U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Civiel. Kort geding. Voorschot schadevergoeding na verkeersongeval. Causaal verband.

Uitspraak



Vonnis van 23 september 2016

K.G. no. 2024 van 2016

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

Vonnis in kort geding tussen:

[eiser],

wonende te Aruba,

eiser,

gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara,

en

de naamloze vennootschap

NETHERLANDS ANTILLES AND ARUBA ASSURANCE COMPANY (N.A.A.) N.V.,

gevestigd en kantoor houdende te Aruba,

gedaagde,

gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift;

- de brief van mr Zara d.d. 8 september 2016 met producties;

- twee brieven van mr Crouch d.d. 8 september 2016 met producties;

- de ter openbare terechtzitting op 9 september 2016 overgelegde pleitnotities, die zijn voorgedragen.

Vonnis is bepaald op heden.

2 De feiten

Voor de beoordeling in dit kort geding wordt uitgegaan van de volgende feiten.

2.1

Op 23 december 2015 was eiser betrokken in een verkeersongeval, waarvoor een ander aansprakelijk was. Deze persoon was tegen aansprakelijkheid in het wegverkeer verzekerd bij gedaagde. Gedaagde heeft aan eiser in totaal Afl. 8.750,-- aan voorschot op de schadevergoeding uitgekeerd.

2.2

Op 15 mei 2016 is eiser andermaal in een aanrijding betrokken geweest.

2.3

Eiser werkt op commissiebasis als verkoper van timeshares. Hij is sinds 23 december 2015 deels arbeidsongeschikt geweest.

2.4

Partijen hebben elk medische informatie overgelegd. Eiser heeft overgelegd:

a. a) Een verklaring van huisarts [naam huisarts] d.d. 31 augustus 2016, waarin deze onder meer aangeeft dat eiser hem op 12 januari 2016 bezocht in verband met forse pijn en bewegingsbeperking aan de linkerschouder ten gevolge van een ongeval in december 2015.

b) Een “discharge summary” van fysiotherapeut [naam fysiotherapeut] (niet duidelijk is of deze dateert van 3 augustus 2016 of van 8 maart 2016), waarin deze onder meer verklaart dat eiser werd behandeld voor “frozen shoulder/capsulitis sundrome left shoulder/possible whiplash”.

c) Een verklaring van de neuroloog [naam neuroloog 1] d.d. 14 juli 2016 die onder meer verklaart dat eiser een geschiedenis heeft met een auto-ongeval met vermoedelijk whiplash letsel. Hij schrijft dat eiser sinds het ongeval van december 2015 aan aanhoudende nekpijn lijdt.

d) Een verklaring van de neuroloog [naam neuroloog 2] d.d. 10 augustus 2016 waarin deze aangeeft dat er sprake is van een mogelijke whiplash na een auto-ongeluk.

Gedaagde heeft onder andere overgelegd:

e) Een door haar ingewonnen advies van de verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] d.d. 22 augustus 2016, die de beschikking heeft over de voorgaande stukken en – kort samengevat - verklaart dat uit de stukken blijkt dat de klachten van eiser op 8 januari 2016 zijn ontstaan, waarvoor eiser op 12 januari 2016 de huisarts raadpleegt. Van nekklachten is dan nog geen sprake. De verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] ziet eiser op 2 maart 2016. Dan wordt niet over nekklachten gesproken en worden bij onderzoek geen afwijkingen aan de nek geconstateerd. Op 11 mei 2016 wordt bij de huisarts voor het eerst over nekklachten gesproken. Op 13 juli 2016 noemt de fysiotherapeut de nekklachten en wordt het woord whiplash voor het eerst genoemd. De verzekeringsarts concludeert dat er geen direct na het ongeval gedocumenteerde klachten aan schouder of nek zijn. Bij de diagnostiek zijn degeneratieve afwijkingen geconstateerd die niet wijzen op traumatische schade. De causale relatie tussen de schouderklachten en het ongeval is onwaarschijnlijk. De nekklachten worden pas in mei 2016 gedocumenteerd zodat een causale relatie met het ongeval van december 2015 onwaarschijnlijk is. Daarbij komt dat er op de beeldvormende diagnostiek degeneratieve afwijkingen aan de tussenwervelschijf en wervels zijn gevonden die als zodanig de klachten kunnen verklaren en niet van posttraumatische aard zijn. De slotconclusie luidt dat er geen causaal verband bestaat tussen de klachten en het ongeval van december 2015.

3 De standpunten van partijen

3.1

Eiser stelt dat hij nog altijd klachten ondervindt ten gevolge van het ongeval dat hem op 23 december 2015 is overkomen. De verzekerde van gedaagde is aansprakelijk voor de schade die daaruit voortvloeit en gedaagde behoort als aansprakelijkheidsverzekeraar deze te vergoeden. Het tot op heden uitgekeerde voorschot is onvoldoende om de schade te dekken. Door die klachten is eiser op dit moment volledig arbeidsongeschikt. Omdat hij op commissiebasis werkt, geniet hij nu geen inkomsten. Het ongeval van 15 mei 2016 is niet van betekenis. Dit betrof een zeer geringe aanrijding. Eiser is niet in staat zijn maandelijkse lasten te betalen en komt daardoor ernstig in de problemen.

