Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

1. Openlijk ex art. 141.1 Sr. 2. Art. 359.2 Sv. Ad 1. Van “openlijk” geweld ex art. 141.1 Sr is sprake bij geweld dat zich door onverholen, niet-heimelijk bedreven daden heeft geopenbaard, zodat daardoor de openbare orde is aangerand, zonder dat evenwel is vereist dat ten tijde en ter plaatse van het plegen van het geweld publiek aanwezig was (HR NJ 1979, 618). Ad 2. In de bewezenverklaring ligt ’s hofs oordeel besloten dat openlijk geweld is gepleegd. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting gelet op de omstandigheid dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de geweldpleging plaatsvond in het voor het publiek toegankelijk gedeelte van een café. Mede in aanmerking genomen dat in het recht geen steun is te vinden voor de aan het middel en het verweer ten grondslag liggende opvatting dat van openlijke geweldpleging ex art. 141.1 Sr geen sprake kan zijn op de grond dat er feitelijk “geen vrije toegang en geen zicht op wat er binnen gebeurde” bestond, behoefde 's hofs oordeel geen nadere motivering, ook niet in het licht van art. 359.2 Sv (HR LJN AU9130).

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



13 juni 2006

Strafkamer

nr. 01554/05

SG/IV

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

Op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 15 februari 2005, nummer 21/001635-04, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in Penitentiaire Inrichting "Nieuw Vossenveld" te Vught.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Zwolle-Lelystad van 27 februari 2004 - de verdachte ter zake van "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen" veroordeeld tot vijf weken gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en aan de verdachte een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het arrest vermeld.

2. Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het eerste middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beoordeling van het tweede middel

4.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd heeft geoordeeld dat te dezen sprake is van "openlijke" geweldpleging.

4.2. Overeenkomstig de inleidende dagvaarding is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

"hij op 25 januari 2003 te gemeente Kampen met anderen, op een voor publiek toegankelijke plaats en ruimte van Café [A] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] en het interieur van Café [A], welk geweld bestond uit het gooien van barkrukken en asbakken en flessen en stoelen door het café en in de richting van die [slachtoffer]."

4.3.1. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen

a. de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, voorzover inhoudende:

"Ik ben op 25 januari 2003 in café [A] in Kampen geweest met mijn broer [betrokkene 1] en nog twee andere jongens. De cafébaas zei dat ik niet naar binnen mocht. Ik ben toen wel een klein stukje naar binnen geweest. De twee andere jongens sloegen asbakken kapot. Ik stond daar bij en had gewoon mijn handen in mijn broekzakken."

b. de tegenover de politie afgelegde verklaring van [slachtoffer], voorzover inhoudende:

"Op 25 januari 2003 stond ik als uitbater in mijn café genaamd [A] in Kampen. Toen ik naar buiten keek zag ik de mij bekende [verdachte] aan komen lopen. De laatste maanden kwam [verdachte] vaak in gezelschap van zijn broer [betrokkene 1]. De laatste paar keer werd [verdachte] behoorlijk vervelend. Ik besloot toen hem de volgende keer te weigeren. Ik sprak [verdachte] op 25 januari 2003 bij de toegangsdeur aan. Ik zei tegen hem dat hij niet meer welkom was. Vervolgens kwam ook [betrokkene 1] in gezelschap van twee jonge jongens eraan. Ik gaf aan [betrokkene 1] direct te kennen dat ook hij niet meer welkom was in mijn zaak. [Betrokkene 1] drukte mij direct aan de kant en stapte het café binnen. [Verdachte] en één van de jonge jongens volgden zijn voorbeeld. De laatste van het gezelschap is de gehele tijd in de deuropening blijven staan. [Betrokkene 1] pakte een asbak en sloeg die aan gruzelementen midden op de bar. Ik gaf aan [betrokkene 1] aan dat wanneer men niet op een normale manier de zaak zou verlaten, ik de politie zou bellen. [Betrokkene 1] antwoordde mij dat wanneer ik de politie zou bellen hij mij dood zou schieten. De jonge jongen die ook in de zaak stond, sloeg hierop een barlamp stuk. Vervolgens liet de jongen een aantal nondrips van diverse flessen leeglopen. Vervolgens zette dezelfde persoon de bierkranen open. Op datzelfde moment pakte [betrokkene 1] een barkruk en stoelen en begon deze van zich af te gooien. Naast [betrokkene 1] gooide de jonge jongen die ook in de zaak stond op een gegeven moment ook een barkruk weg. Deze barkruk werd door hem in de richting van de nooddeur gegooid. Ik liep even de keuken in. Toen ik weer het horecagedeelte binnenkwam, zag ik dat [betrokkene 1] met een fles in zijn hand stond. Ik zag dat [betrokkene 1] deze fles in mijn richting gooide.

Vervolgens gooide [betrokkene 1] nog een asbak in mijn richting. Tijdens dit hele gebeuren bleef één van de jonge jongens in de deuropening staan. [Verdachte] stond continu mij in de gaten te houden. Steeds hield hij zijn handen in zijn zak. Ik zag dat hij met zijn rechterhand steeds vanuit de zak een gebaar maakte in mijn richting. Dit gebaar leek op het dreigen met een vuurwapen. Ik kon niet zien of hij daadwerkelijk een wapen in zijn zak had. Het gebaar kwam wel dreigend op mij over."

c. de tegenover de politie afgelegde verklaring van [getuige 1], voorzover inhoudende:

"Op 25 januari 2004 was ik als bezoeker in café [A] in Kampen. Omstreeks 15.30 uur zag ik een persoon langs het raam lopen die naar de ingang van het café liep. Ik ken deze persoon als iemand die vaker bij [slachtoffer] in het café kwam. Ik geloof dat hij [verdachte] heet. Ik zag dat [slachtoffer] de man aansprak en ik hoorde dat hij de man duidelijk vertelde dat hij er niet in mocht.

