U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Strafverzwarende omstandigheid. Art. 43a Sr. HR verwijst naar ECLI:NL:HR:2002:AD6981. In art. 43a Sr is bepaald dat de op een misdrijf gestelde vrijheidsstraf kan worden verhoogd indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen 5 jrn. zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf. Art. 43a Sr kan dus niet worden toegepast na een vroegere veroordeling tot een andere straf dan gevangenisstraf, zoals jeugddetentie. Voorts kan de in art. 43a Sr voorziene grond voor strafverzwaring bij de strafoplegging slechts in aanmerking worden genomen inzien zij – zondig alsnog op de voet van art. 312 Sv – aan verdachte is tlgd. en d.m.v. wettige bewijsmiddelen is bewezen. I.c. kan de bewezenverklaring voor zover inhoudende dat “tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan” niet worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



21 april 2015

Strafkamer

nr. 14/00675

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 21 november 2013, nummer 23/003492-12, in de strafzaak tegen:

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.

1 Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het betreft de beslissingen over feit A1 en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2 Beoordeling van het eerste middel

2.1.

Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring wat betreft - kort gezegd - de tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid van art. 43a Sr.

2.2.1.

Ten laste van de verdachte is in de zaak met parketnummer 13/660349-12 onder 1 bewezenverklaard dat hij:

"op 13 april 2012 te Amsterdam, toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en vast hadden teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten Cellencomplex Noord West, Meer en Vaart 284, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig

- zich met kracht los te trekken en te rukken of te trekken en

- het dienstoverhemd van [verbalisant 2] vast te pakken en aan het dienstoverhemd van [verbalisant 2] te trekken, ten gevolge waarvan de opsporingsambtenaar [verbalisant 2] van de trap is gevallen en enig lichamelijk letsel, een gekneusde pols, bekwam, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan."

2.2.2.

Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

"1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2013. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:

Op 13 april 2012 werd ik door de politie aangehouden in een portiek van de [a-straat] 28 te Amsterdam. Ik heb geprobeerd om los te komen om weg te rennen. Eén van de politieagenten pakte mij vast en wij zijn samen van de trap gevallen. Ik heb gezegd: kankerneger.

2. Een proces-verbaal met nummer PL134H 2012099364-4 van 13 april 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's 1-3 van proces-verbaal 2012099364).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisant/verbalisanten (of één van hen):

Op 13 april 2012 bevonden wij ons, in uniform gekleed en met assistentiedienst belast, te Amsterdam. Wij kregen de melding naar de [a-straat] 28 te gaan, alwaar een bewoonster een persoon had aangetroffen die op de vierde etage in het portiek lag te slapen. Ter plaatse aangekomen zagen wij op de vierde etage een matras met een deken liggen. Onder deze deken zagen wij een man liggen. Wij hebben de man aangesproken en kenbaar gemaakt dat wij van de politie zijn. Ik, [verbalisant 2], heb het legitimatiebewijs van de man gevorderd. Wij hoorden de man verklaren dat hij deze niet bij zich had.

Ik, [verbalisant 2], heb een identiteitsfouillering uitgevoerd op de man en hem gevraagd of hij scherpe voorwerpen bij zich droeg. Wij zagen dat de man de gehele tijd zijn handen weer in zijn zakken wilde doen. Hierop hebben wij gezegd dat de man zijn handen zichtbaar moest houden voor ons. Wij zagen dat de man hier niet aan voldeed. In een jaszak van de man trof ik (het hof begrijpt: [verbalisant 2]) een identiteitskaart aan. Ik, [verbalisant 2], zag dat de foto op de identiteitskaart niet overeenkwam met de persoon die voor mij stond.

Wij hebben de man aangehouden ter zake van het niet tonen van een legitimatiebewijs na vordering. Wij hebben de man bij zijn armen vastgepakt teneinde hem de transportboeien aan te leggen. Wij zagen en voelden dat de verdachte zich hierop met veel kracht lostrok. Wij zagen dat de verdachte zijn beide armen krachtig naar beneden trok en vervolgens wegrende.

Ik, [verbalisant 2], heb de verdachte vastgepakt bij het keerpunt van de trap tussen de derde en de vierde verdieping. Bij het vastpakken van de verdachte zag en voelde ik dat hij zich met veel kracht los probeerde te trekken en hoorde ik dat hij meermalen schreeuwde dat ik hem los moest laten.

Vervolgens zagen wij dat de verdachte met beide armen het dienstoverhemd van [verbalisant 2] vastpakte en vervolgens [verbalisant 2] naar beneden de trap af trok. Hierop pakte ik, [verbalisant 2], de verdachte vast en viel ik samen met hem vanaf het keerpunt naar beneden, waarbij ik samen met de verdachte op de derde verdieping belandde. Onder aan de trap hebben wij met hulp van toegesnelde collega's de verdachte kunnen boeien.

Tijdens het onder controle houden van de verdachte hoorde wij, verbalisanten, de verdachte in onze richting roepen: ik neuk je, ik maak je dood, ik maak je af kankerneger.

Ik, [verbalisant 2], heb mij laten behandelen in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis te Amsterdam.

3. Een proces-verbaal met nummer PL134IT 2012099364-2 van 13 april 2012, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina's 16-17 van proces-verbaal 2012099364).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van verbalisanten:

Op 13 april 2012 hielden wij op de locatie [a-straat] 28 te Amsterdam [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993, aan op heterdaad ter zake van artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht. [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden hoofdagent van politie Amsterdam-Amstelland, brachten de verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over naar Cellencomplex Noord West, Meer en Vaart 284.

4. Een geschrift, zijnde een brief van T.L. Nosewicz, verbonden aan de Vakgroep Heelkunde van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis te Amsterdam, van 13 april 2012, gericht aan M. Pen, huisarts te Purmerend (doorgenummerde pagina's 11-12 van proces-verbaal 2012099364), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Betreft: [verbalisant 2].

Uw bovengenoemde patiënt bezocht heden de afdeling Spoedeisende Hulp van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis.

Diagnose: contusie pols links."

2.2.3.

Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als "wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan" en heeft de verdachte ter zake van onder meer dit feit veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden.

2.3.

Art. 43a Sr luidt:

"De op een misdrijf gestelde tijdelijke gevangenisstraf of hechtenis kan, onverminderd artikel 10, met een derde worden verhoogd indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan. De termijn van vijf jaren wordt verlengd met de tijd waarin de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen."

2.4.

In art. 43a Sr is bepaald dat - voor zover hier van belang - de op een misdrijf gestelde vrijheidsstraf kan worden verhoogd indien tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling tot gevangenisstraf. Art. 43a Sr kan dus niet worden toegepast na een vroegere veroordeling tot een andere straf dan gevangenisstraf, zoals jeugddetentie. Voorts kan de in art. 43a Sr voorziene grond voor strafverzwaring bij de strafoplegging slechts in aanmerking worden genomen indien zij - zonodig alsnog op de voet van art. 312 Sv - aan de verdachte is tenlastegelegd en door middel van wettige bewijsmiddelen is bewezen (vgl. HR 5 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD6981, NJ 2003/126, rov. 4.13).

2.5.

Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat "tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan", niet kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

2.6.

Het middel is terecht voorgesteld.

3 Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het derde middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

5 Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in de zaak met parketnummer 13/660349-12 onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, de beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2] daaronder begrepen;

wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;

verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature