Uitspraak
24 maart 2017
Eerste Kamer
16/03703
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1 Het geding
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de 322110 / FA RK 05-4400 van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2006;
b. de beschikking in de zaak 822/06 van het gerechtshof Amsterdam van 28 september 2006;
c. de beschikking in de zaak R06/188HR van de Hoge Raad van 5 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3713;
d. de beschikking in de zaak 200.173.308/01 van het gerechtshof Den Haag van 20 april 2016.
De beschikking van het hof van 20 april 2016 is aan deze beschikking gehecht.
2 Het tweede geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof van 20 april 2016 heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de man heeft bij brief van 17 februari 2017 op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en A.H.T. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 24 maart 2017.