Op een gegeven moment kwamen er drie personen aanlopen, die naar later bleek, ook bij deze [verdachte] hoorden. Toen deze personen bij de toegangsdeur kwamen, drong men zich langzaam aan het café in. Op een gegeven moment stonden drie van de vier personen in het café. Toen begon één van de personen, naar ik later hoorde ene [betrokkene 1] [slachtoffer] te bedreigen. Hij zei tegen [slachtoffer] dat wanneer hij hem op zijn scooter zou zien rijden, hij hem wel een kogel door de kop zou schieten. Toen ik dit hoorde zei ik tegen de personen: "Doe even normaal". Waarna [verdachte] zijn hand in zijn jaszak deed en tegen mij zei: "Zal ik jou ook steken". Hierbij maakte hij met zijn hand, welke in de jaszak zat, een gebaar als of hij een steekwapen in zijn zak had. De derde persoon welke in de zaak stond gooide toen een stoel omver. Vervolgens sloeg deze persoon een asbak kapot op de bar. Ook gooide deze persoon nog een kruk omver. Hierbij viel een bloempot omver die kapot ging. De kruk werd in de richting van de nooddeur gegooid. Toen deze persoon met de kruk stond te zwaaien sloeg hij hiermee ook nog een lamp van de bar kapot. Daarna zette deze persoon de drie tapkranen open. Op dat moment begon de persoon die [betrokkene 1] genoemd wordt ook met dingen te gooien. Ik zag dat [slachtoffer] naar de keuken liep, [slachtoffer] kreeg op dat moment allerlei voorwerpen achter zich aan gegooid. Ik zag dat men gooide met glazen asbakken, bierflesjes en ander glaswerk. [Slachtoffer] wilde de keuken uitkomen maar deed gelijk de deur weer dicht omdat er nog meer voorwerpen gegooid werden. Ik zag dat de vierde persoon van dit gezelschap tijdens de hele actie in de deuropening bleef staan."

4.3.2. Het Hof heeft in een nadere bewijsoverweging het volgende overwogen:

"Verdachte heeft op geen enkele wijze getracht de medeverdachten, met wie hij die dag optrok, van gewelddadigheden af te houden of zich zelfs maar van de gewelddadigheden te distantiëren terwijl hij er met zijn neus bovenop stond. Uit de bewijsmiddelen zijn weliswaar geen aanwijzingen naar voren gekomen dat verdachte geweld heeft gepleegd tegen de uitbater van het café en het interieur van dat café. Verdachte heeft echter door het café tegen de wil van de uitbater binnen te gaan, gedurende het plegen van het geweld door de anderen te blijven staan, de uitbater in de gaten te houden en met zijn rechterhand dreigende gebaren in de richting van de uitbater te maken een voldoende wezenlijke bijdrage aan de openlijke geweldpleging geleverd om hem te kunnen aanmerken als deelnemer daarin."

4.4. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota heeft de raadsman aldaar - voorzover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende aangevoerd:

"Verder wordt betwist dat het gebeurde "openlijk" in de zin van art. 141 Sr heeft plaatsgevonden:

-er was sprake van een besloten ruimte;

-de caféhouder kon de toegang ontzeggen (dat was nota bene de aanleiding voor het conflict);

-op het moment van het gebeuren was het lokaal niet vrij toegankelijk, want vlgs. getuigen bleef één jongen in de deuropening staan en blokkeerde aldus de toegang;

-niet gesteld of gebleken is dat het gebeurde van buiten kon worden waargenomen; dat is niet bewezen; integendeel: er hingen vlgs. cliënt meer dan manshoge dichte vitrages voor de ramen, waar men niet doorheen kon kijken en er was een ondoorzichtige deur; daarbij was de verlichting niet fel.

Al met al dus geen vrije toegang en geen zicht op wat er binnen gebeurde.

Daaraan doet niet af dat er 1 of 2 andere bezoekers waren, waarvan getuige [getuige 1] er 1 was."

4.5. De tenlastelegging is toegesneden op art. 141, eerste lid, Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging en de bewezenverklaring voorkomende term "openlijk" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in dat artikel. Daarvan is sprake bij geweld dat zich door onverholen, niet-heimelijk bedreven daden heeft geopenbaard, zodat daardoor de openbare orde is aangerand, zonder dat evenwel is vereist dat ten tijde en ter plaatse van het plegen van het geweld publiek aanwezig was (vgl. HR 26 juni 1979, NJ 1979, 618).

4.6. Weliswaar heeft het Hof niet uitdrukkelijk op het hiervoor onder 4.4. weergegeven verweer beslist, doch in de bewezenverklaring ligt het oordeel van het Hof besloten dat openlijk geweld is gepleegd. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting gelet op de omstandigheid dat uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de geweldpleging plaatsvond in het voor het publiek toegankelijk gedeelte van een café. Mede in aanmerking genomen dat in het recht geen steun is te vinden voor de aan het middel en het verweer ten grondslag liggende opvatting dat van openlijke geweldpleging in de zin van art. 141, eerste lid, Sr geen sprake kon zijn op de grond dat er feitelijk "geen vrije toegang en geen zicht op wat er binnen gebeurde" bestond, behoefde 's Hofs oordeel geen nadere motivering, ook niet in het licht van het voorschrift van art. 359, tweede lid, Sv (vgl. het in HR 11 april 2006, LJN AU9130 onder 3.8.2 sub (i) vermelde geval).

4.7. Het middel faalt derhalve.

5. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

6. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 13 juni 2006.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature