U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Het Gerecht is van oordeel dat bij belanghebbende niet de overheersende bedoeling bestond om het perceel grond duurzaam in haar onderneming te gaan exploiteren. Derhalve kan het perceel grond niet aangemerkt worden als een bedrijfsmiddel. De met de verkoop van het perceel genoten winst kan om die reden niet aangewend worden voor het vormen van een vervangingsreserve.

Uitspraak



Uitspraak van 5 april 2017

BBZ nr. BON201300004, voorheen 61938 van 2013

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE

Enkelvoudige Belastingkamer

op het beroep in de zin van

hoofdstuk VIII, titel acht, afdeling drie van de Belastingwet BES van:

[ X ] B.V., gevestigd in Bonaire,

belanghebbende,

gericht tegen:

DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Bonaire,

de Inspecteur,

1 PROCESVERLOOP

1.1

Aan belanghebbende is met dagtekening 15 mei 2010 een naheffingsaanslag in de winstbelasting voor het jaar 2008 opgelegd naar een belastbare winst van Nafl. 387.606 en een verschuldigde winstbelasting van Nafl. 133.724.

1.2

Belanghebbende heeft hiertegen tijdig op 7 juli 2010 bezwaar aangetekend.

1.3

Met dagtekening van 1 februari 2013 heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar afgewezen.

1.4

Op 28 maart 2013 is belanghebbende in beroep gekomen tegen de uitspraak.

1.5

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

De zaak is behandeld op de zitting van 16 mei 2016 en daarna op de zitting van 7 november 2016, te Kralendijk. Namens de Inspecteur zijn verschenen op de zitting van 16 mei 2016, [ mr. B ] en [ drs. A ]. Namens belanghebbende is zonder bericht niemand verschenen. Op de zitting van 7 november 2016 zijn namens de Inspecteur verschenen, [ mr. B ] en [ drs. C ]. Hoewel op de juiste wijze uitgenodigd, is namens belanghebbende niemand verschenen. De Inspecteur heeft op beide zittingen een pleitnota overgelegd (als bijlage bij deze uitspraak gevoegd).

2 FEITEN

2.1

Op 21 augustus 2007 is belanghebbende notarieel opgericht. De aandeelhouders van belanghebbende in het onderhavige jaar zijn [ Y N.V.] en [ Z N.V ]. De heer [ D ] is directeur van belanghebbende.

2.2

Belanghebbende heeft op 16 augustus van het jaar 2007 een perceel woeste grond (grootte 102.978m²) van [ Q N.V. ] gekocht voor een bedrag van Nafl. 1.029.780. Het perceel grond is juridisch geleverd op 1 februari 2008. Het perceel grond was bestemd voor het project [ X ] Bonaire.

2.3

Aan de achterliggers van belanghebbende, [ M ] Private Foundation, Private Foundation [ N ] en de heer [ O ] zijn opties gegeven tot koop van de kavels op het verkavelingsplan [ X ] Bonaire. De opties zijn verleend voor (gezamenlijk) het totale aantal te realiseren kavels. In alle drie gevallen is de optieovereenkomst ingegaan op 16 augustus 2007 en had een looptijd van een jaar.

2.4

Belanghebbende heeft de opties afgekocht voor een totale afkoopsom van Nafl. 1.125.000. Op 13 december 2007 heeft belanghebbende het perceel grond aan [ P N.V.] verkocht voor Nafl. 2.703.172,50. De juridische levering heeft plaatsgevonden op 6 februari 2008.

2.5

In de door belanghebbende overgelegde notulen van de buitengewone aandeelhoudersvergadering van belanghebbende welke op 11 december 2007 is gehouden is – voor zover van belang – het volgende vermeld:

“ (…) Verkoop terrein [ X ]

GvH legt de recente gang van zaken uit met een koper die aanvankelijk in een groot aantal kavels was geïnteresseerd.(…) Voor de vennootschap is dit een goede deal om dat daarmee het risico van de projectontwikkeling wordt afgewenteld op de koper en er zonder forse investering in infrastructuur e.d. direct middelen worden gegenereerd voor het vervolgproject op [ Q ]. De vergadering vindt unaniem dat dit een doorslaggevend argument is voor deze transactie.

MK brengt in herinnering dat de achterliggers een optie hebben om de kavels te kopen tegen een prijs van NAF 60 per m². De vennootschap zal de verkoop van het terrein niet gestand kunnen doen zonder dat die optie van de tafel is. De vraag is wat de optie waard is. (…) De vergadering besluit vervolgens unaniem om de optie af te kopen, waarbij de intrinsieke waarde wordt vastgesteld op NAF 75-/-60= NAF 15 per m². Uitgaande van 74.000 verkoopbare m² bedraagt is de totale afkoopsom NAF 1.125.000.”

