1. Wijzen van arrest mede n.a.v. het onderzoek ttz. in e.a., art. 422.2 Sv. 2. Belediging van een politieambtenaar, art. 266 jo. 267 Sr. Ad 1. Het Hof heeft vastgesteld dat het p-v van de tz. in e.a. ontbreekt. Het moet er daarom voor worden gehouden dat het Hof , anders dan art. 422.2 Sv voorschrijft, niet heeft beraadslaagd n.a.v. het onderzoek op de tz. in e.a., zoals het volgens het p-v van die tz. heeft plaatsgehad. Niet naleving van dit voorschrift is in de wet niet uitdrukkelijk met nietigheid bedreigd en zodanige nietigheid vloeit evenmin voort uit de aard van dat voorschrift. Niet naleving leidt eerst dan tot nietigheid indien verdachte door het verzuim in enig belang is geschaad (vgl. ECLI:NL:HR:2006:AY9214). I.c. blijkt niet dat verdachte door het verzuim in enig belang is geschaad. Ad 2. De HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2009:BI5623. Het Hof is ervan uitgegaan dat ‘kaolo’ ‘klootzak’ betekent. ’s Hofs oordeel dat dit een uitlating is die beledigend is en “i.c. (ook) niet anders dan beledigend kan zijn bedoeld” getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is voorts niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.