Uitspraak
Uitspraak van 8 mei 2017
AUA201700277
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoeker],
wonend in Aruba,
VERZOEKER,
procederend in persoon,
gericht tegen:
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. van Wilgen (DIMAS).
1 PROCESVERLOOP
Bij beschikking van 24 januari 2017 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van [X] om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf om onder garantie van verzoeker, haar echtgenoot, in Aruba te verblijven.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 1 maart 2017 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 1 maart 2017 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting op 24 april 2017, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak op dit verzoek is bepaald op heden.
2 OVERWEGINGEN
2.1Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Volgens vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (onder meer de uitspraak van 13 oktober 2008, ECLI:NL:OGHNAA:2008:BG0845) is bij de beschikking om een vergunning tot tijdelijk verblijf te weigeren slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken. Nu verzoeker niet namens de desbetreffende vreemdeling, maar uit eigen naam tegen de beschikking tot weigering van een vergunning tot tijdelijk verblijf bezwaar heeft gemaakt, bij welke beschikking hij naar voorlopig oordeel geen belanghebbende is, dient het bezwaar naar voorlopig oordeel niet‑ontvankelijk te worden verklaard. Gelet hierop, bestaat geen grond tot het treffen van enige voorlopige voorziening.
2.3
Het verzoek zal worden afgewezen.
2.4
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3 BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.