2.6

Belanghebbende heeft in haar aangifte winstbelasting ter zake van het verkoopresultaat een vervangingsreserve opgevoerd van Nafl. 474.554. De Inspecteur heeft de vervangingsreserve gecorrigeerd en de belastbare winst (na verrekening van verliezen (Nafl. 86.948) vastgesteld op Nafl. 387.606. De verschuldigde winstbelasting is vastgesteld op Nafl. 133.724.

3 GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1

In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende voor het bedrag van Nafl. 474.554 een vervangingsreserve mocht vormen.

3.2

Belanghebbende stelt dat het perceel grond anders dan de Inspecteur betoogt niet voor de verkoop bestemd was. Het plan van belanghebbende was namelijk om het terrein te gaan ontwikkelen en daarna te exploiteren. Volgens belanghebbende is het perceel grond wel een bedrijfsmiddel en kan de vervreemdingswinst worden gereserveerd nu belanghebbende het voornemen had om dit bedrijfsmiddel te vervangen. Het vervangingsvoornemen blijkt uit de ingediende aangifte/jaarrekening 2008. Ook is het vervangingsvoornemen omgezet in concrete rechtshandelingen om tot een vervangende investering over te gaan. Belanghebbende wijst op een optie-overeenkomst aangegaan op 1 augustus 2008 met betrekking tot een terrein van ca. 30 ha. De optie is in december 2012 deels uitgeoefend en ter zake daarvan is een koopovereenkomst aangegaan voor een terrein van 10 ha (10.000 m²).

3.3

De Inspecteur bestrijdt primair dat sprake is van een bedrijfsmiddel. Voorts is zij van mening dat niet aan de voorwaarden voor de vorming van de vervangingsreserve wordt voldaan.

3.4

Voor de overige standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Gerecht naar de gedingstukken.

4 BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1

Ingevolge artikel 6, derde lid van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 kan bij vervreemding van een bedrijfsmiddel onder voorwaarden voor de genoten winst een vervangingsreserve worden gevormd.

4.2

Belanghebbende wenst voor de ter zake van de verkoop van het perceel grond behaalde winst een vervangingsreserve te vormen. Nu de Inspecteur zulks bestrijdt dient belanghebbende feiten aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat het perceel grond als een bedrijfsmiddel is aan te merken.

4.3

Als bedrijfsmiddel kunnen in het algemeen worden beschouwd zaken die, in tegenstelling tot de zaken die voor de omzet zijn bestemd, behoren tot het vaste kapitaal en bestemd zijn om voor de uitoefening van het bedrijf te worden gebruikt. Belanghebbende heeft op 16 augustus van het jaar 2007 het perceel grond gekocht en op 13 december 2007 weer verkocht. Van belang is of het perceel grond bestemd was om voor de uitoefening van het bedrijf te worden gebruikt. Nu niet is gebleken dat het perceel grond op de een of andere wijze duurzaam is geëxploiteerd, dient te worden beoordeeld of belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat bij haar de overheersende bedoeling bestond om het perceel duurzaam in haar onderneming te exploiteren (zie arrest van 6 december 1995 van de Hoge Raad , nr. 30593, (ECLI:NL:HR:1995:AA3105). Niet in geschil is dat de winst ter zake van de verkoop van het perceel grond bij de levering hiervan in het jaar 2008 wordt gerealiseerd.

4.4

Het Gerecht acht belanghebbende niet in de op haar rustende bewijslast geslaagd. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat wel sprake is van een bedrijfsmiddel, volstaan met de blote stelling dat een ontwikkelingsplan is opgesteld, een projectvergunning is aangevraagd en ook een taxholidaybesluit. De Inspecteur betwist dat dit is gebeurd. Uit hetgeen is aangevoerd, kan naar het oordeel van het Gerecht niet worden afgeleid dat bij belanghebbende de overheersende bedoeling bestond om het perceel grond duurzaam in haar onderneming te gaan exploiteren. De korte tijdspanne tussen de koop van het perceel en de verkoop daarvan in samenhang met de verleende koopopties op het perceel grond te realiseren kavels duidt eerder erop dat voormeld perceel door belanghebbende was bedoeld voor de omzet. Het Gerecht is gelet op het voorgaande van oordeel dat het perceel grond niet als een bedrijfsmiddel van belanghebbende is aan te merken. Dat betekent dat belanghebbende de genoten winst niet kan aanwenden voor het vormen van een vervangingsreserve. Aan de behandeling van de andere stelling van belanghebbende komt het Gerecht niet toe.

4.5

Nu gesteld noch gebleken is dat de aanslag op andere gronden onjuist is, oordeelt het Gerecht dat de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld. Het vorenstaande leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.

5 BESLISSING

De rechter in dit gerecht:

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en werden uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, M.M.M. Faro MSc.

De griffier, De rechter,

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 8.116a, lid 1 Belastingwet BES).

Het hoger beroep kan worden ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 8.116 Belastingwet BES .


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature