E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:HR:2016:2714
Hoge Raad, 14/03717

Inhoudsindicatie:

Profijtontneming. Staat ontbreken van voorafgaand strafrechtelijk financieel onderzoek (sfo) in de weg aan oplegging betalingsverplichting? Art. 1.1 Sr en art. 36e.3 Sr. Tot 1 juli 2011 was – v.zv. i.c. van belang – slechts ontneming mogelijk o.g.v. art. 36e.3 (oud) Sr indien tegen betrokkene een sfo was ingesteld en indien, gelet op dat onderzoek, aannemelijk was geworden dat het feit waarvoor betrokkene was veroordeeld of andere strafbare feiten ertoe hadden geleid dat betrokkene w.v. had verkregen. De i.w.tr. van art. 36e.3 (nieuw) Sr, waarin het vereiste dat een sfo is ingesteld is vervallen, houdt derhalve een uitbreiding in van de toepasselijke regels van sanctierecht. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de misdrijven waarvoor betrokkene is veroordeeld, zijn begaan vóór 1 juli 2011 en dat niet is gebleken dat jegens betrokkene een sfo is ingesteld, heeft het Hof miskend dat het in art. 1.1 Sr vervatte legaliteitsbeginsel meebrengt dat art. 36e.3 (nieuw) Sr t.a.v. betrokkene buiten toepassing dient te blijven. Het middel klaagt daarover terecht. Dit behoeft evenwel niet tot cassatie te leiden. Zonder nadere toelichting, welke in de schriftuur niet is gegeven, valt niet in te zien welk rechtens te respecteren belang betrokkene – t.a.v. wie het Hof heeft geoordeeld dat hij 'door middel van het begaan van voormelde en soortgelijke feiten' w.v. tot een bedrag van € 97.211,18 heeft verkregen – is geschaad. Vóór 1 juli 2011 was o.g.v. art. 36e.2 (oud) Sr ook m.b.t. 'soortgelijke' feiten ontneming van w.v.v. mogelijk zonder dat daaraan voorafgaand een sfo was ingesteld. Samenhang met 14/03716.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie