E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:HR:2015:1093
Hoge Raad, 14/00663

Inhoudsindicatie:

OM-cassatie. Ontvankelijkheid OM in de vervolging. Art. 31.1 Vluchtelingenverdrag. Met juistheid heeft het Hof onder aanhaling van de ter zake geldende rechtspraak van de HR (ECLI:NL:HR:2012:BW9266 en ECLI:NL:HR:2013:BY4310) geoordeeld dat een vreemdeling niet behoort te worden vervolgd wegens het onmiskenbaar i.h.k.v. zijn vlucht in het bezit hebben of aangewend hebben van vervalste documenten zolang, kort gezegd, op de door de vreemdeling gedane eerste asielaanvraag “in Nederland” nog niet onherroepelijk is beslist. ’s Hofs oordeel dat i.c. het OM om die reden in zijn vervolging n-o moet worden verklaard, is ook niet onbegrijpelijk, gelet op het door het Hof vastgestelde feit dat “in Nederland” nog niet onherroepelijk op de “aldaar” gedane eerste asielaanvraag van verdachte is beslist. V.zv. het eerste middel daarover klaagt, is het tevergeefs voorgesteld.

V.zv. het tweede middel de klacht bevat dat het Hof ten onrechte heeft nagelaten te onderzoeken of verdachte de vervalste documenten onmiskenbaar heeft aangewend i.h.k.v. zijn vlucht, is het eveneens tevergeefs voorgesteld. In een geval als i.c., waarin geen sprake is van een onherroepelijke afwijzing van de eerste door verdachte gedane asielaanvraag, bestaat bij een strafvervolging t.z.v. het in art. 231 Sr strafbaar gestelde misdrijf geen ruimte om te onderzoeken of aan de (overige) voorwaarden van art. 31 Vluchtelingenverdrag is voldaan. Voor het overige: art. 81.1 RO.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie