Uitspraak
3 maart 2017
Eerste Kamer
16/01766
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker] ,wonende in Curaçao,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen,
t e g e n
1. [de vader] ,wonende in Curaçao,
2. [verweerder 2] ,wonende in Curaçao,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] , de vader en [verweerder 2] .
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak EJ 69471/2013 van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 13 november 2014, 16 maart 2015 en 13 augustus 2015;
b. de beschikkingen in de zaak 69471-H333/15 van het gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 9 juni 2015 en 5 januari 2016.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof van 5 januari 2016 heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader en [verweerder 2] hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 26 januari 2017 op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 3 maart 2017.