Uitspraak
4 november 2016
Nr. 16/02735
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 april 2016, nrs. 15/00762 tot en met 15/00764, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 14/8321, AWB 14/8322 en AWB 14/8324) betreffende aan belanghebbende over het jaar 2008 opgelegde navorderingaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie , geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2016.