3.2

Eiser voert aan dat de totale schade Afl. 88.014,87 bedraagt, waaronder een post van Afl. 50.000,-- aan immateriële schade, een post voor voorzienbare inkomensschade ad Afl. 28.627,87 en diverse posten voor huishoudelijke hulp, verlies zelfwerkzaamheid en expertisekosten. Eiser vordert veroordeling van gedaagde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een voorschot groot Afl. 35.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2015, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.

3.3

Gedaagde voert gemotiveerd verweer. Zij betwist – kort weergegeven – op basis van het advies van de verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] dat er sprake is van causaal verband tussen het ongeval van december 2015 en de thans gestelde klachten. Eiser is op 15 mei 2016 opnieuw betrokken geweest bij een ongeval. Bovendien zijn er bij eiser degeneratieve afwijkingen geconstateerd die bij zijn leeftijd passen en die de gestelde klachten kunnen verklaren.

3.4

Subsidiair voert gedaagde verweer tegen de omvang van de schade en hoogte van de vordering. Zij voert aan dat eiser in het licht van de zogeheten Smartengeldgids uitgaat van een te hoog bedrag aan immateriële schade. Gemiddeld wordt voor dit soort zaken niet meer dan Afl. 1.800,-- toegekend. De inkomensschade is door gedaagde, voor zover niet door de werkgever betaald, reeds vergoed. Bovendien is eiser niet voortdurend arbeidsongeschikt geweest. De arbeidsarts acht hem op dit moment geschikt om weer aan het werk te gaan.

4 De beoordeling

4.1

Het gerecht acht het door eiser gestelde spoedeisende belang gelet op de aard van de vordering aannemelijk. Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht en in beginsel zonder nadere bewijsvoering, geoordeeld kan worden dat de bodemrechter met grote mate van waarschijnlijkheid de vordering van eiser zal toewijzen. Bij een geldvordering dient daarbij tevens te worden meegewogen het restitutierisico dat de veroordeelde loopt.

4.2

In dit geding heeft gedaagde de voorhanden zijnde medische informatie doen toetsen door de niet bij de behandeling van eiser betrokken verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1], wiens advies samengevat is weergegeven in overweging 2.4, onderdeel e). Eiser heeft in zijn reactie hierop in wezen volstaan met verwijzing naar de stukken waarop [naam verzekeringsarts 1] zijn opinie geeft, maar weerspreekt diens overwegingen en conclusies niet inhoudelijk. Hij geeft aan dat dit advies minder betrouwbaar is nu [naam verzekeringsarts 1] niet met [eiser] heeft gesproken of deze heeft behandeld. De verwijzing van eiser naar de schadebegroting van 11 juli 2016 door [naam schade-expert], die door eiser als schade-expert is ingeschakeld en als niet-arts niet in staat moet worden geacht betrouwbare uitspraken te doen over medische causaliteit, kan niet als inhoudelijke weerlegging gelden van het medisch advies van [naam verzekeringsarts 1].

4.3

Anderzijds is vooralsnog wel voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser voor het ongeval van december 2015 geen langdurig ziekteverzuim heeft doorgemaakt, terwijl dat thans wel het geval is.

4.4

Gelet op een en ander zal de kort gedingrechter de uitspraak aanhouden om eiser in de gelegenheid te stellen zich te voorzien van een second opinion over het advies van [naam verzekeringsarts 1] van een niet-behandelend, niet eerder bij deze kwestie betrokken, naar Arubaanse (of eventueel Curaçaose) maatstaven erkende neuroloog, op basis van dezelfde stukken en gegevens waarover [naam verzekeringsarts 1] beschikte. Ingevolge artikel 6:96, tweede lid, onderdeel b, van het Burgerlijk Wetboek komen de hiermee gemoeide kosten voor rekening van gedaagde. Ook indien de neuroloog betaling op voorhand wenst, dient gedaagde dit te voldoen. Indien de neuroloog eiser wenst te zien, dient gedaagde ook diens reiskosten te vergoeden om hem daartoe in de gelegenheid te stellen. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij financieel zodanig aan de grond zit dat ook dergelijke kosten voor hem problematisch zijn. Indien gedaagde onverhoopt haar medewerking weigert, kan het gerecht daaraan in dit geding consequenties verbinden.

4.5

Eiser wordt verzocht het advies aan het gerecht te doen toekomen. Kort daarna zal het advies met partijen op zitting worden besproken. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5 De beslissing

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:

Stelt eiser in de gelegenheid om een second opinion over te leggen, bedoeld in rechtsoverweging 4.4;

Houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 23 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature