E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:HR:2013:BZ1404
LJN BZ1404, Hoge Raad, 11/05185

Inhoudsindicatie:

OM-cassatie. Artt. 1.2, 38d en 38e Sr. ’s Hofs oordeel dat art. 38e (nieuw) Sr van toepassing is op de aan verdachte op te leggen TBS is juist. O.g.v. art. 38d.1 Sr geldt de - door de opleggingsrechter op te leggen - TBS voor de tijd van 2 jr, te rekenen van de dag waarop de rechterlijke uitspraak waarbij zij is opgelegd onherroepelijk is geworden. Art. 38e Sr betreft de maximale duur van de - op vordering van het OM door de verlengingsrechter te bepalen - verlenging van de tenuitvoerlegging van de TBS. De invoering van art. 38e (nieuw) Sr kan niet worden aangemerkt als een wijziging van wetgeving t.a.v. de strafbaarstelling en brengt dus geen verandering in de regels van het sanctierecht. Ook overigens is art. 1.2 Sr n.v.t. aangezien deze bepaling zich beperkt tot lopende vervolgingen (vgl. HR LJN BP6878). Van zodanige lopende vervolgingen is i.g.v. verlenging van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijk opgelegde TBS geen sprake. Anders dan het Hof van oordeel was, is dus niet van belang of de nieuwe regeling van art. 38e Sr gunstiger is voor verdachte of niet. Het middel, dat tot uitgangspunt neemt dat art. 38e (nieuw) Sr van toepassing is, richt klachten tegen ’s Hofs oordeel dat een TBS met voorwaarden, waarvan de maximale duur 9 jr is, voor verdachte gunstiger is dan een TBS met dwangverpleging kan reeds bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie