeslagname op het adres [adres] d.d. 4 augustus 2014, p. 163 e.v., met als bijlage een kassabon van Kooyman d.d. 25 juli 2014, p. 167, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:

De verdachte verklaarde op het adres [adres] woonachtig te zijn.

In een vuilnisbak onder een bureau in de kantoorruimte is een gescheurde aankoopbon van Kooyman d.d. 25 juli 2014 ad 1.678,81 aangetroffen.

7. Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 augustus 2014, p. 72 e.v., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medewerker CCS]:

Ik ben werkzaam bij Carribean Cargo Services N.V. Op 24 juli 2014 kwam een man aan de balie, die aan mij zijn identiteitsbewijs had overhandigd met zijn naam [verdachte]. Ik heb [verdachte] vaak gezien, aangezien ik eerder een lading voor hem naar Sint Maarten had verscheept met container en hij nog lading heeft liggen bij ons in het magazijn, ongeveer 17 paletten inhoudende drinkwaterflessen, hondenvoer en plastic cups. Ik zag dat [verdachte] al zijn papieren van de vorige zending naar Sint Maarten had meegenomen en deze aan mij had overhandigd. Hij wilde dat de rest van zijn lading dat wij in onze magazijn hebben liggen en een lading waar hij in een magazijn daar heeft liggen zal worden verscheept naar Sint Maarten. Met daar in een magazijn bedoelde [verdachte] zijn opslagplaats te Montana Rey. Verder had [verdchte] aan mij verzocht om de container naar Montana Rey te brengen om daar zijn lading eerst te laden. [verdachte] is bij de balie gebleven om zijn documenten van verschepen van de container te regelen en te betalen.

8. Proces-verbaal van bevinding Caribbean Cargo Services N.V. d.d. 31 juli 2014, p. 27 e.v., voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:

De container is op 25 juli 2014 naar een adres te Montana Rey getransporteerd om geladen te worden. De container is op 28 juli 2014 op dat adres opgehaald en weer naar Caribbean Cargo Services getransporteerd.

9. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2014, p. 60 e.v., voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:

Op 31 juli 2014 is een huiszoeking verricht op het Industriepark Montagne Abou,[adres] te Curaçao. Op deze locatie was de container door Caribbean Cargo Services op 25 juli 2014 afgezet. In één van de drums op het terrein zijn twee rode tuben Bison Polymax aangetroffen. Deze zijn gekocht bij Kooyman te Santa Maria op 26 juli 2014. Uit onderzoek naar de kassabon blijkt dat bij de betaling gebruik is gemaakt van de Funmileskaart op naam van [verdchte].

10. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 22 mei 2015 afgelegd, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:

Het klopt dat ik de container heb gehuurd en de kosten heb betaald. De container moest bij CCS worden geladen met de spullen die de vorige keer waren achtergebleven. De rest van de container zou worden opgevuld met spullen uit Venezuela. Ik zou glazen, waterflessen en hondenvoer vervoeren naar Sint Maarten. De Venezolanen zouden hun spullen erbij voegen. Ik heb lood bij Kooyman gekocht en mijn funmileskaart daarvoor gebruikt. Ik heb het verkocht aan die twee Venezolanen. Op 26 juli 2014 ben ik met twee helpers van de twee heren naar Kooyman gegaan en heb ik verschillende goederen, waaronder Bison Polymax, bij Kooyman afgerekend.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

medeplichtigheid tot opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder A van de Opiumlandsverordening 1960, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de ze Landsverordening.

Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

Oplegging van straf

Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte is medeplichtig geweest aan de uitvoer van een grote hoeveelheid cocaïne

Door aldus te handelen heeft verdachte aanzienlijk bijgedragen aan de instandhouding van de markt van verdovende middelen. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof waaraan gebruikers gemakkelijk verslaafd raken, met alle gevolgen voor de gebruikers en voor de maatschappij van dien, zoals het begaan van strafbare feiten die gepleegd worden om aan geld te komen voor de aanschaf van cocaïne.

Een dergelijk feit rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Ten voordele van verdachte weegt mee dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.

Op grond van het voorgaande en rekening houdend met de voor medeplichtigheid geldende strafkorting acht het Hof na te melden straf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:124, 1:125, 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:

vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 10 juni 2015 en doet opnieuw recht als volgt;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

verklaart bewezen dat de verdachte het onder het meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de 4 (vier) jaren;

bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;

Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Radder, E.A. Saleh en S. Verheijen, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 3 december 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature